blog | werkgroep caraïbische letteren

Coronie van bloei- naar slaapperiode

door Charles Chang

De kleuren van zijn topi [hoofddeksel – red.] waren fel rood, groen en geel. Maar nog altijd met zijn stok in zijn hand vertelde Sombra (72) over zijn geboortedistrict Coronie op de laatstgehouden Schrijversavond van S’77 in Tori Oso in Paramaribo. Sombra staat meer bekend als dichter en voordrachtkunstenaar, maar is ook een goede verteller. Hij begon bij het begin.

1801: Coronie werd door een resolutie het zevende district van Suriname. De eerste die zich vestigde, was de Schotse planter Cameron op plantage Burnside (1808). De slaven kwamen niet vanuit Paramaribo, maar via Barbados naar de kust van Coronie. Toen heette Coronie nog Upper-Nickerie. Het district is later vernoemd naar de Coronakreek, een kreek die van Totness naar de Coppenamerivier stroomde.

De Coronakreek bestaat niet meer, maar wel de Coroniaanse hoofdstad die de enige plaats van het district als eigendom van de overheid is gebleven. De rest behoort toe aan de nazaten van ex-slaven. Coronie bestond uit katoenplantages en bloeide nog tot midden van de vorige eeuw. Vele grote namen in de Surinaamse samenleving komen oorspronkelijk uit het district dat bekend staat als ‘land van melk en honing’. “Coronie had de grootste veestapel, een eigen vlag, wapen en volkslied, ” vertelt Sombra.

Hij noemde ook de oorzaken van de achteruitgang van het district. Tien jaar na de afschaffing van de slavernij (1873) werden veel jongeren naar de stad gebracht voor verschillende opleidingen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd een aantal gevraagd voor de schutterij. In 1956 waren er drie hoofdonderwijzers geweest die een weddenschap hielden: wie kon de meeste kinderen naar de stad sturen voor mulo-onderwijs. Een aantal Coronianen werd ook overgebracht naar Alliance, Commewijne, voor onderwijs in de landbouw, maar na de opleiding keerde niemand terug naar hun geboortedistrict. “Ye puru a bere, dan blijft alleen de kop en staart over,” zegt Sombra metaforisch over de leegloop van jongeren uit het district.

Ook was de achteruitgang van Coronie niet alleen te wijten aan de stopzetting van succesvolle landbouwprojecten en verkeerde aanpak van het zoet- en zoutwaterprobleem, maar ook door het geloof. Sombra: “De bevolking van Sara tot Burnside was EBG en van John tot Mary’s Hope was katholiek. Wilde je trouwen met de ander, dan moest je je geloof opgeven.”

Tussen het publiek luisterde Desiré Maarbach met weemoed naar de vertelling van Sombra. “Ik ging na de lagere school naar de mulo. Ik heb nog de bloeiperiode van Coronie meegemaakt, en ik geloof sterk dàt je door hard werken vooruitkomt. Coronie kende tijdens de bloeiperiode negen bakkerijen en negen takken van sport! Elk weekend Coronie ‘ben span’! Nu is er alleen nog voetbal. Ik ging nog wel terug, maar niet om er te wonen. Ik ken maar één leeftijdgenoot die terug is gegaan om te wonen en dat is Alex Feller. De jongeren keerden niet terug en de ouderen stierven en wat overbleef, werd kapotgemaakt door de politiek. Mensen kregen banen waarvoor ze weinig hoefden te doen.”

.

Maarbach’s verhaal vindt weerklank in het boek Dromers, Doemdenkers en Doorzetters waarin Fiene, de moeder van Letitia Vriesde, eerlijk vertelt hoe het komt dat Coronianen lui zijn geworden. Tijdens het tweede deel van de avond hield Els Moor een presentatie over dit boek waarvan een maandenlange tentoonstelling in Fort Zeelandia geweest. Het rijk geïllustreerde boek is opgedeeld in drie delen: vertelling van ouderen, tekeningen en gedichten van kinderen en de architectuur waarmee Coronie zich onderscheidt van de ander districten. “Boeiend, maar ook heel eerlijk,” besluit Els Moor.

[uit de Ware Tijd, 28/02/2011]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter