blog | werkgroep caraïbische letteren

Een verjaardagsboekje voor Paasman

door Hilde Neus

Bert Paasman heeft op 26 februari 2019 zijn tachtigste verjaardag gevierd. Ter gelegenheid daarvan is er een liber amicorum uitgekomen. In tegenstelling tot de publicatie ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar is dit vriendenboekje klein. Alle 23 stukken, bijdragen van enkele pagina’s, geschreven door naaste medewerkers en collega’s van Bert, die dus al weer een poos met emeritaat is.

 

Bert Paasman ontvang zijn bundel uit handen van redactrice Adrienne Zuiderweg, Putten, 26 februari 2019. Foto © Brand Overeem

In 2004 verscheen Wandelaar onder de palmen met als ondertitel ‘Opstellen over koloniale en postkoloniale literatuur’. Een zeer waardevol boek, dat in vier afdelingen uitgebreid inging op de literaturen van Noord, in relatie tot de koloniën en Oost, wat natuurlijk de Indische literatuur onder de loep neemt. In Zuid komt Zuid-Afrika aan bod, en in West gaat de blik richting de voormalige Nederlandse Antillen en Suriname. Zeer gepast en opportuun. Vanuit de achttiende eeuwse studies had hij zijn proefschrift geschreven over de literatuur uit die periode, met betrekking tot de slavernij. De bundel stamt uit de tijd dat Paasman afscheid nam als buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en op deze gebieden zijn kennis en ervaring had overgedragen aan de studenten binnen de vakgroep Nederlands, weliswaar specifiek literatuur, en dan ook nog voornamelijk gericht op de voormalige kolonies. Dit dikke boek was samengesteld door Michiel van Kempen en Adrienne Zuiderweg, beiden voormalige promovendi van Paasman. Ook staat collega Piet Verkruijsse, inmiddels overleden, in het rijtje redacteuren. Bij nadere beschouwing blijken veel van de auteurs van het eerste boek, opgedragen aan de hoogleraar, te zijn ingeruild voor nieuwe namen. Zo gaat dat, als er 15 jaren tussen liggen.

 


Het nieuwe boekje heet In Nepveu’s dreven, en dan denkt de oplettende lezer direct aan gouverneur Nepveu, die zijn functie rond 1770 uitoefende. En daarmee associeer je het ook met Suriname. De zinsnede komt uit een pastiche op het gedicht ‘Schets van het plantaadjeleven…’ van de dichter Paul François Roos. Hij was lid van de Surinaamse lettervrienden, een club van mannen die elkaar poëzie voorhield, daar kritisch naar keek en uiteindelijk ook uitgaf. Roos was veruit de beste en meest productieve dichter van het groepje. Ook de meest bekende, en Paasman heeft diverse artikelen aan hem geweid. Nu is er een moderne variant gemaakt op een gedicht, waarbij de hoogleraar op schertsende wijze zijn loopbaan voorbij ziet trekken. Gezien de een na laatste regel vermoed ik dat dit van de hand van Van Kempen is, aangezien hij de stoel van buitengewoon hoogleraar over heeft genomen van zijn voormalige mentor. Dit fragment doet ook denken aan een ander gedicht ‘De tuin van Gillis Pater’ waarin Roos een erf aan de Saramaccastraat beschrijft. Als ‘endyvie en seldery’ worden genoemd, associeer je die met Nederland. Misschien verbouwt Paasman die wel in zijn tuin in zijn woonplaats Putten. Maar wat de tuin in Paramaribo voortbracht in de achttiende eeuw was, zoals Roos het beschreef, ook opmerkelijk. Daar groeiden doperwtjes en asperges, of je het gelooft of niet.

De gedichten van Roos werpen een licht op Suriname dat aan het koloniale beeld beantwoordt en tegelijkertijd verrassende inkijkjes geeft in de samenleving van toen. Dat hebben wij als studenten Nederlands ook mogen ervaren tijdens de colleges die Paasman verzorgde op het Instituut voor de Opleiding van Leraren. Niet veel mensen zijn blijven hangen in die achttiende eeuw, de periode van de Verlichting. Ik was er zelf door gegrepen, zeker omdat Susanna du Plessis leefde in die tijd. Paasman heeft later de uitgave van die studie (2003) als mijn hoogleraar mede begeleid en beoordeeld.

Het is jammer dat alle windstreken van het eerdere studiegebied in het kleine boekje vertegenwoordigd zijn, behalve Suriname. (Er staan wel odes in aan Bert van Karin Amatmoekrim en Maria Karg.) Het gedicht van Roos en de vernoemde gouverneur uitgezonderd. Hoewel: ook dat blijkt niet te kloppen. Bert woonde in de Gouverneur Nepveulaan in Putten. Niet die van Suriname dus!

Wis uit dit beeld, o Bert, en vaart in Nepveu’s lanen
Waar straks, d’nachtfilm uit, dus zeg maar binnen enkele stonden
Beginn’de tedre gorgels den uchtend aan te konden.
Uw moestuin is het eerst waaraan zich ’t oog verzaad,
Bezie of de endyvie is omwonden,
Of wel de seldery is aangevuld;
Uw erf is afgeperkt met dunne palisaaden;
Betraan uw oog met d’vijver, waarin uw plastic reigers baaden.
Treed binnen zodra het negental is door de klok geslagen,
En laat fluks een kaars in ’t slaapvertrek draagen,
Waar u een venus in de koele hangmat wacht,
Ga slaapen broeder! Leg ‘t moede hoofd te rusten
Aan d’UVA houd ik even nog de wacht.
De zon schijn fier, toch wensch ik u een’ goeden nacht!

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter