blog | werkgroep caraïbische letteren

Volkse reclame?

door Gerard Boon

Schaafijs & Wilde Bussen; Straatkunst in Suriname is een heel mooi boek over de levendige cultuur van geschilderde reclames in Suriname. Met honderden foto’s van plaatjes op schaafijskarretjes, op bussen en op muren. De beelden vormen een kleurige, uitbundige, steeds veranderende, en gedeeltelijk bewegende bijdrage aan het stedelijk landschap. De schilderingen zijn vluchtig: deuken, blutsen, krassen, de felle zon, de hitte en de vochtigheid leiden tot verval. En tot vernieuwing en uitbreiding. In de wereld van deze verleiding gaat de zon nooit onder, wat direct werd geleefd gaat zich in een voorstelling verwijderen.

De visuele explosie dateert van de zeventiger en tachtiger jaren. Het begon met de bussen. Na de ondergang van het openbaar vervoer bloeide het particuliere busvervoer, de ‘wilde’ bussen. Bushouders lieten ze meer en meer beschilderen, om klanten te lokken. Ze sloten aan bij de belevingswereld van de beoogde passagiers en de tijdgeest. Motieven, stijl en portretten werden eerst vooral ontleend aan sterren uit de wereld van de muziek, film en politiek, zoals James Brown, Elvis Presley, Arnold Schwarzenegger of Gandhi, later ook Bin Laden, Saddam Hoessein, (samen met Bush) en Bouterse. Met het optreden van een ‘technisch perfect’ schilderende familie worden sinds 1995 ook sterren uit de Indiase filmwereld een thema. Bussen worden van binnen en van buiten, tot aan de spatlappen toe, overdekt met schilderingen. En met teksten als: “Catch me if you can”, “Don’t look for trouble”, of “Power of Love”.

Oogverblindende donkere vrouwen, in strakke, glimmende kleding en uitdagende poses zijn onder de beelden dominant. Dat geldt niet alleen voor de wilde bussen maar ook voor de schaafijskarren. De verkoop van schaafijs is een oude maar niet exclusieve Surinaamse vorm van straathandel: men schaaft ijsjes van stangen ijs op karretjes en maakt ze met siroop op smaak. De handel is een laagdrempelig beroep. Geïnspireerd door de bussen werd het beschilderen van de ijskarren een rage die zijn hoogtijdagen in de negentiger jaren beleefde. De karren werden toen groter; hoe groter en hoger de kar, hoe minder ambulant maar des te meer ruimte voor afbeeldingen en teksten. Naast pikante dames ook hier veel zwarte helden zoals Martin Luther King, Bob Marley, Ruud Gullit, Stevie Wonder, Mandela, Obama. Maar ook romantische paartjes en landschappen. Foto’s uit tijdschriften, stripfiguren en platenhoezen zijn vaak voorbeelden. Religieuze of andere stichtelijke woorden, spreuken met levenswijsheden, ook in het Surinaams, zijn vaak aan de binnenkant van de kar aangebracht, bijvoorbeeld: “Netheid is mijn naam”, “Bidt en werk”, “Ik zal zien”, of “Let them talk”.

Een ansichtkaart van de Keizerstraat uit 1905 toont aanbevelingen voor sigaren en fietsen. Reclames voor waren op wanden zijn al oud, tegenwoordig zijn in Suriname bijna alle muren bezet. Tussen de opdrachtgevers – de winkels en de merken – en de uitvoerders van de commerciële muurschilderingen opereren ook intermediairs, in Paramaribo zijn zo’n vijftien schildersploegen actief. Veel voorkomende beelden tonen bruine bonen in potten of een biermerk, soms worden hele hoekpanden aan één merk gewijd. Het is een hectische markt, een reclame-oorlog waarin schilders soms over elkaar heen schilderen. Dat ergert sommigen mateloos. Winkeliers maken het overtreden van de informele normen op dit gebied soms makkelijker door een wand of winkel die ze willen veranderen alvast wit te kalken

De foto’s in het boek zijn voor een groot deel gemaakt door twee van de drie samenstellers, die bij het KIT werken. Het plaatjesboek bevat ook serieuze beschouwingen die het een en ander in hun context plaatsen. De derde auteur van deze gezamenlijke essays is de bekende Surinaamse journaliste en publiciste Chandra van Binnendijk. Het lijkt alsof de samenstellers met iedereen gesproken hebben die zich met deze beelden bemoeid heeft, en vooral met de schilders. De grootste aandacht gaat uit naar het kleinste verschijnsel, de schaafijskarren. Tegenwoordig zijn er nog een stuk of twintig, vroeger wel vier keer zoveel. Daar zijn de schilders het minst professioneel, soms zijn ze zelf ook de ijsverkoper en eigenaar van de schaafijskar. De eigen inbreng van de maker is bij de karren groter dan bij de bussen of muren. Het boek is wat nostalgisch: men betreurt het verdwijnen van deze individualiteit, ‘de ziel’ en maakt zich zorgen over digitalisering. Een schaafijswagen geheel gehuld in bedrijfsreclames wordt een zorgelijke ontwikkeling genoemd.

De samenstellers noemen het volkskunst. De schilders komen uit alle bevolkingsgroepen en hebben zelden een (kunst)opleiding afgemaakt. Talenten ontwikkelen zich in de praktijk; de schilders zien het als een ambacht en verdienen er soms een aardige boterham aan, wat met “vrije kunst” slecht mogelijk is. Op het hoogtepunt van hun bekendheid emigreren ze trouwens vaak. Afgezien van de plaatjes van al die verleidelijke jongedames spelen vrouwen, behalve als toeschouwers en mogelijke kopers, in deze bedrijfstak geen enkele rol van betekenis.

Om dit nou ‘volkskunst’ te noemen, het blijft reclame. Dat de opdrachtgevers bij hun propaganda de creativiteit bevorderen is niet hun doel. Deze opvatting van ‘volkskunst’ of ‘straatkunst’ is ook anders dan in veel andere landen omdat er, naar de mening van de auteurs, in Suriname vrijwel geen grafitti voorkomt. Met dat laatste ben ik het niet eens. Maar dat zal komen omdat ik dit soort onbetaalde, vaak kritische, berichten al zo lang interessant vind. Ik weet nog goed dat ik bij mijn eerste bezoek aan Suriname in september 1979 kon lezen: “Ontsla de bazen”. Dergelijke geschreven interventies in de openbare ruimte zijn er sindsdien volgens mij altijd wel geweest hoewel het bij hun aard hoort dat ze vaak snel verwijderd worden. Sommige blijven trouwens wél langer zitten. Ik ben benieuwd of er op de sokkel van het standbeeld van koningin Wilhelmina aan de Waterkant bij Fort Zeelandia nog steeds het woord “SHIT” te lezen valt.

Schaafijs & Wilde Bussen; Straatkunst in Suriname
Tammo Schuringa, Paul Faber en Chandra van Binnendijk
KIT Publishers – Amsterdam
ISBN 978-9460220548
158 bladzijden

[geschreven voor Oerdigitaal Vrouwenblad]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter