blog | werkgroep caraïbische letteren

Composities van een uitgesteld leven (9)

door Willem van Lit
.
Het westerse sociaaleconomische model heeft een dominante invloed op de ontwikkeling van de wereld. Dit stelsel, dat in de rauwe werkelijkheid gevormd is uit hebzucht en arrogantie, is een van de psychodynamische complexen die vanouds de verhoudingen in het Caribische gebied kenmerkt. Dit deel geeft hierover een inleiding. Volgende week de Afrikaanse connectie op dit gebied.
Avaricia en superbia
“…een gif dat het slechtste in ons boven haalt”[1]. Ik hoorde de presentatrice op de radio haar programma openen met deze zin. Ze had meteen mijn aandacht. Ik weet niet meer bij welk programma zij dit thema naar voren bracht, maar ze interviewde hierbij de Vlaamse psycholoog Paul Verhaeghe. De aanleiding hiervoor was de aankondiging van zijn boek over het neoliberalisme.e leven in een tijdperk waar alle leefsferen in toenemende mate worden gedomineerd door de economie en een vorm van sociaaleconomie die neoliberalisme wordt genoemd. De maatschappelijke functies of dimensies politiek, religie, cultuur en de huishouding zelf worden ingericht naar het dictaat van de meritocratie zoals Verhaeghe dat noemt. De neoliberale meritocratie is de nieuwe ideologie; zij wil echter niet zo genoemd worden: alles wat maatschappelijk relevant is en wat vanouds een functie had bij de vorming van het burgerschap wordt ondergebracht in een “veralgemeend marktdenken”: educatie en onderwijs, wetenschap, de gezondheidszorg, cultuur, kunsten, justitie en veiligheid, onderling menselijk verkeer, enz. Deze meritocratische dynamiek, dat als nieuw geloof steeds meer praktische basis en uitvoering krijgt, leidt tot hernieuwde polarisatie in maatschappelijke verhoudingen: de nieuwe sociaaleconomische structuren. Verhaeghe noemt vier groepen: (1) de overbodigen (zij die werkloos zijn en blijven, zoals duidelijk wordt in de toenemende verpauperde buitenwijken van grote Europese steden), (2) de werkmieren (het nieuw leger van werkende reserves tegen steeds slechtere arbeidsvoorwaarden, “the working poor”), (3) de évolués (een term voor de groep die verwijst naar autochtone voormalige kolonies, mensen die zich zoveel mogelijk aanpasten aan de eisen van de kolonisator en daardoor in de gunst konden blijven) en – tenslotte – de toplaag (4) de Madoffs (zo genoemd naar de steenrijke Amerikaanse piramidespelfraudeur, die het letterlijk over de ruggen van anderen hebben gemaakt).[2]

De economie verkeert in een crisis dezer jaren en dit duidt erop dat de grenzen van de neoliberale meritocratie zijn bereikt, denkt Verhaeghe. De illusie dat de maatschappelijke lagen een dynamisch geheel zouden vormen, wordt steeds duidelijker. Het waanidee dat er onderlinge doorstroming zou komen tussen de verschillende lagen wordt in stand gehouden door de gedachte dat wie capaciteiten heeft en hard werkt, snel zal doorstromen. Alles draait om het individu en zijn inzet en “Hebzucht wordt (…) als belangrijkste menselijke deugd genoemd”. Avaricia dus, een van de zeven hoofdzonden. Op dit idee is het kapitalisme als sociaaleconomisch model vanouds gebaseerd, maar dit komt in de neoliberalistische vorm nog extremer naar voren. Verhaeghe zegt voorts dat deze beweging de oorzaak is voor veel problemen op het gebied van de geestelijke gezondheid. Hij noemt depressies, burn-out, pestgedrag, onverklaarbare uitingen van agressie, autisme en pathetische leugenachtigheid [3]. Het tast de eigenwaarde van mensen aan en het collectief cynisme groeit.

“Bovendien installeert een meritocratie onvermijdelijk een concurrentie tussen individuen, waardoor solidariteit en gemeenschapsgevoel verdwijnen. In combinatie met het externe meetsysteem (een buiten het individu gelegen ondoorzichtig systeem van het meten van prestaties op basis van veelal wazige criteria – WvL) veroorzaakt dit wat vermoedelijk het meest gevaarlijke gevolg is: de ethiek verdwijnt. Vroeger voelde iemand zich deel van een gemeenschap, instelling of organisatie en identificeerde hij zich ook met de ethiek daarvan. Nu staat het individu lijnrecht tegenover de organisatie (waarin men werkzaam is – WvL) waarbij beide partijen alleen maar uit zijn op meer winst. Een neoliberale meritocratie produceert aldus haar eigen uitgangspunt: een universeel egoïsme”. [4]

Hebzucht, schraapzucht en egoïsme als centrale kenmerken van ons westers sociaaleconomisch systeem; dat wordt in steeds grotere mate een “fait social total”, omdat het de dynamiek in ons sociaal functioneren gaat domineren.

Verhaeghe legt echter nog een tweede destructieve kracht bloot, een schijnbaar redelijk geloof in het mechanisme van het sociaal darwinisme. Dit pijnlijk achterhaalde idee dat een door de rede sociaal “survival of the fittest” zou bewerkstelligen, zit impliciet geborgen in de werking van de neoliberale meritocratie. De gedachte is dat de besten voorrang zullen krijgen en de rest wordt weg geselecteerd. Verhaeghe zegt:

“Het meritocratisch plaatje wordt nog een stuk minder fraai als we de verwantschap opmerken met het sociaaldarwinisme uit de eerste helft van de vorige eeuw. Deze als wetenschap gepresenteerde hoogmoed (hybris) leverde het schaamlapje voor de kolonisaties: het blanke ras is superieur en moet al die primitieve volken verheffen tot ons niveau, dat was The white man’s burden” [5].

En hier stuit hij op de tweede van de hoofdzonden: die van de hoogmoed of suberbia. De combinatie van beide krachten, de hebzucht en de arrogantie heeft in de dynamiek van de eigen werking tot resultaat dat er binnen de maatschappelijke verhoudingen bij de lagere groepen een schaamtecomplex tot ontwikkeling komt; men moet constant ervaren dat men heeft gefaald. Verhaeghe zegt voorts: “De ondergroep brengt dit alles natuurlijk wel in rekening, verwijt de top arrogantie en gebrek aan zelfkritiek en in toenemende mate ook zelfbevoordeling. De boodschap die de verliezers te horen krijgen, staat haaks op wat zijzelf ervaren. Van buitenaf klinkt het dat hun mislukking hun verantwoordelijkheid is; van binnenuit voelen ze zich onmachtig om er iets aan te veranderen. Deze combinatie resulteert in een voortdurende vernedering. (…) de stappen tussen vernedering, wanhoop, wraakgevoelens en daaruit voortvloeiend geweld zijn zeer klein”.

De effecten van vernedering en beschaming; dat mechanisme heb ik eerder uitvoerig beschreven in hoofdstuk drie en vier van dit boek. Daarbij heb ik laten zien hoe ontwrichtend dit kan zijn en dat dit destructieve consequenties kan hebben voor de samenleving.

Hebzucht en hooghartigheid; dit is het complex van krachten waarmee westerse ontdekkers, avonturiers, kooplieden, kolonisators en veroveraars zich vanaf de vroegkapitalistische tijden manifesteerden op de continenten, waarbij vooral Afrika en Amerika, waaronder het Caribische gebied de extreme en meest harde kanten heeft leren kennen. Deze twee hoofdzonden kleven vooral aan de manier van optreden en de bejegening van Europeanen in de Atlantische hemisfeer. Zij bepalen de verhouding aan de ene kant van de pathetische omhelzing. De werking van deze twee hoofdzonden waren de dominante krachten in het Atlantisch theater. Het was de norm, de opdracht en de taak van de Europese veroveraar, “The white man’s burden”, zoals Rudyard Kipling (een Engels dichter) dat eind van 19e eeuw nog zonder schroom kon opschrijven.

Het westerse model heeft door de werking van de hebzucht ook geleid tot enorme accumulatie van kapitaal en dit heeft aan de basis gelegen van economische groei en ontwikkeling met toenemende democratisering en een grote toename van welvaart. Ook dit is een effect dat is ontstaan uit dit complex van menselijke motieven en handelen; het is de andere kant van de werking van de genoemde hoofdzonden.

[wordt vervolgd]

[1] Verhaeghe, Paul. “Het neoliberalisme: een gif dat het slechtste in ons boven haalt”, artikel in De Standaard van 4 februari 2012.

[2] Verhaeghe, Paul, Oikos, pag. 5 – 6.
[3] Verhaeghe, Paul, Oikos, pag. 13 – 14.

[4] Verhaeghe, Paul, Oikos, pag. 17.

[5] Verhaeghe, Paul, Oikos, pag. 18.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter