blog | werkgroep caraïbische letteren

Annemarie Estor – Gedicht

                                      Warm

was hij en zacht en nat en grenzeloos en zijn kussen

werden een golfstroom met zwemmende herten

en wadende paarden en hij bracht me naar plaatsen

waar het rookte en stoomde. Waar hele harems baadden

in saffraan.

                    ‘Maak geen raming en geen kaart.

                     Haal geen adem. Alles zal vanzelf gaan.’

                     Uit de grond kwam zijn stem.

Uit de stam, de bast, de opening. Waar een aardegrot begon,

een trap van wortels, daar onder, daar beneden,

waar het leven ooit begon, waar groei begon

en waar we heen gaan als we gaan. Daar ja, daar beneden

kwam zijn stem vandaan.

 
 

1 comment to “Annemarie Estor – Gedicht”

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter