blog | werkgroep caraïbische letteren

‘Het onmogelijke vragen’

Nieuw boek van Willem van Lit

door Jeroen Heuvel

Een sociaalfilosofische ‘beschouwing over een pregnant en sentimenteel verschijnsel’, zo noemt Willem van Lit zelf Zijn boek Cariben, laten we het onmogelijke vragen. In 400 bladzijden neemt de auteur ons mee op zijn speurtocht naar de oorzaken van schoonheid en schaamte in Curaçao, de andere Nederlands Caribische eilanden, of een nog iets grotere regio: de Cariben. Op vrijdag 19 april (2013) presenteerde hij zijn boek in landhuis Ascencion. Van Lit is van beroep organisatieadviseur bij het Ministerie van Defensie en heeft een deel van zijn loopbaan bij de Koninklijke Marine op het eiland Curaçao gewerkt.

Deze Caribische gemeenschap stelt Van Lit voor een aantal raadsels: waarom werken mensen elkaar tegen in plaats van samen te werken aan een algemeen belang? Waarom wekt het de indruk een onaf land te zijn? In verschillende hoofdstukken probeert hij met zijn rede verklaringen te geven voor de soms zo tegenstrijdige emoties. Heeft het te maken met een menselijk gedrag dat pubers eigen kan zijn? Zijn we nog slaven van het verleden, in plaats van meesters van het heden (en de toekomst). Gaat het om de effecten van Europese expansie en veroveringsdrift? Waarom is er zoveel boosheid en onbegrip over en weer?

Uit de enorme hoeveelheid aan door de auteur aangedragen mogelijke verklaringen die hij heeft gedestilleerd uit werk van veel sociologen, politicologen en psychologen – wat een mooie taal is het Nederlands toch, zouden deze wetenschappers zoveel over het verleden liegen? – noem ik het verschil tussen de maritieme en de continentale geest, de migrantengeest, het cultuurrelativisme, de westerse hebzucht en hooghartigheid versus de Afrikaanse woede en afgunst. Maar ook de aantrekkingskracht van de Cariben op buiteneilanders. Van Lit: “En toch kom je er niet los van,” dankzij de onwerkelijke fascinatie voor de schoonheid van de omgeving.

De auteur wil graag in dialoog raken, zonder te pretentie te hebben dat hij een oplossing kan aanreiken. Hij veronderstelt daarbij het vermogen tot tolerantie. Hij behandelt een top tien van stellingen, als een soort programma.

Stelt Van Lit zich op als een vader die meent te weten wat het beste is voor een puber, of heeft deze makamba – en dat gebruik ik hier in de oorspronkelijke betekenis van ‘iemand die niet van ons is maar die wij wel als vriend beschouwen – genoeg mensenkennis en inzicht in de ‘Curaçaoënaar’ om een geduldige, goede dialoog aan te gaan?

Misschien zijn er mensen die denken: ‘Laat hem in Nederland of in ‘Het Westen’ gaan onderzoeken wat daar allemaal fout gaat, hij kijkt naar de splinter in andermans oog, zonder de balk in zijn eigen oog te zien. Waarom geeft de auteur ongevraagd advies?’ Ik denk dat dat vooral voortkomt uit zijn bezorgdheid. Want laten we eerlijk zijn. Het kan weliswaar veel slechter gaan met de Curaçaose maatschappij, maar het kan ook echt beter. Bovendien weet Willem dat hij het onmogelijke vraagt.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter