blog | werkgroep caraïbische letteren

Surinaamse joden, gestorven in Holocaust en oorlog (5)

21. Daniel Eliazer Gomperts, 5 december 1898, zoon van Eliazer C. Gomperts en R. Abarbanel. Hij trouwde met Charlotte Fanny Hamburger, geboren in Delft, op 16 augustus 1889. Het echtpaar had een winkel. Hun laatst bekende adres was: Utrechtschestraat 39hs, Amsterdam. Beiden werden op 5 maart 1943 in Sobibor vergast. Daniel werd 44 jaar, Charlotte 53 jaar. De naam Daniël E. Gomperts staat sinds 4 mei 2006 op het oorlogsmonument te Paramaribo.

Hk. Keizerstr. & Waterkant 1945

Handelshuis Van der Voet, hoek Waterkant en Keizerstraat, 1945

22. Samuel Henriquez de Granada, 17 juli 1873, (S schrijft Hendriques). De heer Henriquez doorliep een gewichtige carrière bij het gouvernement. In december 1892 begon hij als surnumerair op de griffie van de Koloniale Staten. Een familielid, Jacques Henriques de Granada (1835), was de eerste griffier der Staten geweest en het tot zijn dood in maart 1892 gebleven. Nog geen vier jaar later was Samuel districtsklerk, en in oktober 1903 commies bij het Immigratie Departement. Dit regelde de werving, verdeling, bescherming en eventuele terugkeer van contractarbeiders uit Brits- en Nederlands-Indie. Van 1906 (waarnemend) dan wel 1909 (definitief) tot 1921 bekleedde Samuel de functie van districtscommissaris (burgemeester) van het district Beneden-Commewijne. In juni 1921 werd hij als oudste districtscommissaris tot waarnemend Agent-Generaal voor de Immigratie, dus hoofd van het Departement, benoemd. De immigratie zelf werd in die jaren overigens steeds minder belangrijk. Tegelijk zocht men een echt-Surinaams lid voor de Raad van Bestuur in Suriname, en in mei 1922 werd hij als gewoon lid van deze Raad aangesteld. Op 1 januari 1925 volgde zijn definitieve benoeming tot Agent-Generaal. In hetzelfde jaar ging Samuel voor verlof naar Nederland. Hij keerde niet meer naar Suriname terug. Zijn laatst bekende adres was Sweelinckplein 73, Den Haag. Samuel Henriquez de Granada kwam om het leven in het Tsjechische kamp Theresienstadt, op 11 augustus 1944. Hij was 71 jaar.
Bron naast Teroenga en John J. de Bye: Wikipedia

 

Hk. Keizerstr. & Waterkant 1932

Handelshuis Van der Voet, hoek Waterkant en Keizerstraat, 1932

Familie Hilfman-Bueno de Mesquita [] + OGS Pinkus (Bernard) Hilfman (Aalten, 23 januari 1877) (Pincus A. Hilfman in De Bye, Schetsen), was gedurende twintig jaar godsdienstleraar en talmoedgeleerde van de Portugees Israëlitische Gemeente (PIG) in Paramaribo. Hij volgde in die functie David de Isaac Querido op (1893-1896; zie Rebecca Querido). Hilfman werd geboren in een orthodox milieu te Aalten. Zowel zijn vader als de vader van zijn moeder waren talmoedgeleerden. Hij ging studeren aan het Nederlands Israelitisch Seminarium te Amsterdam, waar hij in 1900 of 1901 zijn examen godsdienstonderwijzer behaalde. Op 1 maart 1901 vertrok hij naar Suriname om er zijn beroep uit te gaan oefenen. Zijn entree-predicatie werd door de gouverneur bijgewoond. Nog in hetzelfde jaar liep Hilfman de gele koorts op, maar hij herstelde. Op 24 december trouwde hij met Grace Julie Bueno de Mesquita, die hij in Paramaribo had leren kennen. Zijn ambtscollega van de Hoogduitse Gemeente (NIG), Jacob Roos, zegende het huwelijk in. Het paar kreeg drie kinderen (zie onder). Pinkus Hilfman schreef een groot aantal publicaties, waaronder ‘Notes on the History of the Jews in Surinam’ (1909). In 1922 werd hij, in verband met de tropenjaren, gepensioneerd. Het gezin ging terug naar Nederland en vestigde zich aanvankelijk in Den Haag. Men woonde vervolgens ook in Antwerpen en Amsterdam. Pinkus Hilfman overleed op 27 januari 1943 in Amsterdam, en werd op de joodse begraafplaats in Diemen begraven. Hij werd 66 jaar. Op de site van JM komt onderstaand overlijdensbericht uit het Joodsch Weekblad voor.

hilfman

Overlijdensadvertentie van Pinkus Hilfman (foto: Joods Monument)

 

23. S Grace Julie Hilfman-Bueno de Mesquita, 9 augustus 1879. Grace Julie was echtgenote van de godsdienstonderwijzer van de Portugees-Joodse Gemeente (PIG) en een jongere zus van Estelle Cornelie Bueno de Mesquita (zie boven). Het echtpaar Hilfman-Bueno de Mesquita kreeg drie kinderen, onder wie zoon Rudolf.
Kleindochter Moana Hilfman, dochter van Rudolf, schreef in een e-mail (2005) het volgende:
‘In de getypte verklaring die het Nederlandsche Roode Kruis op 20 januari 1948 uitgaf, wordt aangegeven dat mijn grootmoeder, “Grace Julie Hilfman-Bueno de Mesquita, geboren 9 augustus 1879 te Paramaribo, laatste adres: Pres. Brandstraat 24hs te Amsterdam, op 25 februari 1944 naar Theresienstadt gedeporteerd werd. – Op 16 mei 1944 werd [zij] voornoemd van Theresienstadt uit verder vervoerd met bestemming Auschwitz. – […] verklaart voorts, dat de personen, die op 16 mei 1944 van Theresienstadt naar Auschwitz werden gedeporteerd tot ca. begin juli 1944 in of in de omgeving van Auschwitz aan de gevolgen van vergassing zijn overleden. – […]”
Grace Julie Hilfman-Bueno de Mesquita werd 64 jaar. Haar zoon Rudolf en zijn vrouw (zie onder) werden een jaar voor haar vermoord.
De naam Grace Julie Hilfman kwam in geen van de bekende websites van de Holocaust-slachtoffers voor. Sinds september 2005 staan zij, haar zoon en diens vrouw vermeld op de site van de Oorlogsgravenstichting.

24. Rudolf Hilfman, 1 maart 1906, zoon van Pinkus en Grace Julie Hilfman. Handelsreiziger. Hij was getrouwd met Jochébed Henriette Hilfman-Levisson, Amsterdam, 13 maart 1908. Hun laatst bekende adres was Blasiusstraat 113-III, Amsterdam. Beide echtgenoten werden op 2 juli 1943 in Sobibor vergast. Rudolf was 37 jaar, Jochébed 35 jaar. Hun dochter Moana overleefde.
Mevrouw Moana Hilfman verklaarde in een e-mail (2005) het volgende:
‘Mijn vader, Rudolf Hilfman, een van de drie kinderen van Pinkus Hilfman en Grace Julie Bueno de Mesquita, is op 29 juni 1943 naar Sobibor gedeporteerd en daar op of omstreeks 2 juli 1943 omgekomen. In zijn laatste paspoort, dat in mijn bezit is, wordt hij als ‘handelsreiziger’ vermeld.’

 

Johtje Vos

Johtje Vos in de negentiger jaren (foto: The New York Times)

 

In de New York Times van 4 november 2007 staat meer te lezen over het gezin Hilfman-Levisson. Barbara Moorman vertelt (Glenford, NY) hoe haar moeder Johtje Kuyper (journalist, kleindochter van staatsman Abraham Kuyper) en haar tweede echtgenoot, Aart Vos, tijdens de oorlog in hun Larense huis 36 joodse Nederlanders het leven redden. Johtje wilde ook het gezin Hilfman-Levisson bij hen laten onderduiken. Moana’s ouders weigerden echter. Ze zeiden: ‘wij zijn joden; dit is ons lot’. Johtje Vos smeekte hen dan toch hun 3 jaar oude dochtertje een kans op overleven te gunnen. In de nacht dat Rudolf en Jochébed werden opgehaald gaven zij Moana mee met een vriend, die haar naar het echtpaar Vos bracht. Moana Hilfman werd als een van hun eigen kinderen behandeld en overleefde.
[met dank aan John Brouwer de Koning]

Adriaan van der Horst

Adriaan van der Horst (Bron: afbeeldingen.gahetna.nl)

 

25. JM Betsy Nelly van der Horst-Polak, 9 juni 1886. Betsy was de dochter van Victorina Polak-Pinto en de zuster van Herman Polak (zie onder). Hoewel niet uit de kunstwereld afkomstig, trouwde zij in 1929 met de bekende Nederlandse regisseur, acteur en toneelrecensent Adriaan van der Horst (Dordrecht, 19 juli 1868 – Amsterdam, 14 juni 1942). Diens eerste vrouw, de actrice Wilhelmina van der Lugt Melsert, was in 1928 overleden. Zij speelde toen bij het Haarlemse gezelschap het Schouwtooneel, waar Adriaan directeur was. Toen dit gezelschap in 1933 failliet ging werd Van der Horst administrateur van het Rotterdamsch-Hofstadtoneel, dat door zijn zwager Cor van der Lugt Melsert tot de opheffing in 1938 werd geleid. Betsy Polak verhuisde op 27 juli 1929 naar de woning van haar man op de Van Baerlestraat 150, boven. Volgens de biograaf van Van der Horst ‘verzorgde’ zij ‘de ouder wordende man uitstekend’. Feitelijk kwamen in 1935 ook de ouders van Betsy bij hun dochter en schoonzoon wonen en ontstond er een heel gezin. Betsy’s vader overleed in 1938.
Het gemengde huwelijk beschermde Betsy enigszins toen de oorlog uitbrak. Maar zij overleed op 29 januari 1942, vijf maanden voor haar echtgenoot. Betsy van der Horst werd bijgezet in het graf waar Wilhelmina van der Lugt Melsert rustte en waar in juni 1942 ook Adriaan van der Horst werd neergelegd (Zorgvlied N-I-1249). Haar moeder Victorina Polak werd gedeporteerd en stierf in maart 1943 in het vernietigingskamp Sobibor.
Bronnen:
Digitaal Joods Monument en Community
Gezinskaart Stadsarchief Amsterdam
www.dbnl.org/tekst/_jaa003194501_01/_jaa003194501_01_0007.php (J.L. Walch over A. v.d. Horst)
E-mail Kees Buisman, Zorgvlied (27 juni 2013)
Foto: http://afbeeldingen.gahetna.nl

26. + Sophie Louise Jacobsen-Samson, 7 juli 1885. Zij was een dochter van Jacob Marcus Samson en Hester/Estelle Elisabeth Samethini en vermoedelijk verwant met Judith de la Parra-Samson (Paramaribo, 21 juli 1884), eveneens wonend in Den Haag.

leopold bernard jacobsen

Leopold Bernard Jacobsen (foto: Joods Monument)

 

Sophie Louise Samson trouwde met Leopold Bernard Jacobsen (Meppel, 11 oktober 1879), likeurfabrikant. Deze was een enthousiast lid van de Haagse schaakvereniging ‘Discendo Discimus’ in Den Haag. Leopold schreef het clublied en droeg bij feestelijke gelegenheden gedichten voor (www.joodsmonument.nl). Het echtpaar kreeg minstens drie kinderen; Emmy, Margo en Rudolf. Van hen woonde er in 1942 één thuis. Het laatst bekende adres van de echtgenoten was de Zeestraat 73 in Den Haag. Op 12 februari 1943 werden beiden in Auschwitz vergast. Sophie Louise was 57, haar man 63 jaar. De drie kinderen overleefden. Eén was ondergedoken, de ander gemengd gehuwd en de laatste was in het buitenland woonachtig.
[Met dank aan Helmus Liekele, e-mail maart 2009]

Broers Kopinsky
27. Salomon Eduard Kopinsky, 17 augustus 1897, zoon van Selig Kopinsky en Elisabeth Nunes. Hij was getrouwd met Sara Morpurgo (Amsterdam, 3 december 1894). Er waren twee dochters, Elisabeth (Amsterdam, 16 april 1922) en Gracia (idem, 19 augustus 1926). Het laatst bekende adres was Dijkstraat 45-II in Amsterdam, bij de Nieuwmarkt. Het beroep van Salomon was toen koopman, van Elisabeth broekennaaister. Gracia was leerling confectiewerker. De gezinsleden werden op verschillende data vermoord. De beide dochters in Auschwitz, kort na het begin van de deportaties. Elisabeth op 18 september 1942, 20 jaar oud. Gracia op 30 september 1942, 16 jaar oud. Sara werd acht maanden later, op 28 mei 1943, in Sobibor vergast. Zij was 48. Salomon stierf, evenals zijn broer Seling, op 31 maart 1944 in Centraal Europa, op 46-jarige leeftijd. Van het gezin is een JOKOS-dossier: een claim bij de Bondsrepubliek Duitsland op geroofde huisraad.
28. Seling / Celig (bij S) Kopinsky, 24 mei 1908, jongere broer van Salomon Eduard. Hij was getrouwd met Henriette Logcher (Amsterdam, 7 september 1914). Beiden waren kantoorbediende. Er was één kind, Nick (Amsterdam, 17 augustus 1935). Het laatst bekende adres van het gezin was de Niersstraat 18-I in Amsterdam, Rivierenbuurt. Nick werd samen met zijn moeder op 22 oktober 1943 in Auschwitz vergast. Zij was 29 jaar, hij was 8 jaar. Seling stierf op dezelfde tijd en plaats als zijn broer Salomon, 31 maart 1944 in Centraal Europa. Hij was 35 jaar. Van het gezin is een JOKOS-dossier: een claim bij de Bondsrepubliek Duitsland op geroofde huisraad.
29. Leonard (‘Leo’) Kopinsky, 10 december 1909 (DJ en JM hebben 10 februari i.p.v. 10 december), jongere broer van Salomon en Seling. Zijn laatst bekende adres was Rijnstraat 207-III te Amsterdam. Leo’s beroep was kleermaker. Hij overleed aan het eind van de oorlog in kamp Dachau, op 23 maart 1945. Leonard werd 35 jaar.

30. Sophie de Lange-Salomons, 14 april 1911, dochter van Abraham Salomons, koopman en Reinie Pos. Zij trouwde met Elias Johan de Lange (Amsterdam, 8 maart 1907), bouwkundige. Er waren twee kinderen. Het laatste adres van het echtpaar was J.W. Brouwersstraat 15hs, Amsterdam, vlakbij het Concertgebouw. Sophie stierf op 3 september 1943 in Auschwitz, op 32-jarige leeftijd. Haar man stierf zeven maanden later in hetzelfde kamp, op 31 maart 1944. Hij was 37 jaar. De kinderen overleefden.

 

[wordt vervolgd]

1 comment to “Surinaamse joden, gestorven in Holocaust en oorlog (5)”

  • Goed dat jullie dit doen, deze aantekeningen van Surinaamse joden of joden die hun roots hier hadden. De wereld mag nooit vergeten welke ellende deze mensen werd aangedaan in de 12 jaar dat heer Hitler het voor het zeggen had. Zijn duizendjarig rijk duurde Goddank maar 12 jaar! Hulde voor alle tijd en moeite om dit levend te houden!

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter