blog | werkgroep caraïbische letteren

Fraaie grafteksten tussen troep in Suriname

door Marius Bremmer
Paramaribo – Aan de Kwattaweg in Paramaribo ligt de Hoogduitse joodse begraafplaats. De dodenakker stamt uit 1700. Veel zerken hebben echter een nog leesbare inscriptie. Sommige in het Nederlands.
De moslim Henry Anders is beheerder van de Hoogduitse Joodse begraafplaats in Paramaribo. De dodenakker stamt uit 1700, maar veel grafstenen hebben nog leesbare opschriften. „Lange tijd was alles overwoekerd. Met behulp van oude kaarten hebben we alle grafstenen weer wat op rij gelegd.”
Vanaf de 17e eeuw vormden Joden in Suriname lange tijd de grootste blanke bevolkingsgroep. De eerste groep Joden kwam uit Spanje en Portugal, maar Paramaribo trok vanaf de 18e eeuw ook honderden Asjkenazische (Hoogduitse) Joden, vooral uit Nederland.
De twee groepen, die het niet met elkaar konden vinden, hadden ieder hun eigen synagoge en hun eigen begraafplaats. Veel immigranten kregen al snel malaria en andere tropische ziekten. De graven van jong gestorvenen zijn daar getuige van. Eleazer Soesman Jacobszoon bijvoorbeeld stierf in augustus 1794 op de leeftijd van 25 jaar. Zijn grafsteen werd „door kinderliefde en eerbied„ opgericht.
Zijn „huysvrou” Sarah, dochter van Abraham Jacob de Vries, overleed een jaar later op de leeftijd van 33 jaar. Ze ligt naast haar moeder „Jehudith, huysvrou van Abraham de Vries”, die in 1795 overleed: het jaar dat in Nederland de Franse tijd begon.
Even verderop ligt het graf van de jonge Nathan Heyman Pakker. Hij overleed in 1815 op de leeftijd van 19 jaar. Het moet een begaafde jongen zijn geweest, getuige het gedicht op de fraaie steen:
Hij die in de bloei der jeugd
aan zijn ouders lust en vreugd
aan zijn vrienden in het leven
’t schoonst genoegen heeft gegeven
rust hier in der aarde schoot
en bedroeft ons door zijn dood
daar waar Serafim het
Heilig Halleluja zingen
zal tot ’s Scheppers lof zijn
kunstig spel der snaaren klingen
 
Beheerder Henry Anders (66) haalt zijn vingers door een indrukwekkende ketting waaraan ook een zilveren kwartje van Wilhelmina bungelt. „Ik ben moslim, maar we kennen in Suriname gelukkig geen problemen tussen Joden en moslims.”
Hij maakt en gebaar van zijn kin naar beneden: „Er kwamen rabbijnen en geleerden uit Israël met zúlke baarden, om de teksten te ontcijferen. Later vond men het hele grafregister in het Rijksarchief in Amsterdam.”
Hij wijst op het graf van iemand die heel oud werd. „Sarah Mozes de Vries, gezworene vroedvrou dezer colonie, geboren tot Naarden & overleden alhier aan Paramaribo op den 25 Tisry 5538, overeenkomende met den 26 october 1777 in den ouderdom van 104 Iaaren.” Zij werd 25 jaar na het einde van de Tachtigjarige Oorlog geboren.
Hieronder legt die aan veele
het licht hebbende doen zien
welke blind werd voordat
den dood haar ogen sloot, haar
jeugd heeft haaren ouderdom
nooit beschaamd, voorbijganger
staa & bid voor haare ziele
 
De beheerder werpt zich op als gids en bodyguard: de dodenakker ligt in een buurtje vol zwervers, junks en psychopaten. Een prostituee ontvangt tussen de graven klanten in een optrekje van dozen. Het terrein wordt door omwonenden gebruikt als vuilstortplaats, ondanks verbodsbordjes. Het spijt Anders: „Kijk, dit is het achtererf voor bewoners van de Leviestraat. Ik zorg er nu voor dat ze hun huisvuil zo veel mogelijk op één hoop gooien. Elke week steek ik de zaak in de fik.”
Ongure buurtbewoners komen dichterbij om geld af te troggelen. „Meneer!” roept een donkere man, „mijn naam is Wolff met dubbel f. Ik stam ook van het Oude Volk, hebt u een centje voor me?” Een ander („ik ben doctorandus in de natuurkunde”) komt graaiend dichterbij, maar Anders boezemt ontzag in met zijn grote kapmes.
Links en rechts duiken stenen op met Joodse namen die ook in Nederland nog voorkomen: Bromet, Gomperts, Hartog, Simons. Vroeger lagen de meeste grafstenen op een fundering van rode, gladde bakstenen, zoals dat vandaag de dag op de andere Joodse begraafplaatsen aan de Kwattaweg nog duidelijk te zien is.
Anders vertelt verder, zittend op het grafmonument van Simon Abraham de Vries, die in 1793 op 34-jarige leeftijd overleed: „De begraafplaats ligt op schelpengrond, van overal kwam men hier met kruiwagens voor bouwzand.”
Door de run op bouwmaterialen zijn op deze begraafplaats alleen nog platte zerken overgebleven. „Dat graf met die bakstenen, uit 1881, heeft de plunderingen doorstaan”, wijst Anders. „Er zat een kolonie agressieve Braziliaanse bijen onder de zerk. De plunderaars zijn er altijd met een grote boog omheen gelopen…”
[van RD.nl, 02-02-2010]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter