blog | werkgroep caraïbische letteren

Privé Domein…: Suriname een samengeharkt zootje

door Jerry Dewnarain

Privé domein II is een boekje met – volgens de schrijver Paul Marlee (pseudoniem van Paul Nijbroek) – ‘essays en brieven voor wie dit leest’. Al op pagina 1 harkt hij zijn eigen zootje bij elkaar. Hij valt zonder enige duidelijke reden in de rest van zijn boek onder anderen Michiel van Kempen aan. Heel veel gaat overigens over zijn contacten met Michiel, de ene keer positief en de andere keer negatief. Leuk is dat hij achterin als bijlage correspondentie tussen Michiel en hem publiceert.

Om een voorbeeld te geven. Een Nederlander zei eens tegen Van Kempen dat de Surinaamse literatuur ‘toch niet meer voorstelde dan de literatuur van Delft’. Marlee gaat daarop in en houdt in hoofdstuk 1 een kort pleidooi voor de Surinaamse literatuur. ‘Als men er rekening mee houdt dat onze schrijvers dit hebben gepresteerd onder de moeilijke omstandigheden van gebrek aan literaire tradities, een goede bibliotheek, schrijf- en kladpapier, computers, een stimulerend fonds, e.d., dan is deze prestatie des te opmerkelijker.’ Marlee doelt op de prestatie dat er genoeg Surinaamse schrijvers bekend zijn van goed en hoog niveau. Hierop gaat de schrijver helaas niet dieper in (pp. 1 en 2). Het boek bestaat uit vier hoofdstukken of beter gezegd delen met een en dezelfde titel ‘To whom it may concern’. Deze delen worden met cijfer 1 tot en met 4 aangegeven. Bij het lezen van Privé domein II krijg ik de indruk dat Paul Marlee zijn opgekropte woede en verbittering tegen allen die hem gedurende zijn schrijversloopbaan hebben gedwarsboomd op de korrel neemt. ‘Ik ontmoette een bekende nieuwslezer van de STVS op het beleidskantoor bij LVV… Op mijn vraag of hij mijn gedichtenbundel “PH-7” in goede orde had ontvangen, antwoordde hij: “Ja, ik heb het direct in de prullenbak gegooid”.’ Ooit ontmoette hij op het balkon van zijn zus een arts die een goede kennis was. ‘Ik zei tegen hem dat mijn nieuwe roman bij VACO lag, in de hoop hem te interesseren er een te kopen. “Oh, heb je weer een boekje geschreven?” reageerde hij. Zijn verontwaardigde echtgenote corrigeerde hem tot mijn geluk. Zo had en heeft men nog steeds leedvermaak met ons’, vindt Marlee op pagina 2. ‘Arrogantie is een van ’s mensen zwakheden’, zegt Marlee. Zelf maakt hij er zich ook wel schuldig aan: hij heeft het héél veel over zichzelf in het boekje.

Marlee is van mening dat als een schrijver een goed boek wil schrijven hij veel research moet doen. Dit vereist, naast veel ervaring, ook een uitgebreide bibliotheek en reizen. Voor zijn boek De 4MACAW (bespreking, klik hier) had hij graag naar het noordoosten van Brazilië willen gaan ‘om te double-checken of alles wel klopt’ (p. 3). Hij had echter het geld niet hiervoor, terwijl Dan Brown dit wel kan doen, omdat hij rijk is. Ook schrijvers in Nederland kunnen goed onderzoek doen om een boek te schrijven, ‘omdat zij o.a een Fonds voor de Letteren hebben’, volgens Marlee. Hij vroeg eens een werkbeurs aan bij dit fonds, maar kwam jammer genoeg hiervoor niet in aanmerking, wat duidelijk kwaad bloed bij hem zette. Ook werd in het begin van de jaren negentig hem een visum voor Nederland geweigerd. Michiel van Kempen heeft zelfs middels een schrijven aan het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken afdeling Bureau Vreemdelingenzaken geprobeerd het ministerie ervan te overtuigen een positieve beslissing te nemen in verband met het visum dat aan Nijbroek was afgewezen.In het boek haalt Marlee wel een essentieel punt aan over zijn boek De 4Macaw, waar ik het absoluut mee eens ben. De auteur vindt dat typische Surinaamse woorden en uitdrukkingen niet cursief geplaatst moeten worden. ‘Dat doe je alleen met een vreemde taal. Dus heb ik Suriname deze grani gegund en een verklarende woordenlijst geplaatst aan het eind van “De 4Macaw”. Hoe dan ook, je richt je heimelijk eerst tot je eigen mensen.’ (p. 4) Marlee heeft gelijk, alle talen zijn gelijkwaardig. Waarom worden Surinaamse woorden cursief gedrukt in onder andere romans? We zien dat in veel Surinaamse romans die door Nederlandse uitgevers worden gepubliceerd, Surinaamse woorden gecursiveerd zijn. De vraag is dan: schrijft de auteur van zo een boek voor een Nederlands publiek in Nederland of voor zijn eigen mensen. Als hij ooit wil doordringen tot de grote wereld en ook nog geld wil verdienen, moet hij dan per se voor een Nederlands publiek schrijven? Cynthia Mc Leod is bekend geworden, vooral doordat haar eigen publiek haar boeken kocht en las. Haar debuutroman werd immers door VACO uitgegeven. En terecht zegt Marlee dat bijna alle goede Surinaamse artiesten vanwege de eerdergenoemde redenen hun heil in Nederland zoeken. Volgens hem kan dit een tijdelijke oplossing zijn, maar heeft weer zijn eigen consequenties. Hierover is jammer genoeg niet veel gezegd in Privé domein II. Terloops beschrijft hij wel enige grote Surinaamse dichters, zoals Shrinivási en Bhai.

Leuk is het te lezen hoe Marlee denkt over Surinaamse critici: hij beaamt dat het erg gedurfd is om in Suriname recensent te zijn. ‘Je kan snel, vooral omdat alles kleinschalig is, veel vijanden maken – die je de volgende ochtend al op straat tegenkomt!’ (p. 47) Dat Suriname een dorp is klopt. En dat kritiek niet geduld wordt in dit kleine land komt duidelijk in ‘Privé domein’ tot uiting, waar Marlee zich overigens ook zelf aan schuldig maakt. Is het misschien de pot die de ketel verwijt dat hij zwart ziet?

Paul Marlee: Privé Domein of Sorts, Surinaamse Letteren (II). Suriname: een samengeharkt zootje. (zie brief Michiel van Kempen aan Paul Marlee: Amsterdam, 18 augustus 1993).Gedrukt in de Verenigde Staten van Amerika en gepubliceerd in de Republiek Suriname, juni 2013. ISBN: 978-0-9856851-3-3

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter