blog | werkgroep caraïbische letteren

Natraj, De dans van Shiwa

𝗕𝗲𝘀𝗽𝗿𝗲𝗸𝗶𝗻𝗴 𝗴𝗲𝗱𝗶𝗰𝗵𝘁𝗲𝗻𝗯𝘂𝗻𝗱𝗲𝗹 𝗡𝗮t𝗿a𝗷 𝘃𝗮𝗻 𝗝𝗶𝘁 𝗡𝗮𝗿𝗮𝗶𝗻

door Surender Kisoentewari

Natraj, De dans van Shiwa is de titel van de dichtbundel van de Sarnámidichter Jit Narain (1948, schrijversnaam van Djietnarainsingh Baldewsingh, huisarts-landbouwer in Saramacca/Suriname). Op verzoek van mijn goede vriend Bris Mahabier (1941) bespreek ik deze bundel.

Ik weet weinig van taalkunde, taalregels en het spelen met woorden of de taal in het algemeen. Wel houd ik van lezen. Zowel proza als poëzie en ook geschiedenisboeken, beschouwende literatuur, artikelen, essays, manifesten en pamfletten lees ik graag. Of ik er wat van opsteek? Vaak raak ik in verwondering, beleef veel plezier, geniet, word tot denken aangezet en niet zelden in verwarring gebracht. Gelukkig heb ik wel kijk op de beeldtaal en kan mij uitleven in de beeldende kunsten, waarin ik mijn wereld of werkelijkheid reflecteer.

Inhoud

De omslag van de goed verzorgde bundel is vaag, vervormd en vervreemdend. Kortom, niet goed te duiden. Mijn blik ontwaart, achter dikke bouwglastegels, vaag en vertekend in alle kleuren van de regenboog een beeld uit de Indiase mythologie. Ik ben in dubio, of wat ik denk te zien, een culturele imprint is, of een gevolg van mijn op hol geslagen verbeelding en de suggestie die de titel van deze bundel oproept. Wanneer het tijd is, dat de wereld of werkelijkheid vernietigd mag worden, dan neemt Shiva de vorm aan van Natraj en voert een alles vernietigende dans uit. In de wereld of de werkelijkheid die de dichter in deze bundel oproept, voeren in zeven partities ingedeeld net – als Natraj – kinderen, vrouwen en mannen met en langs elkaar een alles vernietigende en macabere levensdans. Ook mensen die aan een rolstoel zijn gekluisterd, ontkomen niet aan de drang om mee te dansen. Zelfs op Diwálidag wordt er wraakgenomen. Ook goden zijn niet goed gezind, de godin van geluk en voorspoed Lakchmi weigert de aan haar gewijde ‘árti’ te zegenen. Niet voor niets sluit Jit Narain de bundel af met het volgend gedicht:

hawá orá hai
bujhe hai diyá ek-ek karke
gup an̲dhiyár men̲ i gupt ho já hai

Is jezelf verliezen in de totale duisternis de ultieme vorm van onthechting; het einde van de zoektocht naar verlichting? Ik weet, dat Jit Narain niets heeft met goden, godinnen, boze geesten of religie, maar waar is het optimisme en geloof in de verheffing van de mens, bijvoorbeeld van de khetihar (landbouwer), zoals in zijn debuutbundel Dal, Bhat, Chatni (1977) gebleven?

Kleuren

De overheersende kleuren op de cover zijn geel en oranje. In de Indiase mythologie staat de kleur geel voor ‘shanti’ (vrede en rust) en oranje (saffraan) voor onder andere opoffering, onthouding, vernietiging, onafhankelijkheid, onthechting of wereldverzaking. Mogelijk is deze kleurstelling doelbewust gekozen om daarin de inhoud van de gedichten te spiegelen.

De Sarnámispelling

Dat Shiwa met een beginhoofdletter staat, is logisch, want het betreft hier een naam. Namen spelt Jit Narain in de gedichten consequent met een beginkapitaal, maar laat deze aan het begin van een dichtregel achterwege, evenals sommige interpuncties. Het plaatsen van komma’s en vraagtekens lijkt mij niet nodig voor deze korte gedichten, een typografische oplossing ligt meer voor de hand.

Jit Narain

Van Jit Narian is algemeen bekend, dat hij een Sarnámi-activist is en overal waar het kan, voert hij de geformaliseerde Sarnámispelling door. Toch is het voor mij gek Shiva als Shiwa gespeld te zien. Ik vraag mij af, of het rigide doorvoeren van een geautoriseerde of gestandaardiseerde spelling wenselijk is? Stel, ik vernoem mijn dochter naar de Bollywoodactrice Vyjayanthimala, dan zou het zomaar kunnen, dat haar naam Viyantimálá wordt gespeld waarbij alle verwijzingen of referenties te niet worden gedaan. Dit is een item waarover de Sarnámisten mogen nadenken. Aanvullende spellingsafspraken lijken mij wenselijk.

Het openingsgedicht

Op pagina 6 opent de bundel met een in cursief gezet en gedrukt gedicht van twee strofen. Echter op bladzijde 58 is datzelfde gedicht uitgebreid met nog twee strofen in een Romeinlettertype (niet cursief of vet) opgenomen. De betekenis van waarom Jit Narain op pagina zes slechts twee strofen (2 en 3) van het volledige gedicht in cursief plaatst, ontgaat mij. Mogelijk dat deze appelleren aan de kern van de inhoud van de bundel, zijn gemoedstoestand bij het schrijven ervan of zijn ze misschien autobiografisch?

De vertalingen

das baris ke rahle jab tor báp gujral
ek baras ke tor bitiyá
tis baras ke Malwa
jab sab cal baslen̲
apan pahalki ke bhagáke laile
dusarki bhi bhagá ke lele
oker sok toke cabá leis hai
jindagi toke ná cáhis
t̲em t̲hahar ge hai
huwán̲ aur hiyán̲ khatam
rahan men̲ tor ekko usuk ná
eke pár kar de

De laatste zin wordt in het Nederlands door Effendi Ketwaru (1956) letterlijk als volgt vertaald, ‘stap er overheen’. ‘get over it’ is de vertaling van France Olivieira in het Engels. Het vertalen en in het bijzonder het vertalen van gedichten is geen eenvoudig werk, zoals u ziet. Ik geef de suggestie mee deze laatste zin te vertalen met ‘leer hiermee leven’.

Ik heb de indruk of vermoed, dat de Engelse vertaling gebaseerd is op de Nederlandse vertaling. Wat ik voorts typisch vind, is dat naast de gedichten in het Sarnámi de Nederlandse vertaling staat, hetgeen het begrip ervan vergemakkelijkt, echter voor de Engelse vertaling is gekozen deze in een apart katern bij elkaar te plaatsen. Waarom is gekozen voor een Engelse vertaling? Is Jit Narain net als Astrid H. Roemer een voorstaander van de invoering van het Engels in Suriname als voertaal? Of gaat de dichter uit van de mogelijkheid, dat er zowel binnen als buiten Suriname veel Engelstaligen Sarnámi gedichten lezen?

Tenslotte

Tijdens mijn ontmoeting met Jit Narain in Den Haag (1986) bleek, dat wij beiden het boek Over de waarde van kulturen (1976) van de antropoloog en filosoof Ton Lemaire (1941) hadden gelezen. Hij was verontrust over de mondialisering of globalisering van de wereld en gaf te kennen geen wereldburger te zijn. Paradoxaal is, dat de eenwording van de wereld ertoe leidt, dat er meer aandacht wordt gegeven aan het lokale en eigene. Het verbaast mij niet, dat juist Jit Narain het Sarnámi, onze moedertaal, blijft promoten, ondanks dat steeds minder mensen deze taal lezen, spreken of schrijven. Zijn inspanningen zijn en blijven bewonderenswaardig.

Jit Narain, Natraj, De dans van Shiwa. Paramaribo, 2020. ISBN 978-99914-0-120-1.

Surender Kisoentewari (1954) is beeldend kunstenaar, woont en werkt in Den Haag.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter