40 jaar ontvoering Bram Behr
door Henry Does
Op 7 april 1982, 40 jaren geleden, stopte een eenheid van de Militaire Politie voor het gebouw van het linkse weekblad Mokro van journalist en activist Bram Behr. Hij was het die Bouterse op een persconferentie vroeg: ‘Bevelhebber, kunt u tegen kritiek?’ Behr werd op 7 april door de militairen ontvoerd. Er waren ook manschappen bij die in het gevang zouden moeten zitten omdat zij waren veroordeeld voor de moord op de landbouwer Deta Mahesh. Met zijn boek Terreur op Uitkijk (1981), een bestseller, had Behr een beslissende rol gespeeld in de ontmaskering van de MP-moord op Mahesh.
Met de durf van de onderzoeksjournalist had Behr zich als fotograaf van het leger voorgedaan en zo de militaire bewaking omzeild, waardoor hij het slachtoffer en de onthullende kogelinslagen kon fotograferen. In Terreur op Uitkijk had Behr melding gemaakt van doodsbedreigingen aan zijn adres door de gevreesde ondercommandant van de Militaire Politie, Marcel Zeeuw. Zijn willekeurige ontvoering en later ook de inbeslagname van de drukpers leidden tot protest van Surinaamse Journalisten Kring (SJK) en maatschappelijke organisaties. De Vereniging van Progressieve Mediawerkers (VPM), die gefaciliteerd door de militaire dictatuur machtspropaganda als journalistiek trachtte te slijten, koos voor de aanval op Behr. Advocaat Kenneth Gonçalves, die later ook een van de vijftien slachtoffers van de Decembermoorden zou worden, stond Behr juridisch bij, een ondersteuning die bijdroeg aan zijn latere vrijlating en de teruggave van de drukpers.
Brief uit gevang
Behr slaagde erin, in het gevang, Fort Zeelandia (Devil), pen en papier te bemachtigen en schreef mij, als verantwoordelijk redacteur, zijn inmiddels veel gepubliceerde brief. “Toen ik binnen werd geleid (1e keer) bracht men me voor kapitein Abrahams; hij keek mijn laatste publicaties in en zei: ‘Je leert het nooit. We gaan je een lesje geven. Neem die pers van hem.’ Ik vroeg: ‘En ik dan, ben ik vrij? Abrahams: ‘Je bent vrij, ga maar.’ Toen zijn ze die pers komen halen. Zeeuw gaf via de radio opdracht om me toch mee te nemen. Ik werd deze keer in de onderofficierskamer gebracht en voor Zeeuw geleid. Hij zei: ‘Dat gelul moet nu stoppen. Die ka ook. Ik had je gewaarschuwd. Ik moet je een kogel geven. Nee, liever gooi ik je met je hoofd naar beneden.’ .. Zeeuw zei toen: ‘ Ik heb iets leuks voor je . Je gaat deze keer weer in Devil. En ik weiger je te verhoren. We gaan je daar vergeten. Raadsman krijg je niet. Een patholoog wel. Ik laat je rondrennen in je cel. Als een varken mag je schreeuwen. Heb je nog wat?’ Ik zei: ‘Zult u zich houden aan decreet A11?’ (Het net verschenen decreet beloofde enkele grondrechten HD). ‘Je lult weer. Ik zal me houden aan A11. Daarom kom ik in burger bij je in de cel en dan ga ik je buffelen. Of beter: ik geef je een revolver en dan gaan we samen trekken. Wie sneller is…Zo zal ik me houden aan A11. Nog wat, die pers van je staat hier. Als ik niemand heb om het te zakken blijft het hier. Je mag heel El Salvador halen om het terug te krijgen. Pleeg een coup…daarom ga ik je tussen tegencoupers zetten, dan leer je coups plegen.’ Ik vroeg nog wat: ‘Waarom ben ik aangehouden?’ Zeeuw : ‘Wacht even, ik zoek nog wat…opruiing, opruiing. Ja dat lijkt me goed. ..’
Voor de Krijgsraad
Op 2 december 2009 heb ik in het Decembermoorden strafproces voor de Krijgsraad te Boxel getuigd tegen hoofdverdachte Desi Bouterse en verdachte Marcel Zeeuw. De laatste had anders dan de eerste het wel aangedurfd persoonlijk te verschijnen. Hij was het die met anderen in de nacht van 7 op 8 december 1982 Bram Behr ontvoerde. Behr werd een van de slachtoffers van de martelingen, folteringen en moorden van 8 december. Maar niet nadat hij zijn beulen had aangeklaagd: ‘Dit is fascisme! Dit is moord! Ik ben onschuldig!’ Het voelde als het gelijk van Bram Behr:
Moordverdachte Marcel Zeeuw omhoog kijkend naar de Krijgsraad, gedwee aanhorend de volledige tekst van de brief uit het Fort Zeelandia, voorgelezen door de president van de Krijgsraad, mr. Cynthia Valstein-Montnor. Met zijn minutieuze beschrijving van de willekeur, de respectloosheid en de wreedheid die hem in april 1982 in het Fort Zeelandia ten deel viel, had Bram Behr exemplarisch het regime van de barbarij waar de Surinaamse bevolking onder gebukt ging getoond. In die solidaire geest eindigde hij zijn brief: ‘De vrijheid tegemoet niet voor mij alleen, maar voor heel ons volk!!’
[ook verschenen in Starnieuws, 7 april 2022]