blog | werkgroep caraïbische letteren

22 meter aan rood haar

door Hilde Neus  

Gabriel García Márquez was een groot deel van zijn leven journalist, en heeft dat beroep nooit afgeschud, het was zelfs de basis van zijn literatuur. Het motto van de roman Over liefde en andere duivels (1994) is een stelling van de roomse kerkgeleerde Thomas van Aquino, die schrijft over ‘de gaafheid van herrezen lichamen’:

‘Het schijnt dat de haren veel minder goed herrijzen dan de andere delen van het lichaam.’ In 1949 wordt de journalist Márquez gevraagd de ruiming van de grafkelders van het klooster van Sint-Clara te verslaan, omdat er een nieuw hotel zal worden gebouwd (nu een sofitel). Hij gaat ernaar toe en kijkt de werkzaamheden met verbazing aan. Maar wat de werkelijkheid tart, is het nieuws: ‘Al bij de eerste slag van de pikhouweel sprong de deksteen in stukken, en kwam uit de crypte een levendige haardos met een diepe koperkleur naar buiten golven … die nog vastzat aan een meisjesschedel. Uitgerold mat het haar 22 meter en 11 centimeter.’  

Hier toont zich de meester in Márquez. Hij maakt gebruik van een verlichtingsfoefje, een redactiestukje om datgene wat erna komt, vast te ankeren in de werkelijkheid. Dat erna is de roman: het verhaal over de prachtige Sierva Maria de Todos los Angeles, de verwaarloosde dochter van een markies en een creoolse handelaarster in slaven. Het twaalfjarige meisje wordt gebeten door een dolle grijze hond met een witte vlek op zijn kop. Ze heeft aanvankelijk geen ziekteverschijnselen, maar haar vader laat haar op bevel van de bisschop in het klooster van Sint-Clara opnemen om de duivel in haar uit te drijven. Dit wordt het werk van Cayetano Delaura, een knappe jonge pater met zwart haar en een witte pluk op zijn voorhoofd. Zijn doel bereikt hij niet, omdat de twee waanzinnig verliefd worden op elkaar. In de tragedie die volgt schetst Márquez vooral de hypocrisie van de kerk en stelt hij het celibaat aan de kaak. De slavernij speelt een belangrijke rol in dit verhaal dat zich ruim twee eeuwen geleden afspeelde in de Columbiaanse stad Cartagena. Voor mij is dit het ultieme Márquez-boek, vanwege de barokke taal in buitengewone samenhang met de materie.     Misschien heeft de auteur voor een andere roman een prachtige openingsregel geschreven. Maar ik vind dit wel het allermooiste slot ooit: ‘De bewaakster die haar kwam voorbereiden op de zesde sessie van de duiveluitdrijving trof haar gestorven van liefde aan in bed, met stralende ogen en de huid van een pasgeborene. De stekeltjes van haar haren verrezen als bruisende belletjes uit haar kale schedel, men zag ze groeien.’

Gabriel García Márquez: Over de liefde en andere duivels, oorspronkelijke titel: Del amor y otros demonios, Nederlandse vertaling: Adri Boon. Amsterdam: J.M. Meulenhoff, 1994

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter