blog | werkgroep caraïbische letteren

Waarde en waardigheid (9)

door Willem van Lit

Dit is deel 9 van hoofdstuk 2 van Cariben laten we het onmogelijke vragen

“Imperialisme is toegepaste planimetrie, de kunst om bollen in het platte vlak en werelden in tabellen weer te geven. De heer bepaalt de schaal. Soeverein is degene die over de vervlakking beslist. Alleen datgene laat zich veroveren wat zich met succes van een dimensie laat beroven”.

Erik Johansson6

Beeld van Erik Johansson

Maar waar ontleenden de Europese ontdekkers het recht aan de bezochte gebieden ook te veroveren en als het hunne in te lijven? Men vond wel dat er ook een juridische bodem gelegd moest worden onder de nieuw verklaarde eigendommen. Dat was ten eerste om het eigendom van de ontdekking op zichzelf vast te leggen en – zeer belangrijk ook – als tweede wilde men het gebied veilig stellen tegen de concurrentie. In het begin van de tochten ging het om een Spaanse en Portugese wedloop. De ontdekkers brachten de gebieden die ze bezochten onder ‘Hoge Bescherming’ van de vorst namens wie ze waren uitgevaren en die de expeditie dan ook veelal had gefinancierd. Deze vorst verwachtte rendement op geïnvesteerd kapitaal. In die vroegkapitalistische exploitatiedrang was er al concurrentie. De stukken van continenten en de eilanden die men op de reizen vond en die ze in kaart brachten, werden met groot gebaar en formaliteit gelokaliseerd, opgetekend, afgebakend, beschreven en opgeëist. De reizigers plantten er hun vaandels en vlaggen; men kende het gebied een naam toe alsof het om een doopsel ging. Men las plechtstatig verklaringen voor. Het ging in feite ook om een doopsel; in het kielzog van de ontdekkers waren priesters meegereisd die de opdracht hadden de nieuwe gebieden onder de hoede van de nieuwe god te plaatsen. De nieuwe wereldlijke vorst legde namens de kerkelijke autoriteit ook de christelijke ‘Hoge Bescherming’ op: het gevonden gebied werd eigendom van vorst en kerk. Het was ook de praktijk van de feodaliteit, zoals die gangbaar was in Europa. Dit was reguliere politiek.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Columbus. Portret door Alejo Fernández

De hoge bescherming van de vorst werd in de opvatting van de feodaliteit gezien als een privilege. Volgens Sloterdijk zijn in deze geste ook de motieven van het ‘maritieme natuurrecht’ begrepen. Wat men op of over zee ‘vangt’ – als ‘losse vis’ of als ‘vrij wild’ kan men houden; men mag het zich toe-eigenen. Dat is het recht van de ontdekker, de visser en de bezetter. Hugo de Groot wordt algemeen gezien als een van de grondleggers van het internationaal recht. In een van zijn werken (De mare liberum) heeft hij het recht op de vrije zee beschreven . Volgens de opvattingen van zijn tijd werd op grond van het natuurrecht aangenomen dat bezit alleen rechtmatig verkregen kon worden uit arbeid. Omdat er op zee niets te ‘bewerken’ viel, werd de zee – als transportmedium – gezien als niemands bezit (res nullius in de Latijnse juridische term). En dus was de zee voor iedereen open en toegankelijk. Ieder had evenveel recht op het bevaren van de open zeeën.

fermin kaart

Kaart van Ph. Fermin

Het motief om het ontdekte gebied toe te eigenen werd moreel versterkt door de opvatting dat de Europeanen zichzelf beschouwden als de gulle gevers, zij die een ‘waardevoller goed’ komen aanbieden. Dit ‘waardevoller goed’ bestond in hun opvatting uit nieuwe en betere rechtsregels, een nieuwe rechtvaardigheid en een nieuw beschavingsgoed. Een onderdeel van het brengen en schenken van dit waardevoller goed was ook dat men de mensen die het betrof voor zichzelf aan het werk mocht zetten. Nadat Columbus en de zijnen de Caribische gebieden hadden ingelijfd, werden de nieuwe onderdanen belastingplichtig. Naar de zeden en overtuigingen van die tijd was het niet ongewoon dat men hen daarvoor liet werken. In de feodale rechtsstructuren werden de gebieden toegewezen aan Spanjaarden, die deze als leen van de koning beheerden. En zo ver weg van het Europese huis ontpopten zij zich al snel als onderkoningen (verdaderos reyes). De bevolking werd aan hen toegewezen in een stelsel van encomienda (toevertrouwen) en repartimiento (verdeling). Hoewel de koning van Spanje regelmatig aangaf dat men de indianen goed moest behandelen en dat zij niet als slaven beschouwd mochten worden, sloeg de uitbuiting al snel toe. Het toezicht op de behandeling was natuurlijk heel gebrekkig en in het genoemde stelsel ontaardde het al snel tot misstanden en grove mishandeling van de oorspronkelijke bewoners.

putumayo-indians-in-chains_screen

Putumayo-indianen uit het Amazonegebied, in kettingen, 100 jaar geleden

Ook David van Reybroeck geeft nog voorbeelden van het zogeheten waardevoller goed dat Europeanen brachten als hij een Belgische oud-koloniaal aan het woord laat die het treffend zegt. De Belgen, die in aanvankelijk nog in Congo achterbleven, voelden zich (zelfs bij de onafhankelijkheid van Congo in 1960) nog de dragers van de moderne beschaving, de vertegenwoordiger van de beschaving “tout court, die de maatstaf en de standaard van alle volkeren op aarde was”. De Europeanen benaderden de wereld “rondom als bouwers en vormgevers, met de wil die wereld te kneden en te transformeren en met de overtuiging dat we daar het recht op hadden”.

(wordt vervolgd)

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter