blog | werkgroep caraïbische letteren

Zoeken naar Slory

door Eric de Brabander

Michaël Slory is een van belangrijkste hedendaagse Surinaamse dichters, en zeker de belangrijkste nog levende Creoolse dichter. Creools, want Suriname is een gesegmenteerd land. Chinezen, latino’s, stads- en boscreolen, Indiërs en Javanen. En Hollanders natuurlijk. Zo kennen we de stokoude op Curaçao woonachtige Surinaamse dichter Shrinivási, pseudoniem voor Martinus Lutchman, Brits Indisch van geboorte, in wiens gedichten de invloed van Tagore en Gandhi voelbaar is.  Of de van ik geloof Hindoestaanse afkomst zijnde Karin Lachmising, die direct na het uitkomen van haar briljante bundel ‘Nergens groeit een boom die haar aarde niet vindt’, gedoodverfd werd als de intellectuele opvolger van Slory.

Slory

Een  bekende Creoolse dichter naast Slory was de te vroeg overleden Robin Raveles of Dobru, vertaald dubbele R. Net als bij onze componist en musicus Rignald Recordino wiens band Doble R in de jaren 70 en 80 grote furore maakte op ons eiland.  Dobru was als Slory begaan met het Surinaamse volk. Maar Dobru was politicus en op dat pad heeft Slory, die toch een duidelijke politieke mening ventileerde, zich nooit gewaagd. Als derde noem ik Henri de Ziel met als pseudoniem Trefossa, onderwijzer, dichter en schrijver van het Surinaamse volkslied. En Edgar Cairo die op 52-jarige leeftijd overleed in 2000. De drie laatstgenoemde auteurs schreven voornamelijk in het Sranan.

Ezra de Haan koos Michaël Slory uit als kapstok voor zijn reisverslag door Suriname. Begrijpelijk want Slory, de winnaar van de Surinaamse Staatsprijs voor Literatuur naast vele andere prijzen, zette in zijn poëzie de geschiedenis van Suriname en met name de Creoolse geschiedenis neer op een manier die ook voor de niet-Surinamer te vatten is.

download (1)

‘Zoeken naar Slory’ heet het 275 pagina’s tellende boek, waarin De Haan de Surinaamse gemeenschap en hun land, haar gebruiken en gewoontes met grote precisie ontleedt. Filmmaker John Albert Jansen maakte in 1996 een documentaire over Michaël Slory. De film laat een man zien die, aangeslagen door onbegrip en uitblijven van erkenning, toch het hoofd hoog houdt. Uitblijven van erkenning. Het zal niet anders geweest zijn want hoeveel mensen met het Sranan als moedertaal zijn er die de diepgang van deze dichter kunnen volgen. Ook wij op Curaçao kampen met dit probleem, het gebrek aan behoorlijk onderwijs en dan met name het onderwijs in de moedertaal. Het is alleen om die reden al alleszins begrijpelijk dat het Papiaments als verplicht vak op onze middelbare scholen is ingevoerd.

Volgens Slory moet een land schrijvers hebben. Schrijvers die het land Suriname laten zien dat ‘we ook iets kunnen, dat we onze eigen taal, onze eigen denkers hebben.’

Slory studeerde Spaans in Nederland, maar schreef vanaf 1970, terug in Suriname nog uitsluitend in het Sranantongo, over de natuur, de schoonheid van de Creoolse vrouw, de liefde en over de sociale en politieke actualiteit.

9200000032334441

Begin jaren tachtig begon Slory ook te dichten in het Spaans en het Nederlands. Pas in 1991 kreeg Slory buiten Suriname enige bekendheid nadat een grote bloemlezing uit zijn werk in Nederland tot publicatie kwam, samengesteld door de op Curaçao ook bekende Caribische literatuurspecialist en aan de Universiteit van Amsterdam docerende Michiel van Kempen, zelf vader van twee geadopteerde Surinaamse kinderen.  ‘Ik zal zingen om de zon te laten opkomen’. Zo heet de bundel.

Op 8 december 1982 werden in Fort Zeelandia 15 tegenstanders van het militaire regime van Desi Bouterse vermoord. Slory schreef er het volgende over:

Al mijn vrienden
Die ik verloren heb
En die ik nooit weer
Terugvinden zal
Dan in mijn hart

Steen, doe je ook zeer?
Kijk maar naar de farao’s
En hun inscripties,
Zwarte bladzijde
In het licht van de vergetelheid!

Maar geheimzinnigheid,
Jij bent de bron
Der onvindbaarheid.

Ik ben als de man
Die loopt
En drinkt en niet weet
Dat hij die koos
Voor vrijheid en democratie
Moest sterven

Een mooie dood.
Voor mij!

Stilte…

De expeditie die Ezra de Haan maakte ‘op zoek naar Slory’ door Suriname doet in eerste instantie denken aan de zoektocht van Geert Mak naar John Steinbeck in zijn recente boek ‘Reizen zonder John’. Met dat verschil dat Mak heel Amerika doorreisde in een comfortabele Jeep Liberty met airconditioning. En Ezra de Haan het moest doen met een oud barrel met chauffeur, een culinaire tocht langs Chinees-Surinaamse restaurants gespecialiseerd in vettige Moxi Meti en literflessen Parbobier. Of in Surinaamse Sotosoep, het hardgekookte ei inclusief. De overeenkomst is de gemakkelijke en toegankelijke heldere stijl waarin beide schrijvers hun wederwaardigheden aan het papier toevertrouwen. En hun messcherp observatievermogen.

Maar Suriname is geen Verenigde Staten. De Haan verzucht in zijn boek dat hij eindelijk begint te begrijpen waarom Surinamers veel vaker douchen dan Nederlanders. ‘Alleen zo voel je je fris en ben je dat ook voor anderen.’

download

Badend in het zweet reist De Haan rond, blij als de dag overgaat in de nacht en de voor hem gereserveerde kamer in het plaatselijke hotel, als het die naam al mocht verdienen, beschikt over een luid ronkende airco.

De woeste en wurgende natuur en de discussies met de plaatselijke bevolking in de dorpen waar De Haans weg doorheen voert, laten de gedichten van Michaël Slory naar boven komen drijven, en Ezra de Haan plaatst ze feilloos in hun context.

De Haan beschrijft de flora en fauna, de kaaimannen, slangen, woudreuzen en de apen daarin. Hij probeert Suriname te zien door de ogen van Slory en realiseert zich dat dat anders is dan wanneer hij Suriname bekeken zou hebben zonder Michaël Slory’s werk gekend te hebben. Voor De Haan is Slory’s werk een venster op deze wereld van tegenstellingen, natuurgeweld, bruutheid en schoonheid, spiritualiteit en politiek, oerwoud en illegale houtkap.

Wat mij trof was dat De Haan door de ogen van Slory het fenomeen discriminatie ontdekte. Want deze zit, net zoals bij ons op Curaçao, in Suriname diep verankerd in de pluriforme samenleving. Niet in de harten van de mensen, ook niet in hun hoofd maar in hun botten. Zodat het niet in een enkele generatie uitwisbaar is.

De Nederlandse programmamaker Rogeria Burgers interviewde Michaël Slory in 2013 aan de Waterkant, de straat in Paramaribo langs de Surinamerivier waar ook het Fort Zeelandia ligt, stille getuige van de decembermoorden. Het werd een lang en boeiend interview waarin Slory vertelde over wat hem in zijn dichtkunst heeft geïnspireerd, over de sociale en politieke actualiteit, en over zijn desillusies en ontgoocheling. Duidelijk voelt hij zich miskend, hij had graag gezien dat zijn in gedichten verpakte boodschappen een groter draagvlak hadden gekregen binnen de Surinaamse gemeenschap. Miskend ook door de voormalige regering Venetiaan, die in zijn ogen het land Suriname niet voldoende plaatste binnen de context van het grotere Zuid-Amerikaanse geheel. Als leraar Spaans kon hij dit niet vatten, Suriname met als grote buurland Brazilië en met omringende landen als Venezuela en Colombia werd in zijn ogen geïsoleerd door het niet stimuleren van Spaans taalonderricht op de scholen.

Ezra de Haan ontmoette in Paramaribo de meeste van de Surinaamse schrijvers en dichters die uitgegeven worden door uitgeverij In de Knipscheer, een uitgeverij met een groot fonds voor literatuur uit de voormalige Nederlandse koloniën en ook de uitgeverij van dit boek. Door het verhaal op te nemen over een voordrachtsavond van Surinaamse dichtkunst heeft De Haan een geslaagde poging gedaan iets over het schrijversschap in Suriname in het algemeen te zeggen in zijn boek ‘Zoeken naar Slory’.

 

Ezra de Haan, onder welke schrijversnaam de Nederlandse literatuur- en radiojournalist Peter de Rijk publiceert,  reisde het binnenland in per motorkorjaal, de lange ranke scheepjes die met een buitenboordmotor duizelingwekkende snelheden kunnen behalen. Hij liep door de marrondorpen en zag Slory tot leven komen. Met de auto bestuurd door zijn trouwe chauffeur Ram reed hij door de verlaten kuststreek Coronie.

Een kanaal is er maar in Coronie
Een kanaal om het water te putten
waar een enkele weg hen naar toe leidt.
Maar achter hen
komen de kawina-liederen niet
Wachtposten liggen op de loer
op iedere drempel.
Zo lopen zij over de weg
tot naar Totora
wanneer de droogte is blijven aanhouden
en er geen rijststengel meer groen blijft…
Ze zullen de olie opdrinken
die geen enkele cent meer opbrengt
om hun wonden te verzachten die zo bitter zijn.
Zij zullen naar de stem luisteren
van de sprekers, telkens,
op hetzelfde schoolerf
waar hun ontberingen hun als een droom zijn geworden.

Zo schreef Slory over zijn geboortestreek, waar hij in het kleine dorpje Totness op 4 augustus 1935 het levenslicht aanschouwde. Overal constateerde De Haan verval en resten van het koloniale Suriname, langzaam opgeslokt door het oerwoud. In de dorpen sprak hij met de bewoners. En uiteindelijk  ontmoette hij dan ook de bejaarde Michaël Slory. Prachtig beschrijft  Ezra de Haan de ontmoeting met deze wonderbaarlijke man, ‘een zichtbaar versleten onderhemd hangt om zijn schouders en lijkt hem zeker een maat te groot. Op zijn borst, in de vorm van een klein wit wolkje, zijn borsthaar. De lijnen die denkrimpels en andere groeven op zijn gezicht trekken, zorgen ervoor dat ik  aan Afrikaanse maskers moet denken.Het wit van zijn haar glinstert alsof er zilver in is verwerkt. Je ontkomt er niet aan dat er een zeker dedain van dit portret valt af te lezen. Deze foto is zo’n foto die meer zegt dan duizend woorden….

Ezra de Haan

Zo beschrijft De Haan al zijn personages tot in het kleinste detail, niets aan het toeval overlatend. Want De Haan is een observateur pur sang. Ook aan De Haan vertelt Slory over zijn frustraties met het Suriname dat hij verliet voor zijn studie Spaans in Nederland, maar waar hij naar terugkeerde omdat hij het verschil wilde uitmaken. Nergens met verbittering, alleen teleurstelling.

God, wat heb ik gedaan? Waar die mensen van dachten dat ik geschikt voor zou zijn, dat heb ik weggegooid. Paarlen voor de zwijnen werpen. Dan heb je alles op een kaart gezet en dan komen er allerlei mensen aan de macht die helemaal niet meer… Je telt niet meer mee. Als ik zie dat Astrid Roemer de eer krijgt en Ellen Ombre. (Roemer woonde lange tijd in Nederland en Ombre is altijd in Nederland gebleven, beiden zijn zeer succesvolle schrijfsters.) Dan denk je, dat heb ik allemaal geofferd en wat heb ik hier van mijn eigen mensen teruggehad? Niks! Als het ware… Je moet telkens op je knieën vallen. Of ze eisen dat je met de bijbel in de hand moet lopen. Of naar de kerk gaan om erkend te worden. Ik bedoel, als ik in Amsterdam ben dan word ik toch erkend op grond van mijn prestaties. Toch? Als je als neger dat hebt neergezet…

Suriname

Met ‘Zoeken naar Slory’ heeft Ezra de Haan een messcherp, angstig, droevig, melancholisch, maar toch vooral een prachtig portret van Suriname neergezet. Een portret wat in de koffer van elke in literatuur geinteresseerde  reiziger naar dit land behoort te zitten.

Ezra de Haan debuteerde in 1996 met ‘Vonk’, een novelle die enthousiast ontvangen werd. In 1999 volgde ‘Kermis in de hel’ over een dag uit het leven van een boekhandelaar. In 2003 en 2011 verschenen twee dichtbundels, ‘Ik belde mijn muze’ en ‘Scheren zonder spiegel.’ Drie gedichten uit de laatste bundel kregen een speciale vermelding voor de VSB Poëzieprijs 2012.

Ontleend aan Antilliaans Dagblad, 8 augustus 2015.

 

3 Trackbacks/Pings

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter