blog | werkgroep caraïbische letteren

Ze had kunnen sterven

Over David van Reen – Anbessa’s dochter

door Ezra de Haan

David van Reen (1969-2015) schreef slechts twee romans, Engelen der wrake (2009) en Anbessa’s dochter. Tevens was hij schilder en fotograaf; zijn prachtige fotoboek Het land van de verbrande gezichten (2008) is daar een blijvend en indrukwekkend bewijs van. Zijn leven kenmerkte zich door strijd.

 

VoorplatAnbessa1_Opmaak 1.qxd

Zo beëindigde een ernstig auto-ongeluk zijn loopbaan als sporter, kwam hij uit zijn coma, leerde weer lopen en vocht zich door deze zware periode heen. Als trainer van atleten uit Kenia en Ethiopië bracht hij zijn toekomstige kampioenen bij dat ook verlies bij het leven hoorde. Zijn verblijf in Afrika confronteerde hem met de afschuwelijke armoede die dit continent typeert. Als een man van de daad richtte Van Reen samen met zijn vader en Huub Graus Stichting Lalibela op die zich inzet voor de allerarmsten in Afrika. David overleed veel te vroeg, op slechts 45-jarige leeftijd. Anbessa’s dochter kun je lezen als de roman waarin hij zijn compassie met de kanslozen met ons deelt. Als geen ander wist hij wat verlies en lijden was. Maar in tegenstelling tot de massa probeerde hij er iets aan te doen.

Liefst zou je wegkijken bij al die foto’s en filmbeelden uit Afrika die ons confronteren met een vorm van armoede en onrecht die inhumaan is. Gelukkig zijn er fotografen zoals David van Reen die dit soort onrecht met hun camera vastleggen en ons ‘een geweten schoppen’. Wanneer je echter in landen als Kenia en Ethiopië woont en werkt, kun je niet om de ellende heen die oorlogen hebben aangericht. En niet te vergeten de enorme kloof tussen immens rijk en straatarm. Van Reen kende de sloppenwijken, zag de dagelijkse honger en armoede. Misschien was hij op zoek naar die foto die ons alles duidelijk zou maken. Misschien onderweg naar dat verhaal of die anekdote die een roman op gang zou kunnen brengen… In tegenstelling tot wat je zou verwachten trof hem eerder het ongebreidelde optimisme van de straatkinderen dan hun uitzichtloze situatie. Juist die kijk, waarbij je mensen in hun waarde laat, zorgt ervoor dat Anbessa’s dochter een roman is die je niet snel vergeet. Juist de lijdensweg van iemand die niet van opgeven wil weten, iemand die de eer aan zichzelf houdt, leert ons meer over het leven in Afrikaanse landen dan welke goedbedoelde folder of documentaire ook.

Het verhaal van Lasta, de dochter van Anbessa speelt zich af in Ethiopië. Het land is in de ban van de oorlog tussen de opstandelingen en de soldaten van de Derg. Het tot dat moment voor Lasta idyllische, maar in werkelijkheid uiterst sobere en armoedige, leven komt wreed tot een einde.

‘Je eet tot je maag knapt. Ik begrijp het wel. Ik heb ook vaak honger gehad. Als je grauw ziet van de honger en je krijgt te eten, eet je tot je niet meer kunt omdat je wilt eten tegen de honger die nog komt.’
‘Was er vroeger ook hongersnood?’
‘We werden vaak getroffen door droogtes. Als oorlog en droogte samenvielen, sterven er duizenden. Zo erg als het nu is, heb ik nooit eerder meegemaakt.’
‘Op een boerderij is toch altijd eten?’
‘Als er geen gras is, sterft het vee. Als er geen bloemen zijn, is er geen honing. Zonder regen is er geen tef.’ (Fijne graansoort)

Wanneer Lalibela door de Derg wordt bereikt vlucht Lasta’s vader die onderwijzer, dus verdacht, is. Haar moeder wordt verkracht en na dagen van misbruik uiteindelijk vermoord. Lasta vlucht, ze weet welk einde ook haar anders wacht. Ze verlaat Lalibela nadat ze tijden met de bedelaars voor de Mariakerk heeft gezeten. Een kolonel van de Derg heeft zijn oog op haar laten vallen. Hij en zijn vrouw zoeken een hulp in de huishouding en Lasta kan met hun meerijden naar Addis, een stad die ze alleen uit verhalen kent. Uitzichtloos als haar situatie is, besluit ze het erop te wagen. Kost en inwoning zijn immers haar eerste zorgen. Dat ze daarmee ook haar vrijheid inlevert realiseert ze zich niet. Nog erger is dat de begerige blikken van de kolonel boekdelen spreken. Ze probeert te vluchten, maar faalt. Ze is amper vijftien als hij haar verkracht. Gelukkig is er sprake van een ommekeer. Rebellen rukken op en uit angst voor een confrontatie met hen neemt de kolonel de benen. Zijn vrouw en personeel achterlatend. Lasta verlaat de woning die haar zo lang een gevangenis leek en zoekt haar heil in de sloppenwijk. Voor haar maakt het weinig uit of het de Derg of de opstandelingen zijn die de dienst uitmaken.

 

Overal lagen mensen te slapen, onder lappen plastic en vodden. Moeders en kinderen, oude vrouwen en mannen, dicht tegen elkaar aan. Sommigen sliepen rechtop, met de rug tegen de omheining. Ze hurkte neer bij een oude man, die weggedoken zat onder een deken met daaroverheen een stuk plastic.

Het leven in de grote stad is nog veel harder dan wat ze gewend is. Het sociale netwerk van familie en buren dat ze uit haar jeugd kent, ontbreekt volledig. Lasta moet bedelen om aan de kost te komen. Vriendschap blijkt niets waard, is eerder een slimme vorm om je uiteindelijk te kunnen bedriegen en van je te stelen. En steeds wanneer ze even uit de maalstroom van narigheid denkt te kunnen komen, door bijvoorbeeld manusje van alles in een door hoeren bewoond huis te worden, komt er net zo snel en verrassend een eind aan als het begon. Haar sociale kracht en fysieke schoonheid helpt haar keer op keer. Zo krijgt ze via een van de hoertjes een baan als koffiedame in een bordeel, een job die in Ethiopië wel iets meer inhoudt dan in Nederland… Eindelijk ziet ze kans geld te sparen, krijgt een man interesse in haar en hij wil met haar gaan samenwonen. En weer blijkt het een oplichter, verliest ze alles wat ze had, ook omdat ze zwanger van hem is. En hij in geen velden of wegen meer te bekennen is.

Lasta overkomt meer in het boek, je zou haast zeggen een eindeloze hoeveelheid ellende, meer dan je dragen kunt zelfs. En toch laat ze zich niet kisten. Ze gaat door, ondanks de zwangerschap, ondanks tuberculose. Haar wilskracht is even groot als haar hoop op een beter leven. Daarin staat ze gelukkig niet alleen, want waar vooral mannen borg stonden voor geweld en verdriet, staan vrouwen aan haar zijde. Prostituées, gehandicapte vrouwen, verpleegsters, allen zien in dat Lasta steeds weer een nieuwe kans verdient. Ik denk dat de schrijver van het boek dit zijn personage gunde, net zoals hij al die meisjes die overal om hem heen bedelden of zichzelf te koop aanboden, een beter leven gunde. Soms kijk je met Van Reens ogen als je deze roman leest.

Voor een van de winkels in de goudstraat bleef ze staan. Ze kon geen stap meer verzetten. Het was alsof ze zichzelf zag lopen aan de overkant van de straat. Het meisje leek op haar. Ze had net zo’n lange zwarte haren. Ze droeg een vale jurk met daaroverheen een T-shirt met gaten, zoals zij zelf droeg toen ze nog moest bedelen. Had zij er ook zo uitgezien? Zo verwilderd? Zo alleen?

Anbessa’s dochter maakt duidelijk dat het doodzonde is dat David van Reen slechts een kort leven beschoren was. Hij wist veel, had de informatie uit eerste hand en was daardoor in staat romans te schrijven die ertoe doen. Van Reen was daarin de spreekbuis van al die armen die hij dagelijks tegenkwam.
Hij liet zien dat het mensen waren zoals wij, maar met zoveel minder kansen. Anbessa’s dochter is een boek dat iedere verwende Nederlandse scholier verplicht zou moeten lezen. Beter dan in deze roman had Van Reen niet kunnen opkomen voor de mensen van wie hij hield.

 

David van Reen, Anbessa’s dochter. Haarlem: In de Knipscheer, 2016

 

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter