blog | werkgroep caraïbische letteren

Voortdurende belofte (4)

Verslag van een verblijf op Curaçao van 9 tot 28 april 2016

door Willem van Lit

IV.
Oef! Een looiig misnoegen verzonk in mijn geest en gemoed. Ik stapte ongerust door naar de achterkant van het appartement dat we hadden gehuurd. Twee slaapkamers achterin de gang, links en rechts. Er zaten houten luxaflex verduisteringen voor het raam, die niet open kon. Aan beide kanten van het raam smalle houten shutters. En dit was de windzijde van deze optrek. Ik begreep het onmiddellijk.

Curacao hotel

Carascasbaai. Foto © Michiel van Kempen

Hierlangs kon geen wind naar binnen. Het complex lag daarbij ook nog achter een hoge wand. Dit was een putje, een oven. De voorzijde hiervan was een hete leefkuil, een woonkamer met een brede schuifdeur waar ’s middags de zon naar binnen kon: de hele middag. De enthousiaste mevrouw die ons uitleg kwam geven, was terstond niet meer te verstaan: ik voelde me verslagen. Ik had mezelf beetgenomen. Voor wie mijn ergernis niet snapt: op Curaçao moet je de wind voelen, de koele bries van de passaat op je huid, de vlagen die spelen met de flappen van je shirt, die je poriën streelt. Dát. En dát ontbrak hier, de essentie van het genoegen dat je in de tropen buiten mag wonen. Er stond in het appartement een windmachine en een ventilator. Of we misschien nog een ventilator zouden willen? *zucht*.

 

Lit Willem van Lit Cariben
Europeanen denken dat je zeker de zonzijde moet hebben. En je moet dan geen last hebben van de wind. Daar word je dan mee verleid. Het Caribisch gebied is al eeuwen lang bevolkt geweest met het type vrije-zaken-jongens, die gebruik van maken van je argeloosheid. Het zijn de kapers, graaiers, mooipraters, zwetskousen. Zij maakten de dienst uit. Dit fenomeen is één van de helften die de structuur van de pathetische omhelzing, die ik heb beschreven in Cariben laten we het onmogelijke vragen, hebben gevormd. Het komt steeds weer terug: de scherpte van de argwaan die door woorden heen prikt. Het is één van de oorzaken die de verhoudingen tussen zwart en blank hebben geslepen.
En bij deze ervaring met dit ovenappartement voelde ik dat schuren nu zelf, onaangenaam, schraal en zuur. Ook dat kom je tegen. Het appartement staat in de brochure voor vijf sterren. Het is er nog geen twee waard naar mijn idee. Het zal wel drie euroton moeten kosten. Is dit lachwekkend of verdrietig? Absurd in elk geval. Je zal het maar gekocht hebben.
Dingen, schreef ik. Gelukkig zijn er heel veel meer dingen. Zoals dit:

 

Curacao Caracasbaai

Curaçao Caracasbaai. Foto © Michiel van Kempen

V.
Caracasbaai. Ik wil zwemmen. Dat kan hier heel goed. Sinds kort heeft men hier boeien aan een reep gelegd. Die markeren een deel van de baai, evenwijdig aan het strand. Ze zijn perfecte richtpuntjes om baantjes te trekken door dit heilzame water. Ik vertrok vanaf de kant en zwom naar een vast afmeerpunt in het water. Vandaar naar de eerste boei, de tweede, de volgende, nog één, verder, nog eentje en terug. Schoolslag, borstcrawl. Met duikbril. Weer héén… en terug, nog een keer de boeien langs. Ik telde de vissen die onder me doorzwommen niet, net zo min als de meters. Glashelder water, scherp zilt, heerlijk, precies op temperatuur. Het was tegen de avond.
Er staat daar een restaurantje aan de rand van het water. De wind waait er doorheen. De tafels zijn houten kabelhaspels, net hoog genoeg om aan te zitten. Er groeien bomen naar binnen hier. We aten er vis: dradu, snapper of mero. En dan met arroz moro (rijst met zwarte boontjes). Een biertje erbij. Hier leerde ik Alcira kennen. Ze bedient er de gasten. Ze liep opgewekt rond en ze reageerde op elke wenk. Een praatje, wat grappen, hartelijkheid, zin in vrolijkheid. Ik vroeg haar of ik haar mag interviewen. Overmorgen dan en dan wat later op de avond tegen de tijd dat de keuken sluit. Dat is perfect. Ik was benieuwd naar haar verhaal. Alcira is nieuwsgierig. “Wat kan ik háár zoal te vragen hebben? Wat is zo gewichtig? Wat heb ik te vertellen?” Ze keek me gespannen aan, maar ze schoot wel toe: ik had haar niet voorbereid hierop. Toen ik haar de vragen stelde, kwam ze snel en gedreven met haar antwoorden. Ze snapte me perfect. En iedereen mag het lezen. Geen enkel probleem. Ze antwoordde onbevangen en levendig. Ik schreef me de krampen om haar woordenstroom bij te houden. En dat zomaar aan een kabelhaspeltafel onder een hanglamp die danste in de wind. Het schrijft vlot. Ze zal van mij het verslag krijgen. Dat is beloofd. Ik noteerde haar e-mailadres.
Alles wat er mis is op het eiland, doet haar pijn. Mensen worden verwaarloosd; ze worden misleid. Kinderen krijgen geen kans, terwijl er zó veel mogelijk is. Dat is verschrikkelijk zonde; het hoeft niet fout te gaan. Het schrijnt. Ik schrijf.

 

[wordt vervolgd, voor deel 5 klik hier]

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter