blog | werkgroep caraïbische letteren

Voor Clinton Kaersenhout

door Sharda Ganga

Vorige week vrijdag overleed Clinton Kaersenhout. Hij werd 41 jaar. Jarenlang was hij deel van het groepje mensen met wie ik minstens één theatervoorstelling per jaar maakte. Meestal waren het er meer: grote en kleine voorstellingen, optredens tijdens congressen, voorlichtingsfilms en ga zo door. Als theatermaker, regisseur en schrijver, moet je je gelukkig prijzen als je een paar mensen aan je kan verbinden, in een land waar er geen infrastructuur bestaat voor kunst en cultuur. Ik had en heb dat geluk.

 

Clinton Kaersenhout Guy Sonnen

Clinton Kaersenhout. Foto Guy Sonnen

In het midden van de jaren negentig, nog tot enkele jaren geleden, was het theaterlandschap in Suriname een barre woestenij. Maar wij bleven doorploeteren. Het gros van de voorstellingen die wij maakten, kwam tot stand met financiële ondersteuning van de Nederlandse ambassade. Want goed theater kost geld. Zalen huren, geluid, decor, kostuums, belastingen, en, ik vind en vond het belangrijk dat acteurs, en alle anderen die maandenlang hun middagen en avonden opgaven om te repeteren en op te treden, betaald zouden krijgen. Ze zouden er niet van kunnen leven, maar het moest ook geen fooi zijn. Voor semiprofessioneel theater heeft ons land geen geld op de begroting. Nu niet, maar ook de laatste dertig jaar niet. (Ik reken dan even de Theatereenheid Mofo daar niet bij.)

In een land waar er wel echt doordacht beleid zou zijn, waar er wel aandacht zou zijn voor kunst en cultuur, waar beleidsmakers zouden begrijpen dat investeringen daarin zichzelf terugbetalen, in de vorm van werkgelegenheid, maar vooral ook in de vorm van publiek dat leert denken en onderscheiden, zou er ruimte zijn geweest om het talent van mensen als Clinton tot volle wasdom te laten komen. Mag ik daarom, behalve verdrietig, ook een beetje boos zijn? Ook zo af en toe denken aan wat had kunnen zijn? Clinton was de ultieme showman. Hij leefde op als hij op een podium kon staan. Dat soort mensen zijn een gruwel voor regisseurs.

Showmensen zijn mensen die altijd zichzelf in de picture willen hebben op het podium, die gaan schmieren, gaan overacteren, een snik in de stem, grootse gebaren. Dat wilde hij ook wel doen, maar dat timmerde ik er dan weer uit. Het kostte hem moeite om kleiner te spelen dan hij was – hij wilde, en kon het podium verzwelgen, de rest overschaduwen. Maar als de regisseur het afdwong dat hij zich inhield, dan deed hij dat. Hij kwam bij ons als showman, met net zijn eerste SuriPop-succes achter de kiezen, maar hij ontpopte zich tot een heuse acteur. Eén die begreep dat de kleine gebaren, de subtiliteit veel dieper raakten dan geschreeuw en woeste gebaren en gimmicks. Welke rol je ook aan hem gaf, hij deed het op zijn sloffen.

Als je als beginnend acteur meteen gegooid wordt in een tekst van Edgar Cairo (Yorkafowru, de Doodsboodschapsvogel), en je je avond na avond staande moet houden naast een doorwinterde acteur als Felix Burleson, en er geen enkele andere afleiding is op het podium dan het spel tussen jullie twee, dan ben je gewoon goed. Hij speelde een koninklijke slaaf, een ongeboren jongeling, een bruidegom die tevergeefs op zijn bruid wachtte, een overlevende van de Binnenlandse Oorlog, en zoveel meer. Als Elzaro, in Yorkafowru, sprak hij: “Mijn rijk ligt daar, in de verledenrichting. Daar waar de stof de adem heeft van eeuwigheid, onschuld, deugd, onvergankelijkheid”. Ik ben voor altijd dankbaar dat ik zijn talent mocht inzetten en aanschouwen.

[uit de Ware Tijd, 20/08/2016]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter