blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

“Vertel me geen pantjelantje!”

door Pim de la Parra

 

“Vertel me geen pantjelantje!”, sprak een owru mati van me verontwaardigd toen hij hoorde hoeveel Euro’s hij voor de huur van een terreinwagen voor zeven dagen moest betalen. Hij was met twee andere owru mati’s, een voor een geslaagde Euro-Suri’s uit Amsterdam, Rotterdam en Maastricht, voor het eerst in lange tijd weer op vakantie in Switi Sranan, en de heren waren van plan om Kabalebo in West Suriname te bezoeken. “Doe niet zo sluit”, zei een van de anderen, “we betalen die man gewoon de prijs die hij vraagt.”

Marowijnerivier, de oversteek van Albina naar Saint Laurent in Frans-Guyana. Foto © Michiel van Kempen

 

Ik moest glimlachen om hun gedateerde taalgebruik, dat ons terug bracht naar de jaren kort voor de onafhankelijkheid. De term “pantjelantje” had ik sindsdien niet meer gehoord, en het woordje “sluit” was ik zelfs helemaal vergeten. Als je toen van iemand beweerde dat hij “sluit” was, dan bedoelde je dat hij gierig was en niet graag geld uitgaf. Met deze drie mati’s had ik meer dan een halve eeuw geleden heel wat avonturen beleefd als jonge studenten in Nederland en op reizen met de Foreign Student Service naar Berlijn, Warschau, Moskou, Kopenhagen, Boedapest, Milaan en Rome. We waren toen allemaal vurige nationalisten en idealisten die het noodzakelijk vonden dat ons geboorteland heel snel onafhankelijk zou worden van moederlandje Nederland.

Ondertussen zijn we allen grootvaders en flink door het leven gemangeld. De meeste idealen van vroeger zijn in de loop der jaren vanzelf verbleekt, zoniet verdampt. Toch sluimeren er nog wat vage dromen over de ontwikkeling van ons geboorteland en de toekomst van de nieuwe Surinamers. Mijn mati’s winden zich op over alles dat ze hier meemaken. Ze spellen de kranten, luisteren naar de radio en volgen televisieprogramma’s. Ze hebben zelfs een openbare vergadering van de Nationale Assemblee bezocht. Omdat ik hier al weer twintig jaar woon, gaan ze er van uit dat ik op al hun vragen de antwoorden weet. Hoe kan dit? Hoe kan dat? Waarom dit? Waarom dat? Om dan elke keer te eindigen met de tekst: “Het is een grote pantjelantje!” En dan zijn we vanzelf weer terug in ons gedeelde verleden vlak voor de onafhankelijkheid. “Pantjelantje” is het woord waarmee we onze gemeenschappelijke droefenis verbergen. “Wat een pola pantjelantje”, verzint een van ons. “Pola” was zestig jaar geleden HET Surinaamse woord dat op openbare wc’s en schuttingen geschreven werd door vroegrijpe pubers. Als je hardop “pola” durfde te zeggen, dan werd je door je mati’s voor vol aangezien.

Onder invloed van vodka, whisky, rum en rode wijn komen geleidelijk aan de bekentenissen. De heren zijn door hun verblijf in Suriname zeer ontnuchterd. Geen van deze owru mati’s droomt er nog van om ooit te remigreren. “Ik ben blij dat ik niet de illusie heb nagejaagd om na mijn studie terug te komen om mijn land te helpen opbouwen”, biecht een van hen op. “Wat zou er van me geworden zijn als ik hier was komen werken?” Zo zit hij te somberen totdat een ander opmerkt: “Het is een echte pantjelantje!” Dan moeten we lachen als een boer die kiespijn heeft en nemen we nog een slok. Het is niet meer zoals het vroeger was. We lijken uitgeblust. En ik heb geen animo meer om een rooskleurig verhaal over de toekomst van Suriname te verzinnen. “Overal rijden hele grote en dure auto’s rond”, zegt een ander. “Waar vinden de mensen al dat geld om deze auto’s te kopen in een land dat door zo een crisis gaat?” Het is kraakhelder. Deze drie owru mati’s van me kennen geen solidariteit meer met hun land van herkomst. Elk gevoel van saamhorigheid met de inwoners van hun land van oorsprong zijn ze tijdens dit weerzien met Mama Sranan kwijtgeraakt. DAT vind ik een grote pantjelantje!

[Column, verschenen in de reeks Hallo Paramaribo!, in dagblad De Ware Tijd van zat 17/zon 18 december 2016.]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter