blog | werkgroep caraïbische letteren

Vechten voor Rechten

door Anne Huits

In de tweede helft van de jaren zeventig, een tijd waarin duizenden en nog eens duizenden landgenoten op het vliegtuig zijn gestapt, of wilden stappen richting het moederland, vraagt Christine Werners geboren Samsom de Surinaamse nationaliteit aan. Na een procedure van ongeveer een jaar, behoort ze in 1977 tot de Surinamers van het eerste uur. Sommige mensen worden geboren in het verkeerde lichaam, Christine werd geboren in het verkeerde land. Ze is al zeer betrokken bij land en volk, en raakt gaandeweg steeds meer geïnteresseerd in het binnenland en het conflict met de overheid over rechten. We halen herinneringen op aan die strijd.

Christine Samsom

Voor de onafhankelijkheid in 1971 komt Christine met haar echtgenoot, de jurist Siegfried Werners en drie kleine kinderen, naar ons land. Van 1977 tot 1984 en van 1990 tot 1992 verblijft ze achtereenvolgens in Brussel en in Brasilia in verband met het diplomatieke werk van haar echtgenoot. In1973 vindt ze een baan als leerkracht Nederlands en Maatschappijleer op de A.L. Waaldijkschool, de Eerste Surinaamse Huishoud- en Nijverheidsschool. In deze functie komt ze naast de stadse meisjes ook jongedames tegen uit het binnenland. ‘Ik was onder de indruk van het zelfrespect van de jongedames en het respect dat zij tonen voor hun eigen cultuur. Op feestdagen bijvoorbeeld lopen de Creoolse meisjes met een koto. De dames uit het binnenland daarentegen dragen hun eigen traditionele panyi. Zij hebben hun eigen cultuur waaraan ze hun zelfrespect ontlenen. Sommige dames zijn lid van de sociaal-culturele vereniging Nieuw-Aurora. Deze vereniging hielp destijds kinderen, uit het binnenland gevlucht voor de binnenlandse oorlog, met hun huiswerk. En ze waren heel erg met hun eigen cultuur bezig, traden op met zang en dans’.

De heer Hugo Jabini, afkomstig van Nieuw-Aurora, nu bekend als ex-lid van de Assemblee, was in die tijd de motor achter die vereniging. Christine: ’Hij stimuleerde die activiteiten, een heel bevlogen mens, heel erg bezig met de ontwikkeling van zijn eigen mensen en met het onderwijs in het binnenland. Dat onderwijs had flinke klappen gekregen door de binnenlandse oorlog en had als gevolg daarvan heel lang stil gelegen. Jabini drong er bij de leerkrachten altijd op aan om terug te gaan naar het binnenland, want, zei hij, onze kinderen moeten ook onderwijs krijgen.’

In ‘90 krijgt Christine contact met Jabini en in 1994 gaat ze voor het eerst mee naar Nieuw-Aurora. Christine is in die dagen ook bestuurslid van het Gemengd Vocaal Ensemble Troki, opgericht in november 1975. Troki heeft haar melodieuze geluid al meermalen laten horen tot ver in het buitenland, maar nog niet in ons eigen binnenland. Als Christine in het Troki-bestuur vertelt over de podia in de kerk en krutu-oso van Nieuw-Aurora, ontstaat het plan voor een optreden in dat dorp. Dank zij een Klein Ambassade Project (KAP) geschreven en ingediend door Christine, gebeurt dat in 1995.
In die tijd rijden er nog geen comfortabele bussen, er zijn nog geen gladde geasfalteerde wegen. Er rijden geëvolueerde veewagens, planken dwars over de laadbak, de wegen vol hobbels en kuilen. Dus het totale zangkoor aangevuld met een cineast trekt in zo’n veewagen richting Atjoni, stapt vervolgens op de boot richting Nieuw-Aurora om daar op te treden. Christine: ‘Er is van die tocht en ons optreden een hele leuke documentaire gemaakt die verschillende keren op de televisie is vertoond.’
In 1995 bestaat Troki 20 jaar en in datzelfde jaar bestaat het koor van Nieuw-Aurora, Hati Kë, tien jaar. Vanwege die twee heugelijke feiten komt er een verzoek van de jonge jubilaris aan de iets oudere: ’Kunnen jullie iets voor ons doen?’ Dat verzoek wordt gehonoreerd en de zangers en zangeressen van Troki werken via een volgend KAP-project ‘iets’ uit tot een korenfestival voor alle koren in Boven-Suriname. Dit festival wordt een aantal jaren achter elkaar herhaald.
Steeds nauwer raakt Christine betrokken bij het werk van Jabini en bij het binnenland. In 1997 krijgt die samenwerking een totaal ander karakter. Christine: ’In dat jaar bezoekt een groep Chinezen, afkomstig van het Chinese houtbedrijf Tacoba en begeleid door een tolk, het binnenland. De Chinezen zoeken ter plekke nog gidsen. Die moeten hen vergezellen richting het bos. Ze zijn zeer geïnteresseerd in de winbaarheid van de bomen. De plaatselijke bevolking maakt tegenwerpingen. Dat gaat niet zomaar. Daarvoor moet de kapitein eerst toestemming geven. Met de kapitein hebben de Chinezen niets te maken. Ze hebben toestemming van de Granman. De dorpelingen zijn absoluut niet blij met de voorgenomen activiteiten van Tacoba. Immers hout hebben ze zelf nodig, niet alleen voor de constructie van een huis, een boot, een peddel, maar ze vrezen aantasting van het bos, van de kostgrondjes, van de heilige plaatsen, vervuiling van de kreken waar ze schoon drinkwater vinden.’

Onmiddellijk wordt er een krutu belegd door de drie dorpen van de Awana Lö, te weten Guyaba, Pokigron en Nieuw-Aurora. Hier past een intermezzo. Christine legt uit hoe de dorpen in het binnenland zijn georganiseerd: ‘Het komt hier op neer: Je hebt het gezin, bestaande uit de moeder met haar kinderen. De vader kan er zijn, hij kan er ook niet zijn, belangrijk in deze is de lijn van de moeder. Vervolgens heb je verschillende gezinnen die allemaal eenzelfde grootmoeder, overgrootmoeder en betovergrootmoeder hebben. Uiteindelijk kom je dan uit bij de moeder der moeders die uit Afrika is gekomen ten tijde van de slavernij. Het zijn mensen die allemaal uit dezelfde buik, bere of bë komen. Ze horen bij elkaar en wonen bij elkaar in een gemeenschap. Verschillende bë’s vormen samen een ‘lö.’ Er zijn in het Saramakaanse gebied totaal 12 lö. De banden gaan eeuwen terug, de herinneringen ook. De slaventijd, de vredesverdragen althans de uitkomsten van die verdragen leven voort in het collectieve geheugen van de mensen: ‘Wij wonen hier, dit is ons gebied. Niemand komt hier zomaar binnen. Als wij vroeger naar de stad wilden, moesten we toestemming vragen en omgekeerd is er ook toestemming van onze gezagsdragers nodig voor mensen uit de stad.’

Terug naar de krutu, de uitkomst van de krutu is dat de Granman om opheldering zal worden gevraagd. Ondertussen vertrekt Jabini richting stad om zijn licht op te steken bij ’s Lands Bos Beheer (LBB). Daar blijkt dat er inderdaad een N.V. is opgericht met de naam Sorejo Mining. Even op internet zoeken. De N.V. staat op naam van Granman SOngo Aboikoni en de heren REné en JOhan Pansa. SOREJO dus, goed gevonden. Deze drie heren, alle drie van een andere Lö, namelijk de Matjaw Lö, zijn inderdaad in het bezit van een exploratievergunning voor het gebied dat strekt vanaf de overkant van Semoisi stroomafwaarts tot Pokigron, een omvangrijk gebied van 128 duizend hectare. Een exploratievergunning overigens gaat vooraf aan een concessie. Verrassend en onaangenaam nieuws. Hoe nu verder? Van LBB gaat Jabini in gezelschap van Christine spoorslags door naar de Ware Tijd om via dat medium het ongenoegen en de bezorgdheid van de plaatselijke bevolking uit te spreken. Christine: ‘Dankzij het artikel in de Ware Tijd ontstaat er contact met de heer Stanley Rensch, de oprichter en directeur van de stichting Moiwana ‘86. Rensch stelt voor krutu’s te organiseren in het hele gebied, met de bedoeling de mensen op de hoogte te stellen van wat er dreigt te gebeuren.’

Tijdens het bezoek aan LBB was ook duidelijk geworden dat de regering verschillende bedrijven had blij gemaakt met een exploratievergunning in Boven-Suriname, waaronder MUSA en Berjaya Timber Industries Suriname N.V. Ook dat nog. Tijd voor serieuze actie. Via Rensch krijgt men contact met Fergus Mackay, een internationale jurist, gespecialiseerd in grondenrechten. Christine:’MacKay werkt voor Forest Peoples Programme. Die organisatie spant zich over de hele wereld in voor de rechten van inheemsen en tribale volken. MacKay was ook betrokken bij het Moiwana proces en in dat proces speelden grondenrechten eveneens een rol.’

 

Leven in Sarmaccaans gebied. Foto © Michiel van Kempen

Voor Christine breken er drukke tijden aan. Inmiddels is ze secretaris én penningmeester van de stichting Tooka. Tooka is Saramaccaans voor Verandering. ‘Uit hoofde van haar functie notuleert ze vergaderingen en maakt zowel inhoudelijke als financiële verslagen meestal in het Engels. Ze onderhoudt het contact met internationale organisaties als IUCN, Novib, ICCO en soortgelijke organisaties in Duitsland en Amerika. Ze is betrokken bij de organisatie van krutu’s en doet de inkopen die nodig zijn voor die bijeenkomsten. Christine: ’Van een suikeroom krijg ik een pick-up aangeboden die ik dankbaar in ontvangst heb genomen, gezien de toestand van de wegen. Twee keer per dag op vaste tijden zit ik achter de zender om het contact met het binnenland te onderhouden. Er zijn vier plaatsen in Boven-Suriname met een zender. Het contact dient niet alleen voor het bespreken van zakelijke aangelegenheden, maar ook om berichten door te geven, ik ben een soort postbode. De zender is een schenking van een donor. We praten over de tijd voor de komst van de mobiele telefonie.’ In 2000 ziet Christine zich uiteindelijk genoodzaakt haar werk op de Waaldijkschool stop te zetten.

Nu het woord grondenrechten is gevallen, moeten we weer wat achtergrondinformatie verstrekken. Over die rechten zijn hele boekwerken geschreven. In eenvoudige mensentaal komt het hierop neer, dat de mensen in het binnenland die daar al eeuwen wonen, of het nou inheemsen zijn of marrons, als groep recht hebben om daar te blijven wonen onder de omstandigheden en op de manier zoals ze al die jaren al leefden. Christine: ’Het leven in het binnenland is anders geregeld dan in de stad. Er is geen slager, geen markt en waterleiding is er ook niet. De mensen van het binnenland hebben kreken nodig voor schoon drinkwater. Ze hebben visgebieden nodig en een gebied om te jagen, om zo in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Ze hebben hun kostgronden nodig om te planten en hun begraafplaatsen om de doden te begraven en de voorouders te herdenken. De grond in het binnenland is niet van een privé persoon, maar van het dorp, van de lö, en kan dan ook niet verkocht worden. En mocht er toevallig goud te winnen zijn, of hout te kappen, dan kan dat alleen gebeuren in goed overleg met de mensen van het betreffende gebied, waarbij het dorp, of de dorpen een passende compensatie ontvangen als tegenprestatie. En wat passend is, wordt niet eenzijdig bepaald.’

Grondenrechten vallen onder mensenrechten en mensenrechten op hun beurt zijn internationale rechten. Internationaal recht staat boven nationaal recht. Christine: ’Wat indertijd gebeurd is bij het stuwmeer is bijvoorbeeld absoluut tegen dat recht. Tijdens de aanleg van het stuwmeer zijn er enorm veel respectloze maatregelen genomen. Zowel door de Nederlandse regering alsook de Surinaamse regering. De mensen geloofden niet dat hun dorpen werkelijk onder water zouden komen te staan en trokken pas op het laatste moment weg. Bij de bouw van de nieuwe dorpen, zoals Klaaskreek, Brownsweg en Nieuw-Koffiekamp, is absoluut geen rekening gehouden met de manier waarop de traditionele dorpen zijn gebouwd. Rechte straten waren het. Brownsweg ligt niet eens aan de rivier, de levensader. Hele families zijn uiteen gescheurd omdat mensen weigerden om te verhuizen naar de transmigratiedorpen en ‘naar bovenop’ trokken om daar nieuwe dorpen te stichten, dertien in totaal.’

We waren gebleven bij het jaar 1997. In dat jaar bereikt Granman Songo Aboikoni een nette brief, waarin om opheldering wordt gevraagd omtrent de N.V. Sorejo en haar activiteiten. Van Semoisi tot Pokigron zijn vrijwilligers huis aan huis gegaan om handtekeningen te verzamelen, met als resultaat dat meer dan drieduizend handtekeningen de brief vergezellen. Het hele pakket bereikt rond de Kerst Granman Songo Aboikoni in Lelydorp waar hij op dat moment logeert. Een persconferentie met nadere uitleg sluit deze actie af. De Granman en zijn adviseurs organiseren op hun beurt een persconferentie: de lijst met handtekeningen zou overgeschreven zijn van de kiezerslijsten. Immers er zouden namen op staan van mensen die zouden zijn overleden. Christine: ‘Nu beschikten de mensen van het binnenland niet eens over kiezerslijsten en wij wisten wie er bezig waren geweest met het verzamelen van de handtekeningen, maar we hebben ons daar niet druk overgemaakt.’ De schouders worden opgehaald.

 

Botenbouw in Pikin Slee aan de Boven-Suriname. Foto © Michiel van Kempen

In maart 1998 vindt er een Gran Krutu plaats in Pikin Slee. De Granman moet opheldering verschaffen. Om zich te verzekeren van voldoende aandacht in de media gaat er een aantal journalisten mee. De Granman heeft een sterfgeval, is dus niet aanwezig en verschaft geen opheldering. MacKay adviseert om niet als enkeling verdere actie te ondernemen. Er is een juridisch lichaam nodig. De twaalf Lö richten daarom eind 1997 de Vereniging van Saramakaanse Gezagsdragers (VSG) op, ook bekend als The Association of Saramaka Authorities.

In de daarop volgende jaren is het gebied op advies van Mackay in kaart gebracht. Christine: ‘Zeven jonge Saramaccaanse mannen o.l.v. kapitein Bappa van Semoisi, bestuurslid van de VSG, volgen eerst een training om te kunnen werken met het Global Positioning System (GPS). Uiteraard na aanmelding bij de kapiteins van de verschillende dorpen meten ze de gebieden op die de mensen nodig hebben om zelfredzaam te blijven en hun cultuur te kunnen behouden. Met pictogrammen is aangegeven welke gebieden belangrijk zijn voor het voortbestaan van de gemeenschap en voor welk doel. Wij noemen bronnen, kostgronden, jachtgebieden en visgronden.’

In de strijd om erkenning kan de OAS bijstand verlenen. Maar die organisatie schrijft voor, dat je eerst probeert de zaken intern met de eigen overheid te regelen. Dus stuurt de VSG missives naar de regering, drie officiële brieven. Als er geen adequate reactie komt van die overheid, is het tijd voor een petitie naar de Inter Amerikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens van de OAS (IACHR). Van daaruit kan dan de weg naar het Inter Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens (IACtHR) ingeslagen worden, een lange weg. De petitie, met behulp van Mackay opgesteld, en ondertekend door vertegenwoordigers van alle 12 lö en de voorzitter van de VSG, wordt in 2000 naar de IACHR in Washington gestuurd. En nu maar wachten.

Veel actieve mensen haken ondertussen af. Als Jabini zich in 2004 kandidaat stelt voor de NDP neemt Christine met pijn in haar hart afscheid van de strijd. “Vechten voor rechten en partijpolitiek gaan volgens mij niet samen.’ Momenteel gebruik ik mijn kennis en ervaring op een andere manier. Ik ben lid van het Adviescollege voor de Nederlandse donor Skanfonds en werk op die manier mee aan tal van projecten ook in Boven–Suriname.’ De uitspraak van het Inter Amerikaans Hof komt in november 2007: De Surinaamse overheid wordt o.a. veroordeeld de rechten op het gebied van het Saramaccaanse volk te omschrijven en vast te leggen in de grondwet. Is dat ook gebeurd? Nee. Wat in andere Zuid-Amerikaanse landen allang in orde is, lijkt in ons land maar niet te kunnen lukken.

Het is stil geworden rond het proces. Christine: ’Achter Nieuw-Aurora wordt op dit moment hout gekapt. Chinezen. Onduidelijk is voor wie ze kappen, onduidelijk is ook wie toestemming heeft verleend en onduidelijk is om hoeveel hectare grond het gaat. We zijn terug bij af.’

[eerder verschenen in Parbode, 25 januari 2016]
.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter