blog | werkgroep caraïbische letteren

Theatermaker Errol Caprino overleden

door Michiel van Kempen

Hij was een van de vernieuwers van het Surinaamse theater aan het eind van de jaren ’60. Met bijzondere energie deed hij bijzondere dingen. Na die periode werd het stiller rond hem. Op 8 november j.l. overleed op Bonaire theatermaker Errol Caprino.

12191267_10201268406468831_6948392804736882356_o

 

Errol Caprino – in zijn vroege jaren altijd Hans Caprino genoemd –  werd op 19 augustus 1941 op Curaçao geboren uit Surinaamse ouders. Net als enkele andere jongere theatermakers – Franklin Lafour en Henk Tjon – werd hij na een theateropleiding in België (Brussel) naar Suriname gezonden door de Sticusa. Hij regisseerde het toneelgenootschap Thalia in 1968 in Engelen zonder vleugels van Albert Husson waarin hij afstand nam van het tot dan enorm overheersende realistische toneel en experimenteerde met belichting, projecties en geluidsband. Het jaar daarop regisseerde hij Arnie Breeveld in de toneelmonoloog Ai Santo Boma van Ruud Mungroo, die ook deel uitmaakte van het programma The angry (wo)men dat op 19 april 1969 in première ging.

 

Errol Caprino2

Errol Caprino

 

Caprino had vier schrijvers van de groep rond het tijdschrift Moetete in een workshop getraind in het schrijven van eenakters. Uit die samenwerking kwamen vier stukken voort. Ai Santo Boma was opgebouwd volgens een associatief patroon van herinneringen van een man die uit de gevangenis komt. Het stuk klaagde de consequenties van het Surinaamse systeem van vrijheidsstraffen aan. De andere drie auteurs gaven verschillende vormen van identificatietoneel. De nacht van de winti van Thea Doelwijt, over een verhollandste jongeman die voor het eerst naar een wintiprei gaat, was een experiment om op gestileerde wijze, in een soort stemmenspel, de sfeer van een wintiprei op te roepen. De rolbezetting bestond uit twee vrienden, een commentariërend koor van priesterachtig geklede figuren en een dronman (drummer). In de monoloog Nakgwe voerde Jozef Slagveer de revolutionair Joesoe Nakgwe ten tonele die voor de guerrilla kiest en liever wil sterven in de nacht, dan zijn onafhankelijkheid op te geven. Slagveer nam er de actualiteit van protestdemonstraties, lerarenstaking en revolutionaire dichters mee op de korrel. In Bigi Dorsi bracht R. Dobru een realistische erfscène tot leven rond de oude wijze Bigi Dorsi en de uit Nederland teruggekeerde Sjakie die zich niet meer kan aanpassen. Dobru was het te doen om de sociale lering, het tonen van de wantoestanden op de erven en de prijs van vervreemding van het eigene die betaald moet worden wanneer elders een nieuw leven gezocht wordt.
In een uitvoerige bespreking besprak Roy Westzaan pro en contra van de verschillende eenakters. Hij prees het goede spel en de moderne regie die met weinig verbindende teksten en veel met suggestie werkte. Hij concludeerde: “[De stukken] zijn het bewijs van het sociaal-cultureel avantgardisme dat de makers bezielt. De schrijvers hebben de basis gelegd om te komen tot dramatiek met meer diepgang, meer problematiek, met minder lotsverbondenheid op het Surinaams menselijke vlak maar meer op het algemeen menselijke.”

 

Errol Caprino1

De `Culturele Werkavond’ die Caprino in 1970 maakte, zou aanleiding zijn tot een rel. Op het programma stond een opvoering naar analogie van de Kromanti-versie van het scheppingsverhaal waarin de wordingsgeschiedenis van het Surinaamse volk werd uitgebeeld. Het verhaal werd gebracht als niet-realistisch `intuïtie-toneel’ opgeroepen door een toneel zonder achterdoek, dia’s, geluidseffecten en spelers die zich in de zaal bewogen. Het programma bood verder teksten van Thea Doelwijt, Frank Martinus Arion, R. Dobru, Orlando Emanuels en Eddy Bruma, en een parodie op het Evangelie van Johannes door Jozef Slagveer. De avond was door de Staten van Suriname aangeboden aan een parlementaire delegatie uit Nederland en de Nederlandse Antillen. De gasten bleken zeer opgetogen te zijn over het programma, maar het CCS-bestuur schreef een brief aan de parlementaire delegaties waarin het zich verontschuldigde voor het gebodene. In een ingezonden brief in het dagblad Suriname werd betoogd dat het CCS-bestuur zich tot `deze schandelijke en onwaardige daad’ had laten gebruiken `door kolonialistische en racistische VHP-politici’ (die kennelijk geklaagd hadden dat er geen hindostaans element in het programma zat). `Door deze huichelachtige daad heeft het CCS-bestuur zich wederom getekend als de kolonialistische vijand van de kultuur van het Surinaamse volk. Niets anders dan koloniale blankenvrees heeft in deze kwestie de rol gespeeld bij deze Hollandslaven.’ Errol/Hans Caprino werkte in hetzelfde jaar 1970 nog mee aan de cabaretshow Frrrèk, en vertrok daarna naar de Antillen. Op Curaçao regisseerde hij Lais, tuin der lusten van Arrabal, en Oh pa, arme pa, je hangt in de kast van ma en het huilen staat me na. Hij regisseerde pas weer in Suriname in 1982, toen de legergroep Mofo zijn stuk Gron Bari opvoerde, en het Doe-theater Linkse Lucie.

 

Hij vestigde zich als ondernemer op Curaçao (restaurant Fort Nassau) en in 2011 op Bonaire waar hij zich bezighield met de bedrijven Bonaire Media Consultants en Caribbean TV & Impact Media.

In de jaren dat hij zich niet langer met theater actief bemoeide, vestigde zich in hem het idee dat hij niet echt de credits gekregen had die hem op grond van zijn vernieuwende theaterproducties toekwam. Maar hij trok zich niet verbitterd terug, maar bleef een levendig en charmant contact houden via sociale media met mensen van overal op de wereld.

Dat hij ruste in vrede.

 

 

Klik hier voor een gesprek van Rik Felderhof met Errol Caprino over leven en dood.

 

[Gegevens ontleend aan Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, 2003.]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter