blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Ramdas Sahiensha

Schat aan informatie in drie nieuwe boeken over slavernij en contractarbeid

door Hilde Neus

De eerste drie boeken in de serie The Legacy of Slavery and Indentured Labour zijn als substantiële aanvulling op de studie van Slavernij en Contractarbeid voor de Surinaamse wetenschapsbeoefening van onmiskenbaar belang. Ze bevatten een schat aan bronnen, die weer geraadpleegd kunnen worden om verdere ideeën over deze onderwerpen uit te werken. Ze sluiten goed aan bij nieuwe ontwikkelingen en de toenemende mate van interdisciplinair onderzoek op universiteiten wereldwijd.  

read on…

Caraïbische Letterendag Junior – boekenmarkt en trippelzone

Een gesprek met Cynthia Mc Leod die deelnam aan de Boekenmarkt van de Caraïbische Letterendag Junior op 1 oktober j.l., en acht
schrijvers spelen voor en met kinderen een gedeelte uit hun boek. Een videoverslag van Helena de Jong met camerawerk van Henk Lont en muziek van Sahiensha Ramdas. read on…

Caraïbische Letterendag Junior: kinderen in de hoofdrol

Een tweede foto-impressie van de Caraïbische Letterendag Junior in de OBA op zondag 1 oktober j.l. Foto’s van Charotte Doornhein. read on…

Caraïbische Letterendag Junior in foto’s

Op zondag 1 oktober 2017 bruiste de hoofdvestiging van de Amsterdamse Openbare Bibliotheek van de activiteiten rond de Caraïbische Letterendag Junior. Tien schrijvers waren ervoor overgekomen uit het Caraïbisch gebied en 13 andere gaven ook acte de présence. Een fotoreportage van Nataly Linzey voor Werkgroep Caraïbische Letteren. read on…

Letterendag Junior doorslaand succes

Iedereen was het er over eens: de tiende Caraïbische Letterendag – Junior deze keer, want gewijd aan de kinder- en jeugdliteratuur – was een doorslaand succes, gisteren, 1 oktober 2017 in de Amsterdamse OBA. Een grote fotoreportage volgt nog, nu alvast een groepsfoto van de Caraïbische schrijvers. read on…

Symposium Medische Geschiedenis van Suriname

De Anton de Kom Universiteit van Suriname organiseert op 27 en 28 januari in het IGSR-gebouw een internationaal symposium over de medische geschiedenis van Suriname. Dit is een bijzondere samenkomst van personen uit verschillende disciplines, zoals historici, dermatologen, artsen, biologen, specialisten in DNA-onderzoek, cultuurspecialisten en sociale wetenschappers. read on…

Kahe gaile Bides

door Hari Rambaran

Onlangs verscheen bij Mango het Engelstalige bronnenboek Kahe gaile Bides. Dit boek geeft inzicht in de migraties van Hindustani’s uit het Bhojpuri sprekende deel van India als contractarbeiders naar diverse landen en van hun nakomelingen uit Suriname naar Nederland. Het boek is gemaakt in het kader van het project Kahe gaile Bides – Bhojpuri cultuur en de diaspora en de tentoonstelling daarover, gehouden in augustus 2006 in Allahabad. Mousumi Majumder fungeert als de eindredacteur. Anderen die aan dit boek hebben meegewerkt zijn Badri Narayan Tiwari en Nivedita Singh uit India, Sahiensha Ramdas en Maurits Hassankhan uit Suriname, en Narinder Mohkamsing, Elizabeth den Boer en Chitra Gajadin uit Nederland.

De in de boektitel gestelde vraag ‘waarom vertrok je naar vreemde landen?’ wekt de verwachting dat iemand daar een antwoord op geeft. Dat gebeurt echter niet expliciet in het boek. Wel wordt aan de hand van historische gegevens, persoonlijke verhalen en anekdotes, een beeld geschetst van de omstandigheden in het Bihar en omstreken in het toenmalige Brits-Indië, waardoor mensen vanaf de negentiende eeuw hun woongebied, familie en vrienden verlieten om elders in vreemde streken een emplooi te vinden op plantages die door koloniale mogendheden overal in de wereld in hun wingewesten waren aangelegd. Door de persoonlijke verhalen heen proeft de lezer de pijn en het verdriet bij de achterblijvers en ook bij hen die vertrokken. De door wervers voorgespiegelde vooruitzichten pakten de ene keer anders uit dan werd verwacht en een andere keer bracht de migratie ook wel uitkomst in de niet altijd rooskleurige omstandigheden waarin men daarvoor in Brits-Indië verkeerde. De inhoud van het boek overziend, zou de naam ‘kaise gale bidesavá’ [hoe ben je vertrokken?] toepasselijker kunnen zijn voor deze publicatie. Het boek vertelt immers eerder hoe de werving, de reis en het verblijf in den vreemde verliep dan waarom men vertrok. Hoe de migratie verliep proef je namelijk in de opgenomen liederen en gedichten.

Het boek telt zeven hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk schetst de omstandigheden in het Bihar en omstreken zelf en geeft een idee ten aanzien van de werving van de arbeiders. In het tweede hoofdstuk zijn persoonlijke verhalen opgenomen. Deze verbeelden de ontberingen van mensen die vertrokken en van hen die achterbleven.
Hoofdstuk drie schetst de aankomst en het verblijf van Hindustani’s in Suriname en van de omstandigheden waarin de contractarbeiders werkten. Hoofdstuk vier gaat in op het vertrek van Hindustani’s naar Nederland. In hoofdstuk vijf gaan de auteurs op zoek naar culturele sporen en resten van ‘Bhojpuri-cultuur’ bij de nakomelingen van de Hindustani’s; overblijfselen die herinneren aan wat de contractarbeiders aan cultuurgoed meebrachten. De auteurs gaan daarbij in op de drie basisbehoeften in: roti, kapará en makaan (voedsel, kleding en woning).
Hoofdstuk zes geeft een schets van de relatie tussen het Bhojpuri, het Sarnámi en het Nederlands. Het zevende hoofdstuk geeft enig inzicht in de relatie tussen India en Suriname ten aanzien van de Bhojpuri volkscultuur. In dit laatste hoofdstuk is aandacht besteed aan muziek, toneel en andere literaire uitingen van Hindustani’s in Suriname. Ter illustratie enkele gedichten en liederen opgenomen.

Als bronnenboek maakt de uitgave de verwachting waar. Men treft tal van verwijzingen aan naar andere publicaties, terwijl achter in het boek een lange lijst is opgenomen van allerlei literatuur, hoewel van al die publicaties niet duidelijk is wat ze bijdragen aan de inhoud van dit boek zelf. Wel helpt de lijst de geïnteresseerde lezer verder in haar of zijn zoektocht naar gegevens over de Hindustani’s, die – wel of niet als contractarbeider – uit het Bhojpuri-gebied of uit Suriname, elders een nieuw bestaan opbouwden en van wie een deel nooit is teruggekeerd naar de geliefden die achterbleven, maar die nooit uit hun gedachten zijn verdwenen. Een Bhojpuri-volk levend in heimwee!

Mousumi Majumder (red.), ‘Kahe gaile Bides’; Where did you go? On Bhojpuri migration since the 1870s and contemporary culture in Uttar Pradesh and Bihar, Suriname and the Netherlands. Allahabad: Mango books, 2010. 185 p., ISBN 978 81 906804 3 1 en ISBN 978 90 6832 740 3, prijs € 22,55.

[uit Oso, 2011, nr. 2]

Pretminor Srananistiek


De Hogeschool van Amsterdam heeft er een nieuwe minor bij: ‘Srananistiek’, een collegereeks over Suriname. Dansen en zingen tijdens de les, en als toetje een excursie naar de tropen.

door Kirsten Dorrestijn

‘Zoals jullie weten is het Sranantongo een klanktaal’, poneert docent Michiel van Kempen tijdens zijn les over de Surinaamse literatuur. Hij heeft de studenten zojuist het gedicht ‘Kopenhagen’ van de dichter Trefossa laten vertalen. ‘Maar wat houdt dat dan precies in, een klanktaal’, vraagt hij. ‘De kleine woordjes als “eh-eh!” en “a-a!” zijn uitroepen van verbazing. Die spreek je niet uit als een locomotief -“a-a”-, maar je zingt ze, op hoge toon: “AaaaaAAAaaa-AaaaAAAaaa” of “Eèèèèhhhh-Eèèèhhhh”, schalt het door het lokaal.

San dya na mofo se?
Eh-eh!
Watramama na yu Sidon
na ston?

Van Kempen leert dat Trefossa in 1957 de eerste was die het Sranantongo als literaire taal gebruikte. In Suriname is het Nederlands de officiële taal waarin men leert lezen en schrijven. Het Sranantongo is de lingua franca, de straattaal. ‘Maar Trefossa heeft met zijn dichtbundel laten zien dat het Sranan ook een literaire taal is, en er niet alleen is om een bos kousenband te kopen op de markt’, legt Van Kempen uit.

De les over de Surinaamse literatuur is een onderdeel van de nieuwe minor Srananistiek. Het leren van de grammatica en spellingsregels van het Sranantongo is een belangrijk doel. Zeventien studenten zijn in september van start gegaan. De meesten hadden al een passieve kennis van het Sranan en hebben Surinaamse familie, maar spreken de taal niet vloeiend. In de minor komen ook de geschiedenis en de economie van het land uitgebreid aan de orde. Voor het eerst wordt er in Nederland op deze schaal lesgegeven over Suriname.

MSN’en
Je bent toch Surinaams? Dan weet je toch alles over Suriname?’, krijgt Loraine (20, derdejaars MER) steeds te horen als ze vertelt welke minor ze volgt. ‘Ik ben dan wel Surinaams, en ik ga er vaak op familiebezoek, toch weet ik echt nog niet alles. Over de economische ontwikkelingen wist ik niks, de spellingsregels van het Sranantongo kende ik niet en over het slavernijverleden wist ik ook weinig. Bijna alles wat ik hier hoor, is nieuw voor me. Ik vind het echt interessant om bezig te zijn met mijn achtergrond, want mijn hart ligt bij Sranan.’

Loraine profiteert direct van de kennis die ze opdoet. Voorheen antwoordde ze vaak in het Nederlands als iemand Sranan tegen haar sprak. Nu durft ze terug te spreken. ‘Eerder schaamde ik me vaak voor mijn accent. Of soms probeerde ik wel Sranan te praten, maar kon ik niet de juiste woorden vinden. Door de lessen ben ik zekerder geworden.’ Ook de spellingsregels van het Sranan kan Loraine direct toepassen in de dagelijkse praktijk: ‘Soms, als ik gezellig wil doen met vrienden, schrijven we op MSN in het Sranan. Voorheen deed ik meestal maar wat. Nu let ik op de spelling en leer ik de regels aan mijn vrienden.’

De minor is het resultaat van een idee dat linguïst Gracia Blanker een tijd geleden kreeg toen ze in de trein zat. Ze had een woordenboek Sranantongo gepubliceerd, was bezig met het samenstellen van een corpus Sranan en wilde iets nieuws doen met de taal. Het was haar opgevallen dat vooral witte mensen de Surinaamse taal en cultuur onderzoeken. ‘Ik vond dat daar eens verandering in moest komen en wilde iets opzetten waarbij Surinamers zelf met hun land bezig zijn. Ik denk bovendien dat Surinamers toch het beste begrijpen wat er bedoeld wordt. Ik wilde bij het onderzoeken van de taal zo veel mogelijk jonge Surinamers bij betrekken.’

Sensuele gastdocent

Tijdens de practicumlessen leren de studenten het Sranan toe te passen. Deze keer komt zangeres en actrice Sahiensha Ramdas als gastdocent vertellen over haar leven. Ze blijkt in Suriname een ware ster. In 2004 stond ze met haar hit ‘Aleng’ (regen) wekenlang op nummer één. Ze laat via Youtube de clip zien bij het nummer. We zien de gastdocent op een sensuele manier dansen en zingen in de regen, en uitdagend in de camera kijken. Op haar 21ste was ze getrouwd met een hindoestaanse man, vertelt ze. Een situatie die haar beklemde. Ze ging van hem weg en brak al snel door als zangeres. In ‘Aleng’ verwoordt ze de vrijheid die ze toen voelde. ‘Ik heb veel reacties gekregen op deze clip. Als hindoestaan hoor je je zedelijk te gedragen. Ik spang me daar nu niet meer om. Ik bepaal zelf hoe ik het prettig vind een lied te presenteren.’

Zo leren de studenten spelenderwijs over de gebruiken en gewoontes van Suriname. ‘Het is een pretminor’, krijgt Blanker soms te horen als ze vertelt dat ze zingt en danst met haar studenten tijdens haar lessen taalverwerving. ‘Wat nieuw is wordt altijd met argusogen bekeken. Ik zorg dat de studenten op een levendige manier over het land leren. Afgelopen week hebben we een spel gespeeld waarbij je leert hoe je de klanken van het Sranan uitspreekt, en vandaag hebben we het Surinaamse volkslied geoefend. Ik sta erop dat de studenten dat uit hun hoofd kennen als ze straks in Suriname zijn.’

Want een excursie naar de tropen kan natuurlijk niet ontbreken. In november vertrekt de groep voor drie weken naar Suriname. Op 25 november zullen zij daar “Srefidensi” (onafhankelijkheidsdag) vieren. Ook zullen ze ter plekke colleges volgen en excursies naar de districten maken. Het prijskaartje van de minor bedraagt 1200 euro. Wopke Veenstra (23, derdejaars MER) heeft dat er graag voor over. ‘Het is een investering in mijn eigen toekomst. Normaalgesproken vlieg ik één keer per jaar naar Suriname voor familiebezoek. Deze studiereis wordt een hele nieuwe ervaring. Door de lessen heb ik het land beter leren begrijpen.’

Respect
Chavelli Pardam (27, vierdejaars CETO) woonde een groot deel van haar leven in Suriname. Vier jaar geleden kwam ze naar Nederland. ‘Doordat ik zo kort geleden naar Nederland ben gekomen heb ik het gevoel dat ik mijzelf steeds moet verantwoorden dat ik deze minor volg. Mensen denken dat ik al alles over Suriname weet, maar ik heb ontzettend veel geleerd de afgelopen weken. In Suriname is de scholing anders. Je leert bijvoorbeeld weinig over de Surinaamse geschiedenis. Door deze minor heb ik veel respect gekregen voor mijn land. Bijvoorbeeld hoe het na de slavernij uit een dal is geklommen. Ik weet nu wat de economische positie van het land is, en door middel van het interpreteren van gedichten heb ik geleerd hoe mensen vroeger leefden.’

Behalve dat de minor van pas kan komen als je wilt MSN’en in het Sranan, leren de studenten een ‘beroepsproduct’ ontwikkelen: ze gaan onderzoeken welke dienst of welk product nuttig kan zijn naar Suriname te brengen. Voor Loraine is dit een goede oefening, want zij wil in de toekomst misschien een bedrijf opzetten in Suriname. ‘Ik wil iets introduceren dat men daar nog niet heeft. Daarvoor moet ik me natuurlijk eerst goed oriënteren. Ik ga kijken waar vraag naar is, waar mijn kansen liggen en wat barrières kunnen zijn.’ Ook Chavelli wil iets voor haar land betekenen als ze straks is afgestudeerd. Blanker denkt dat de minor een goede voorbereiding is op een (r)emigrate. ‘Iedere Surinamer zegt dat ‘ie ooit teruggaat naar zijn geboorteland. Zij dromen ervan te helpen het land op te bouwen. En Suriname heeft die hulp hard nodig.’

Eerste uur
Wopke is door de minor op een andere manier gaan kijken naar de mogelijkheden van Suriname. ‘Eerst zag ik het echt als een ontwikkelingsland, nu zie ik ook veel kansen. Maar om reëel te blijven, ik ga geen bedrijf opstarten in Suriname. Ik volg deze minor puur om mijn kennis te verbreden. Ook verheug ik me erop mijn oma in november te verrassen door met haar in het Sranantongo te spreken.’

De minor valt goed in de smaak. Wopke, Chavelli en Loraine zijn dolenthousiast over de colleges. Wopke: ‘Bij mijn hoofdstudie skip ik wel eens het eerste uur, maar van deze minor wil ik geen les missen. De groep is in korte tijd heel hecht geworden. We gaan als zussen en broers met elkaar om. Dat is echt Surinaams. Wij kijken niet de kat uit de boom, zoals Nederlanders vaak doen. Uiteindelijk zijn Surinamers één grote familie. Dat merk je in de klas.’

[Dit artikel verscheen eerder in Havana, weekblad van de Hogeschool van Amsterdam. Foto zingende studenten: Fred van Diem]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter