blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: pedagogiek

Luisteren volwassenen naar kinderen?

Martine Delfos over communiceren met kinderen
Praten tégen of met kinderen? Goede communicatie begint met een innerlijke houding van eerbied voor het leven en bescheidenheid. Zoals jezelf iets te zeggen hebt, zo heeft je medemens ook wat te vertellen. De vraag is hoe we met elkaar, met kinderen en met pubers kunnen praten om naar de ander te luisteren. Communiceren is luisteren, observeren en jezelf uiten, zoals ademhaling is het naar binnen en naar buiten bewegen. Martine Delfos geeft in twee boeken veel informatie en oefeningen om ons van die innerlijke houding bewust te maken. Dr. Delfos is op Bonaire van 18 tot 25 juni om trainingen te geven, op uitnodiging van de Voogdijraad BES.
 
Volwassenen vinden vaak dat kinderen niet goed luisteren. Maar het omgekeerde is ook waar. Volwassenen verwachten gehoorzaamheid, kinderen smeken erom dat er naar hun verhaal geluisterd wordt. Deel één, Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen vier en twaalf jaar, 15de druk al (!) en deel twee, Ik heb ook wat te vertellen! Communiceren met pubers en adolescenten, 6de druk heeft Delfos geschreven, niet alleen voor opleidingen en universiteiten, maar ook voor ouders die hun kinderen willen begrijpen en goed willen opvoeden. Elke nieuwe druk vult de biopsycholoog/therapeut aan met nieuw onderzoek en nieuwe inzichten. Wetenschap is nu eenmaal dynamisch. Bijvoorbeeld met inzicht in de virtuele wereld.
“Kinderen groeien in het virtuele milieu met zijn computer en mobieltjes op. Voor hen is het geen instrument, maar een lééfwereld. Ze gaan er gemakkelijk mee om en genieten van de haast onbeperkte mogelijkheden. Het heeft fascinerende maar ook gevaarlijke kanten. (…) Kinderen hebben media-educatie nodig en een opvoeding in het virtuele milieu. Internet is een geweldig medium, maar wel een monster van Frankenstein als we het niet beheersen. We hebben het Verdrag van de Rechten van het Kind ondertekend en geratificeerd. Dat betekent dat we ons gebonden hebben het uit te voeren. In dat verdrag geeft artikel 17 lid e aan dat kinderen het recht hebben beschermd te worden tegen schadelijke informatie. (…) Om kinderen een gezonde virtuele ontwikkeling te bieden, zullen volwassenen zich moeten buigen over computer, mobieltjes en dergelijke. Internet werd in het begin gezien als de redder van het onderwijs, maar inmiddels zijn scholen druk bezig met de vraag hoe ze de schadelijke invloed van het continue gebruik van elektronische media op school het hoofd kunnen bieden.” (deel 1, pp 42 – 43).

Delfos is sinds 2008 lector Virtuele Ontwikkeling van de Jeugd aan de Hogeschool Edith Stein, het onderwijscentrum in Twente. Een sterk punt van Delfos is dat zij een kind als een mens ziet en – sinds 1975, toen ze als klinisch psycholoog is gaan werken – als een mens behandelt, als een gelijkwaardig mens. Martine Delfos is onder andere gespecialiseerd in relatietherapie, autisme en eetstoornissen. Vanaf 1994 verzorgt zij naast haar therapeutische praktijk nascholing aan psychologen, psychiaters, orthopedagogen, artsen, maatschappelijk werkers en groepsleiders. In 1997 richtte zij het Psychologisch Instituut voor Consultatie, Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (PICOWO) op om haar researchwerk vorm te geven. Vanuit de combinatie van een researchopleiding en een therapeutische praktijkervaring begon ze haar kennis om te zetten in biopsychologische modellen. Daarbij worden verschillende wetenschapsgebieden betrokken. Martine Delfos verbindt wetenschap met de praktijk. De modellen die zij ontwikkeld heeft en ontwikkelt, hebben een direct verband met de maatschappelijke en de wetenschappelijke realiteit.

Een opgroeiend kind ontwikkelt het gevoel voor het onderscheid tussen het lelijke en het schone, tussen het kwade en het goede en tussen de leugen en het ware. Tot aan zeg maar de tandenwisseling is het voorbeeld van de volgroeide ouder en juffrouw belangrijk, daar bovenop komt tot aan ongeveer de geslachtsrijpheid het zoeken naar de autoriteit van de onderwijzer en op dit dubbelfundament gaat de puber tot aan zijn volwassenheid vooral op zoek naar ontmoetingen met waarachtige mensen, het wezenlijke in leeftijdsgenoten en leraren. Leerlingen in het voortgezet onderwijs verlangen van een leraar eerlijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid, aldus emeritus hoogleraar orthopedagogiek Luc Stevens in zin voorwoord bij deel twee. Hij zegt verder dat een leraar er vooral is om te luisteren en dat een leraar te vertrouwen moet zijn. “Wat leraren onder elkaar vooral waarderen, didactische bekwaamheid, orde kunnen houden en veel van je vak weten, interesseert hun leerlingen minder. Dat valt leerlingen pas op als er eerst een goede relatie met de leraar is ontstaan. Leerlingen zien hun leraar dus eerst als mens die voor hen van betekenis is, niet als functionaris, (…) als gesprekspartner die begrijpt en confronteert, en tegelijk veiligheid betekent.”
Veel oefeningen
Naast de juiste houding voor het voeren van een gesprek, moeten de juiste vaardigheden in het stellen van vragen ontwikkeld worden of zijn. Delfos: “Een positieve intentie is evenveel, zoniet meer waard dan een goede techniek. Het beste is natuurlijk beide. Maar als men de goede attitude niet heeft, beklijft de techniek niet omdat er geen bodem is waarop deze zich kan vastzetten. Een techniek is niet waardevrij en kan niet waardevrij ontvangen worden. Als men een houding heeft dat men de baas is en de ander verantwoording moet afleggen, voelt de techniek van doorvragen eerder belachelijk dan wanneer men een attitude heeft van belangstelling. En als de techniek niet eigen is en dus niet ingebed in de attitude, zal men in tijd van nood – wanneer het erop aankomt – toch terugvallen op de eigen ‘slechte’ technieken.” (deel twee p. 177)
In beide delen staan er veel oefeningen, gerangschikt per hoofdstuk. Ze zijn bedoeld om je bewuster te maken van kinderen en pubers en het communiceren met hen. De oefeningen stimuleren om nog meer uit te zoeken en te proberen. In bijlage 2 staan alle aandachtspunten per hoofdstuk nog eens apart vermeld, die in de hoofdstukken allemaal aan bod zijn gekomen. Dit alles maakt van deze boeken behalve een studieboek ook een handboek, een doeboek.
Voor jongeren is bijvoorbeeld de socratische methode van (door)vragen om nadere uitleg heel geschikt, omdat hun denkproces dan wordt gestimuleerd. Vaak zullen ze in de loop van het gesprek dan zelf argumenten gebruiken die de volwassene had willen noemen. Omdat deze argumenten nu uit de jongere zelf komen, hebben ze meer effect. Daarom wordt er in deel twee een heel hoofdstuk aan deze methode besteed, met als ondertitel Doen ontdekken. Bij de socratische methode gaat het om het voeren van een wezenlijke dialoog, niet om het gelijk krijgen in een debat of in een discussie. “Het belangrijkste kenmerk van Socraties (470 – 399 v.C.) was dat hij ervan overtuigd was dat hijzelf niet veel wist of begreep en dat juist de ander deskundig was. Hij was uiterst bedreven in het vragen en doorvragen zodat de ander zijn mening niet alleen kon vertellen, maar vooral ook kon ontwikkelen. De socratische wijze van communiceren betekent vooral het denkproces bij de ander begeleiden door middel van de belangstelling die men zelf heeft en de kennis waarover men zelf beschikt.
In feite is deze wijze van communiceren bevorderlijk voor gespreksvoering op alle leeftijden. Maar bij adolescenten speelt de kwaliteit van de uitwisseling bij socratische communicatie nog sterker. Want zij zijn enorm gericht op gelijkwaardigheid en het uitwisselen van kennis en inzichten. Ze zijn hier heel gevoelig voor en ze zijn dankbaar voor de kans om hun eigen denken te scherpen.” (deel twee p. 193)
De titel van het eerste boek eindigt met een vraagteken, Luister je wel naar mij?. Kleine kinderen vragen nog op een vraagtoon om aandacht. Pubers eisen aandacht, het tweede boek, of deel twee, eindigt dan ook met een uitroepteken: Ik heb ook wat te vertellen!
Andere onderwerpen die aan bod komen, waar ik in deze bespreking niet dieper op inga betreffen: de dominantie van taal, verschillen tussen jongens en meisjes, het kind als kleine volwassene, de psychosociale ontwikkeling van kinderen van vier tot zes jaar en dit steeds voor twee opeenvolgende jaren. Verder gaat het over metacommunicatie, loyaliteit, de verschillende belangen van de gesprekspartners, body language, vraagtechnieken. In deel twee: de puberteit als verzinsel, hormonen, het belang van de school, probleemgedrag, gedragsverandering en afspraken maken, echtscheiding, alcohol en drugs en de kenmerkende communicatievoorwaarden bij pubers.
Wie Martine zelf aan het woord wil zien en horen, kan op haar website onder de tab CV interviews zien en beluisteren van de tv.
Tot slot: misschien ligt een van de oplossingen voor het probleem van dropouts en kickouts (het voortijdig schoolverlaten van pubers) in de mentaliteit van leraren en schooldirecties ten opzichte van hun leerlingen, hun medemens, hun klanten. Als dat zo is, dan zou een workshop van Martine Delfos op Curaçao een begin van zo’n oplossing kunnen zijn. Ik hoop dat de schoolbesturen deze lector uitnodigen voor de openingsconferentie van het nieuwe schooljaar.
Kijk ook op www.mdelfos.nl.
De boeken zijn uitgegeven door Caribpublishing op Curaçao.

Tijdschrift Kidztori nu ook in Nederland

KidzTori is een Surinaams opvoedtijdschrift voor ouders en andere opvoeders van kinderen tussen 0 en 18 jaar. Het kwartaalblad wordt sinds maart 2010 in Suriname verkocht. Vanaf dit jaar gaan de makers van KidzTori het blad ook via abonnementen in Nederland aanbieden. Distributie in Nederland vindt plaats per post op basis van jaarabonnementen (4 exemplaren) voor € 20,- inclusief bezorgkosten.

read on…

Wanneer mag seks? Grenzen van jeugdliteratuur (III)

[Tekst voor het openingscollege van de Masters opleiding Nederlands aan de Anton de Kom-universiteit, Subfaculteit Humaniora, 30 januari 2012 – deel III]

door Ismene Krishnadath

Laten we kijken wat de ontwikkelingspychologie over de inhoudelijke kant van boeken aangeeft. Per ontwikkelingsfase kunnen we verschillende interessegebieden onderscheiden. Peuters en kleuters zijn vooral bezig de nabije omgeving te verkennen en de begrippen en namen te leren van dingen en personen om hen heen. Teksten daarover zijn dan interessant.
De fase van het schoolkind (7-12 jr) wordt in de psychologie als een vrij probleemloze fase gezien. Het kind wil dan de wereld buiten het gezin ontdekken, het kind heeft nog belief in ouders en andere autoriteiten en een duidelijk gevoel voor wat recht en onrecht is. Spannende, avontuurlijke, humoristische boeken met duidelijke helden/heldinnen slaan dan goed aan.

read on…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter