blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Marck Rolf van der

Eenheid in verscheidenheid werkbaar of staatspropaganda?

door Rolf van der Marck

Minister Moestadja van Binnenlandse Zaken heeft vandaag voor de voltallige vergadering van de ACP/EU-meeting een lezing gehouden met als titel “Eenheid in verscheidenheid, de harmonische, plurale Surinaamse samenleving”. Met de als een ‘leermoment’ op de agenda geplaatste lezing heeft Moestadja, van huis uit antropoloog, de stelling ontkracht dat multiculturele samenlevingen een harmonische samenleving onmogelijk maken, waarmee hij indruk heeft gemaakt op de verzamelde ACP/EU-parlementariërs, zo willen de media ons laten geloven.

Eenheid

Nu krijg ik altijd jeuk zodra die term ‘eenheid in verscheidenheid’ wordt gebruikt, want het is altijd bedoeld om iets samen te binden dat niet of nauwelijks samen te binden valt, het is in de meeste gevallen een excuus voor iets dat niet samengaat of niet wil samen- gaan, het moeizaam goedpraten van een onverhoopte mislukking, of iets dergelijks. In ieder geval de EU-parlementariërs zouden zich dat bewust moeten zijn, want de Europese Unie heeft als motto “In varietate concordia”, waarvan de officiële Nederlandse verklaring luidt: “In verscheidenheid verenigd”. Op het Nederlandstalige gedeelte van EU-website staat dat het motto aangeeft “dat de Europese eenwording een proces is van werken aan vrede en welvaart, dat gevoed wordt door de vele verschillende culturen, talen en tradities van Europa.”

 

Malcolm X

Toevallig is het vandaag 45 jaar geleden dat El-Hajj Malik El-Shabazz, beter bekend als Malcolm X, werd doodgeschoten in New York. Malcolm X wordt nu herinnerd als held, als Afro-Amerikaans leider en mensenrechtenactivist, vergeten is dat hij aanvankelijk zijn Islamitische broeders en zusters opriep tot gewapend verzet tegen de blanke onderdrukker. Maar na zijn bedevaart naar Mekka was hij bekeerd en was zijn boodschap er een van solidariteit tussen mensen met verschillende huidskleuren en culturele achtergronden. Wat hij in Mekka had gezien had hem voorgoed veranderd, hij besefte dat de Islam niet een religie is van uitsluiting maar van “eenheid in verscheidenheid”, maar hem werd niet meer vergund deze boodschap vreedzaam uit te dragen.

Rig Veda

De term ‘eenheid in verscheidenheid’ is in Suriname overigens al lang bekend en gebruikt, geïmporteerd als het uit de Rig Vedaafkomstig oud Indiaas begrip na de Tweede Wereldoorlog is door de toenmalige ideoloog van de Verenigde Hindostaanse Partij, Jnan Hansdev Adhin, en gebruikt door de Hindostaanse politiek als uitgangspunt voor samenwerking met andere bevolkingsgroepen, echter met nadrukkelijk behoud van de eigen Hindostaanse identiteit. Adhin was voorvechter voor een cultuursynthese waarbij verschillende tradities en godsdiensten naast elkaar bestaan, echter geschraagd door een diepere eenheid. Hij zag geen heil in de uniformiteit van godsdienst en cultuur maar in de culturele verscheidenheid: “Laat elke groep haar taal behouden en tot ontwikkeling brengen, waarbij als eenheidstaal het Nederlands fungeert”, aldus Adhin. Onnodig te zeggen dat deze visie met name door de Creoolse ‘counterpart’ van de VHP werd veroordeeld als zijnde niet nationalistisch.

Terug naar de leerstof van Moestadja. Deze herinnerde zijn gehoor eraan aan dat weinig plurale samenlevingen zich kenmerken door etnische conflicten. In het nieuws worden juist de zeldzame gevallen van soms extreme etnische botsingen uitvergroot. “Wat vaak niet wordt gemeld is dat er dikwijls sprake is van economische, politieke en historische belangen die samenvallen met de etnische groepen”, zegt Moestadja. Volgens hem ontstaat daardoor de indruk dat etnische pluraliteit een probleem is. “Wij in Suriname hebben die ervaring niet. De doden die wij in de Surinaamse politieke geschiedenis hebben te betreuren, zijn gevallen tijdens stakingen, betogingen, en militair optreden. In geen enkel geval was er sprake van etnische onlusten. Dat geldt ook voor spanningen op terreinen als religie en taal. Suriname is niet alleen een beknopte uitgave van de wereld, maar ook, zoals een andere auteur dat formuleerde, een ‘raciaal paradijs’.”

Jnan Hansdev Adhin

Welke auteur Moestadja hier bedoelde, weet ik niet, maar ook bij het begrip ‘raciaal paradijs’ krijg ik altijd spontaan jeuk. Moestadja heeft slechts half gelijk waar hij zegt dat etnische botsingen plaats- vinden als gevolg van “economische, politieke en historische belangen die samenvallen met de etnische groepen”. Nee, niets toevallig samenvallen, die vormen toevallig het lont in de licht ontvlambare etnische tegenstellingen. Steeds meer krijg ik de indruk, en de leerstof van Moestadja bevestigt mij hierin, dat we hier te maken hebben met staatspropaganda. Omdat het oeroude, van de kolonisator gretig overgenomen en nog altijd volop gepraktiseerde systeem van patronage hoogtij viert bij etnische verscheidenheid, omdat de politiek weigert om dit verwerpelijke systeem los te laten, en evenzeer omdat bijvoorbeeld het Hindostaanse bevolkingsdeel – geheel volgens Adhin – strikt vasthoudt aan de eigen identiteit, moeten wij onze samenleving aanprijzen als een raciaal paradijs. Ik weiger in die opvatting mee te gaan.

Wat Moestadja heeft gepresenteerd is een schaamlap voor de bittere realiteit dat Suriname na 37 jaar onafhankelijkheid nog niet eens een begin heeft gemaakt met het vormen van een natie, en dit begin zal er ook niet komen vooraleer het begrip ‘eenheid in verscheidenheid’ bij het groot vuil is gezet.

Jadnanansing in de slag met Evers & Van Maele

Evers & Van Maele

door Rolf van der Marck

De gepensioneerd notaris en rechtskundige Carlo Jadnanansing is ongetwijfeld een veelzijdig scribent, want behalve rechtskundige verhandelingen in vaktijdschriften, dikwijls ook in de krant maar dan in begrijpelijke taal, zien wij – sinds hij er de tijd voor heeft – ook veel muziekrecensies van hem in de krant. Nu heeft hij vriend en vijand verrast met twee volle pagina’s boekrecensie van het boek Bouterse aan de macht van de journalisten Evers & Van Maele in Dagblad Suriname, echter hinderlijk verdeeld over twee dagen (23 en 24 november), zodat je ergens aan begint waarvan je niet weet hoe het afloopt. Zou dat opzettelijk zijn omdat hij ook nog niet wist hoe het zou aflopen?

Dat vond ik al irritant, evenals de veel te lange en ingewikkelde kop, die luidt: “Reflecties naar aanleiding van: ‘Bouterse aan de macht’ | Pleidooi (contrecoeur) voor ons staatshoofd? (deel 1).” Wat ik me afvroeg voor ik eraan begon, bleek achteraf juist, Jadnanansing komt er evenals de auteurs van Bouterse aan de macht niet uit, vandaar waarschijnlijk dat hij het ‘reflecties’ noemt. Jadnanasing volgt als het ware met instemming de benadering van Evers & Van Maele in hun boek, een soort golfbeweging van nauwelijks verholen bewondering voor de ‘good guy’, zo hier en daar onderbroken door de ‘bad guy’, de drugsveroordeelde en van meervoudige moord verdachte couppleger, waar ze uiteraard niet omheen kunnen.

Aan het slot verschuilt Jadnansing zich echter achter de auteurs van het boek waar hij zegt: “Het lijkt erop dat de auteurs aan het einde van hun verhaal gekomen zijnde, beseffen dat de redelijk positieve toon ervan met betrekking tot ons staatshoofd weleens in hun nadeel zou kunnen uitvallen. (…) Vandaar dat de slotzin in mineur geschreven moest worden, teneinde de verkoopbaarheid van het boek niet negatief te beïnvloeden.” Met andere woorden, ook het slot van het boek had in feite redelijk positief van toon moeten zijn. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Jadnanansing daarin volledig meegaat. Hoe dan ook, we komen niet te weten of het een pleidooi is of een pleidooi?.

Carlo Jadnanansing

Het verwijt van Jadnanasing dat Evers & Van Maele veel te wijdlopig zijn, treft ook hemzelf, twee volle pagina’s DB is wel heel veel van het goede. Met een kritische instelling en een rode pen in de aanslag had hij hooguit driekwart pagina overgehouden, ruimschoots voldoende om zijn boodschap over te brengen. Nu heeft hij ongetwijfeld potiëntiele lezers voortijdig doen afhaken.

Jadnanansing besluit met twee door de auteurs genoemde gevleugelde Surinaamse zegswijzen te citeren, waarvan ik deze wil aanhalen: “Het ondenkbare is in Suriname denkbaar”. Waarom realiseren Evers & Van Maele zich dat al op pagina 28 (volgens Jadnanansing) van hun boek, zonder daar consequenties uit te trekken? Want dat Bouterse president werd, was ondenkbaar. Waarom hebben zij niet gereflecteerd op dat ondenkbare gegeven?  En, hoe het ondenkbare weer denkbaar te maken? Ook vanwege de verkoopcijfers?

Srefidensi 2012

 

door Rolf van der Marck

Vanzelfsprekend is Srefidensi voor een jong land als Suriname de dag bij uitstek om stil te staan bij en te spreken over nationaliteit, nationalisme en natievorming. Betreurenswaardig is echter dat nu al bijna 33 jaar een grauwsluier over deze dag ligt vanwege de nog altijd traumatisch in het collectieve geheugen van de Surinamers opgeslagen sergeanten-coup van 25 februari 1980, die ondanks de overgang van dictatuur naar democratie vandaag de dag, 25 november 2012, nog altijd doordreunt. Dit betekent niet alleen dat het noodzakelijke proces tot natievorming nog steeds niet op gang is gekomen, maar erger nog, dat juist het tegenovergestelde het geval is.

Rolf van der Marck

Dit jaar nog, na de aanname van de amnestiewet, heeft de President van Suriname het bestaan om het land op te delen in twee kampen: zij die het met hem eens zijn, en zij die het niet met hem eens zijn: de staatsvijanden.

Het is dan ook –alhoewel diep triest– lachwekkend om op deze dag, waarop gelijktijdig de veelbesproken ACP-meeting plaats vindt, een vertegenwoordiger van deze organisatie te horen zeggen geroerd te zijn door de saamhorigheid en het vreedzaam samenleven van het Surinaamse volk, onder de indruk als hij is van het meest versleten cliché in deze: de broederlijk naast elkaar staande synagoge en moskee. Waar staatspropaganda al niet toe in staat is!

S’77 doet ook duit in het zakje

Ook de Schrijversgroep ’77 doet bij gelegenheid van Srefidensi een duit in het zakje met een lezing van haar voorzitter Ismene Krishnadath over de invloed van schrijvers op het maatschappelijk denken in Suriname vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw tot heden. Volgens haar is het nationalisme vandaag de dag duidelijk aanwezig in het collectieve denken van Surinamers, ook bij de jongere generatie. Schrijvers hebben hier zeker een bijdrage aan geleverd. Kan het anders in een jonge staat als Suriname? Het is alsof ik een open deur hoor intrappen. Waar het om gaat is echter om dat in het collectieve denken aanwezige nationalisme te kanaliseren tot natievorming, maar daar zijn wij nog lichtjaren van verwijderd. Ook zal Krishnadath ingaan op de relatie met politiek beleid en politieke ontwikkelingen. “In deze analyse wordt de politiek-maatschappelijke positie van Schrijversgroep ’77 meegenomen”, zo zegt Krishnadath.

Nu begrijp ik eerst waarom Krishnadath zo pissig is dat zij lasterverhalen over mij rondstrooit, want ik heb in mijn post “Schrijversgroep ’77 bestaat 35 jaar” “de politiek-maatschappelijke positie” van S’77 juist in twijfel getrokken. Want mij dunkt dat zoiets als een schrijversvereniging, een elitaire clubje met geen of nauwelijks draagvlak, zich verre moet houden van de politiek, tenzij de vrijheid van meningsuiting in gevaar komt. Die komt nu alleen nog maar in het gedrang door zelfcensuur, maar daar maken Krishnadath en S’77 gemakshalve geen gewag van.

In achilleshiel geraakte S’77-voorzitter Krishnadath smijt met modder

door Rolf van der Marck

 

Kennelijk heeft mijn artikel “Schrijversgroep ’77 bestaat 35 jaar”, op 27 oktober gepubliceerd op Suriname Stemt, op Caraïbisch Uitzicht op 28 oktober en op 7 november in de Ware Tijd, voorzitter Ismene Krisnadath van de Schrijversgroep S’77 pijnlijk geraakt, zó pijnlijk dat ze aan de vooravond van Diváli publiekelijk met een ingezonden brief in de Ware Tijd van 10 november (zie het stuk hier onder) met modder gaat smijten, ondanks dat ik in mijn artikel niet één onwelvoeglijk woord heb gebruikt. Wel heeft ze mij betrapt op een fout, namelijk dat ik Alphons Levens abusievelijk een bestuursfunctie heb toegedicht, maar dat kan niet de reden zijn voor haar moddersmijterij. Jammer genoeg heeft ze zich bij het schrijven van haar artikel niet laten bijlichten door het Diváli-licht, daarvoor was ze te pissig.

 

Overigens is het wel ironisch dat zij zich zo uitlaat, nadat ik haar als voorzitter van S’77 heb aangevallen op haar recente uitspraak als zou de Schrijversgroep ’77 vanwege zijn politieke onafhankelijkheid “bij uitstek geschikt zijn om te bemiddelen in kwesties waar schijnbaar onoverbrugbare politieke tegenstellingen zijn”. Mijn stellingname had ik als volgt onderbouwd: “Geheel anders moet echter worden geoordeeld over het uitblijven van enige stellingname (van de zijde van S’77, RvdM) inzake de coup van 25 februari 1980 en de toenemende mensenrechtenschendingen sindsdien, zeker nadat de schrijver Jozef Slagveer op 8 december 1982 lafhartig is gemarteld en vermoord. Kennelijk vanwege de revo-sympathieën van onder andere Barron, Mechtelly en Sombra was de Schrijversgroep ’77 niet in staat en/of niet bereid onderscheid te maken tussen deelname aan maatschappelijk debat en verzet tegen dictatuur.” Dat is toch echt niet de “maatschappelijke betrokkenheid “ te noemen waarop S’77 zich voorstaat, maar die kritiek mag ik niet uiten.


De ironie is erin gelegen dat iemand – en dat slaat zowel op Krishnadath als op S’77 in z’n geheel – denkt te kunnen bemiddelen, wanneer zij een afwijkende mening zoals die van mij niet kunnen verdragen en daardoor zózeer op hun ziel zijn getrapt dat ze onmiddellijk – zonder vraag om uitleg of discussie – hun toevlucht nemen tot –ook nog eens slecht gemotiveerde– moddersmijterij. De motivatie voor deze stoot onder de gordel luidt alsvolgt: “
Zoals de heer Van der Marck de vrijheid heeft genomen zich op het internet te oriënteren op Schrijversgroep ’77. Zo heb ook ik de vrijheid genomen mij te oriënteren op de heer Van der Marck.” Nu heb ík mij niet geörienteerd op een bericht dat elke willekeurige dwaas op het internet kan plaatsen, nee, ik heb gezegd: “Alvorens onjuiste uitspraken te doen, heb ik mij op Wikipedia geïnformeerd (…)”, en dat maakt een duidelijk verschil, in NDP-termen: dat maakt het verschil.

In haar kippendrift is Krishnadath op het internet op zoek gegaan naar iets om mij te kunnen ‘terugpakken’, en ja hoor, toen ze een artikel zag van een anonymus die mij een pedofiel noemt, had ze het gevonden. Zonder er ook maar aan te denken dit bericht te verifiëren bij de politie, zoals van een verantwoordelijk persoon, en zeker van de voorzitter van zoiets als een schrijversgroep “met maatschappelijke betrokkenheid” mag worden verwacht, heeft ze het bericht domweg in haar reactie gebruikt. Zelfs het ontbreken van de naam van de verantwoordelijke auteur van het omineuze artikel heeft Krishnadath niet kunnen weerhouden, daarvoor was ze te pissig. Als dit soort nuances aan Krishnadath en aan  S’77 zijn verspild en als hun ego’s zo groot zij dat ze geen kritiek kunnen verdragen, moeten ze zich maar verre houden van welke bemiddelingspoging ook, politiek of niet politiek. Het is jammer dat deze kleine maar uiterst betekenisvolle nuances de redactie van de Ware Tijd zijn ontgaan, anders zou het ingezonden stuk van Krishnadath/S’77 waarschijnlijk niet zijn geplaatst.

Schrijversgroep ’77 wil bruggen slaan

Illustratie van Ralph Steadman voor Orwells Animal Farm
door Ismene Krishnadath
In een ingezonden artikel ‘Schrijversgroep ‘77 bestaat 35 jaar’ in de Ware Tijd van 7 november 2012 stelt Rolf van der Marck dat hij van zijn stoel viel door de uitspraak van voorziter Ismene Krishnadath, dat ‘Schrijversgroep ‘77 bij uitstek geschikt is om te bemiddelen in kwesties waar schijnbaar onoverbrugbare politieke tegenstellingen zijn’. Indien hij lid was, zou hij onmiddellijk hebben bedankt.
De heer Van der Marck geeft met zijn schrijven blijk van maatschappelijke betrokkenheid. Maatschappelijke betrokkenheid juich ik toe, zowel door individuele burgers als door maatschappelijke groepen, omdat betrokkenheid ontwikkeling stimuleert in de samenleving. Schrijversgroep ’77 is een maatschappelijke groep. Eén van de taken is immers het behartigen van de maatschappelijke belangen van de leden.
Politiek is van invloed op elke burger in de samenleving, dus als Schrijversgroep ’77 maatschap- pelijke betrokkenheid toont bij de politiek is dit niet vreemd. Het is niet juist dat Schrijversgroep ’77 geen politieke issues bespreekt, want op 28 april 2010 organiseerde S ’77 een avond over verkiezingen met gastsprekers Winston Wirht, Soewarto Moestadja, Wim Bakker en Rajen Kisoensingh in aanloop naar de verkiezingen van 2010. Tevens organiseerde S ’77 een wedstrijd ‘Schrijf een verkiezingskolom’. Deze wedstrijd is gewonnen door Marcel de Kom.
Schrijversgroep ’77 heeft onder haar leden aanhangers van diverse politieke partijen in Suriname. Schrijversgroep wil ingaande politieke en maatschappelijke issues discussie bevorderen om bruggen te slaan tussen verschillende groepen in de samenleving. Vandaar ook onze decennialange samenwerking met literair café Tori Oso dat het motto ‘Freedom of Speech’ hanteert. Het gaat bij S ’77 niet om het voor of tegen, maar om het vinden van oplossingen. Daarom zou Schijversgroep ’77 kunnen bemiddelen in situaties die politiek ogenschijnlijk onoverbrugbaar zijn.
Uit het artikel blijkt dat de schrijver bronnen heeft geraadpleegd, die hem onjuist hebben geïnformeerd. Zo is Alphons Levens nooit bestuurslid geweest. Uit mijn bestuursperiode kan ik mij geen avonden herinneren rond Henk Barnard en Corly Verlooghen.
Zoals de heer Van der Marck de vrijheid heeft genomen zich op het internet te oriënteren op Schrijversgroep ’77. Zo heb ook ik de vrijheid genomen mij te oriënteren op de heer Van der Marck. Ik stuitte hierbij op het artikel ‘Hollandse pedofiel Rolf van der Marck actief in Suriname’ van 8 augustus 2012 op de volgende link http://ilovesu2.wordpress.com/2012/08/08/hollandse-pedofiel-rolf-van-der-marck-actief-in-suriname-35/. Het lijkt me goed als de heer Van der Marck ook deelneemt aan de discussies over kindermisbruik en zijn rol hierin aan de samenleving uitlegt.
.
Ismene Krishnadath, voorzitter Schrijversgroep ’77
[uit de Ware Tijd, 10/11/2012]

…maar zekerheid is er niet, en nooit geweest

Michiel van Kempen, wetenschapper & schrijver
 

door Rolf van der Marck
Michiel van Kempen & ik hebben elkaar in april 2008 virtueel leren kennen, en wel met zijn reactie onder een artikel van mij over Kader Abdolah en ‘zijn’ Koran op Blaw-blawblogspot, inhoudende het verzoek of ik zo vriendelijk wilde zijn contact met hem op te nemen. Uit dat contact zijn mijn regelmatige bijdragen aan Caraïbisch Uitzicht voortgekomen en is door de jaren heen tussen ons een wederzijdse waardering en genegenheid ontstaan. Behalve een heel plezierige avond met dyogo en witte wijn, die hij tijdens zijn bezoek aan Suriname van drie jaar geleden bij mij op het terras in Paramaribo heeft doorgebracht, is ons contact altijd virtueel, maar daarom niet minder hartelijk gebleven. Ons beider lichtelijk provocerende aard, in Suriname niet altijd even welkom, is daarbij een goed bindmiddel gebleken.
 
Bernardo Ashetu
 

Nu had Van Kempen eerder mijn artikel “Een onbekende, maar niet te vergeten dichter” opgemerkt, een liefdesverklaring aan Bernardo Ashetu, van 17 oktober 2007 op mijn Volkskrantblog, dat hij op 18 mei 2009 integraal heeft overgenomen op Caraïbisch Uitzicht. Ashetu is overduidelijk een minstens even groot bindmiddel tussen ons beiden, de regelmatige lezer van Caraïbisch Uitzicht zal dat ongetwijfeld niet zijn ontgaan. Telkenmale wanneer Van Kempen weer een gedicht van Ashetu op CU plaatste, heb ik hem gesmeekt om eindelijk de geannoteerde Verzamelde Ashetu te publiceren, aangezien hij de verantwoordelijk curator is van de poëtische erfenis van Ashetu. Daarom ben ik blij hem recent te hebben horen zeggen dat hij nu éérst zijn biografie van Albert Helman wil afmaken, waaraan ik de hoop ontleen dat hij daarna onmiddellijk de Verzamelde Ashetu ter hand neemt. Lijkt mij een nog veel aantrekkelijker uitdaging dan de biografie van Helman.
Mijn stelling dat het een aantrekkelijker uitdaging is, is gebaseerd op de verrassende ontdekking die alle Van Kempen-kenners recent hebben kunnen doen, namelijk dat Michiel van Kempen behalve wetenschapper en schrijver ook dichter blijkt te zijn, getuige zijn debuut op 55-jarige leeftijd: Wat geen teken is maar leeft. Het lijkt me dan ook aannemelijk dat hij meer affiniteit heeft met de ras-poëet Ashetu dan met de schrijver/politicus Helman, waarvan hij althans voor mij het bewijs onder andere heeft geleverd in twee Ashetu-bloemlezingen. Daaruit is ook gebleken dat annotatie bij de gedichten van Ashetu een welkome – zo niet noodzakelijke – aanvulling is en dat Van Kempen daartoe de eerstaangewezen persoon is.
Maar nu de schijnwerpers vol op Michiel van Kempen de dichter. Het voor mij belangrijkste kenmerk van deze bundel wordt gevormd door de grote lijnen waarin zijn poëzie zich voortbeweegt, alsof je de rivier afzakt en in een weldadige sula belandt. Zoals in het gedicht Thuiskomst:
[…]
Thuis is niet waar jij je hebt verbeeld dat thuis was
Aankomst is gesmolten sneeuw en vreemdheid die verdampt
Waar wensen zijn die niets verlangen
Dan jouw aanwezigheid en de droom die nooit verzandt.
Of zoals in het zeer herkenbare gedicht ‘Kindkoorts’ over zijn jeugd, net niet weemoedig door provocerende tussenwerpingen als ‘Elk huisje heeft zijn kruisje, het onze hangt boven de schouw (…)’:
[…]
die onvoorwaardelijke beschutting:
vertel me maar waar die ooit ophield te bestaan,
of hoe dat kwam, en wie ’t heeft geweten,
en of ’t ook ooit anders had kunnen gaan.
Of in het kritische maar liefdevolle portret van zijn vader, ‘Van de hoge’, waar hij verzucht:
[…]
Als vaders niet de moed hebben het leven op hun schouders
te nemen, waar moeten zonen dan gaan zitten?
Als volgt besluitend:
[…]
Daar gaat hij, leg het vast, knipper even niet met je ogen,
Hij zweeft – misschien – dag vader, zweef maar verder
Ik verbeeld je even als de vader die je wilde zijn
En niet kon wezen, oké, ik omarm je, kom dan hier,
Ik zit nog altijd in het pierenbad, ik vraag geen mededogen.
Ik ben al groot, maar jij bent klein,
Wees dan veilig bij mij: je hoeft niet van de hoge.
Zoals Levity Peters in zijn recensie “Achteroverflikkeren in de vervreemding” al heeft gezegd: “Zonder taalplezier geen goed gedicht”. Het taalplezier spat er bij Van Kempen vanaf, en niet zomaar taalplezier, maar het spel van een taalkundige zoals in het gedicht ‘Een hand in een café’:
[…]
…want als je creatief bent
buig je de taal om naar je wil

 



Michiel van Kempen, dichter; 
foto © Nicolaas Porter

 

De bundel Wat geen teken is maar leeft is zonder meer een droomdebuut, Michiel van Kempen is op slag geëvolueerd tot “wetenschapper, schrijver en dichter”, helaas is Gerrit Komrij er niet meer om dat te boekstaven. Maar Van Kempen zal de eerste zijn om dat te relativeren, zoals hij in het gedicht Wald zegt:
[…]
maar zekerheid is er niet, en nooit geweest

 
 

Schrijversgroep ’77 bestaat 35 jaar

 

door Rolf van der Marck

De onbegrijpelijke uitspraak van voorzitter Ismene Krishnadath, dat Schrijversgroep ’77 vanwege zijn politieke onafhankelijkheid “bij uitstek geschikt is om te bemiddelen in kwesties waar schijnbaar onoverbrugbare politieke tegenstellingen zijn”, deed mij van mijn stoel vallen van verbazing. Was ik lid geweest dan zou ik onmiddellijk hebben bedankt. Krishnadath noemde als voorbeeld de plannen van het kabinet van de president om het Fort Zeelandia-complex terug te brengen “in de schoot van het beleids- centrum”. Uiteindelijk gingen deze plannen niet door, “maar, mochten er bemiddelaars nodig zijn geweest, dan hadden wij als S’77 een rol kunnen spelen.” Hoe haalt Krishnadath het in haar hoofd?

Doel & leden

Alvorens onjuiste uitspraken te doen, heb ik mij op Wikipedia geïnformeerd over ontstaan, doelstelling en geschiedenis van de groep, die op 31 oktober haar 35ste verjaardag viert. De statuten van de Vereniging Schrijversgroep ‘77 hebben als doelstelling te streven naar de bevordering van de Surinaamse letterkunde, de bevordering van de geestelijke en maatschappelijke belangen van haar leden en de bevordering van internationale literaire contacten, in het bijzonder die van de eigen regio.

Als gewone leden kunnen personen ouder dan 18 jaar worden toegelaten die literair werk hebben geschreven en gepubliceerd in een van de in Suriname gangbare talen en die in het bezit zijn van de Surinaamse nationaliteit, of geboren uit een of twee Surinaamse ouders, of die in Suriname geboren en getogen zijn. De voorwaarden impliceren dat ook Surinaamse schrijvers zonder Surinaams paspoort lid kunnen worden.

Frank Martinus Arion & Trudi Guda in 1977, het jaar van hun huwelijk en van de oprichting van S’77
Geschiedenis

De groep werd mede door de inzet van de toen in Suriname wonende en werkende Antilliaanse schrijver Frank Martinus Arion en diens Surinaamse vrouw, de dichter Trudi Guda, op 26 augustus 1977 in Paramaribo opgericht. Het eerste bestuur bestond uit: Mechtelli Tjin-A-Sie (pseudoniem Mechtelly), Harry Reeberg (pseudoniem Imro), Orsine Nicol, Stanley Slijngard (pseudoniem S. Sombra), Eddy Pinas, Gerrit Barron en René Isselt.

De belangrijkste activiteit van de Schrijversgroep ‘77 werd het organiseren van literaire avonden, zowel rond werk van de eigen leden, als rond het werk van buitenlandse schrijvers of in Nederland woonachtige Surinaamse auteurs, waaronder Henk Barnard en Corly Verlooghen. De groep nam niet deel aan maatschappelijke debatten, hetgeen begrijpelijk is gezien zijn doelstelling.
Geheel anders moet echter worden geoordeeld over het uitblijven van enige stellingname inzake de coup van 25 februari 1980 en de toenemende mensenrechtenschendingen sindsdien, zeker nadat de schrijver Jozef Slagveer op 8 december 1982 lafhartig is gemarteld en vermoord. Kennelijk vanwege de revo-sympathieën van onder andere Barron, Mechtelly en Sombra was de Schrijversgroep ’77 niet in staat en/of niet bereid onderscheid te maken tussen deelname aan maatschappelijk debat en verzet tegen dictatuur.

Geheel begrijpelijk ebde de belangstelling weg en werd de Schrijversgroep gemarginaliseerd tot een kleine club met over het algemeen zeer matig bezochte avonden rond de figuren Frits Wols, S. Sombra, Mechtelly en Albert Mungroo. Leden als Michael Slory, Shrinivási, Bhai en Orlando Emanuels lieten zich nog maar zelden zien.

Stand van S’77 
Wedergeboorte
In de tweede helft van de jaren ’90 beleefde de S’77 zijn wedergeboorte. Er kwam een nieuw bestuur, bestaande uit Ismene Krishnadath, voorzitter, Robby Parabirsing (pseudoniem Rappa) secretaris, en Alphons Levens, bestuurslid. Sinds 1992 organiseert S’77 elke laatste woensdag van de maand activiteiten in Tori Oso aan de Frederick Derbystraat. In de nu 35 jaar van zijn bestaan heeft Schrijversgroep ’77 zich naar zeggen van Ismene Krishnadath ontwikkeld van een groep linkse creoolse intellectuelen tot een politiek onafhankelijke organisatie.
 
Dat laatste, de status van een politiek onafhankelijke organisatie,verhoudt zich volgens mij absoluut niet met een bemiddelingsrol bij politieke tegenstellingen. Ook zou daarvoor tenminste een statutenwijziging noodzakelijk zijn, indien een ledenvergadering deze wezenlijke wijziging van de doelstellingen al zou goedkeuren. Mijns inziens moet de S’77 lering trekken uit het verleden, en begrijpen dat wel degelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen deelname aan maatschappelijk debat en verzet tegen dictatuur. En daarmee bedoel ik heel direct de zelfcensuur die de schrijvende pers onder dictator Bouterse moest toepassen om te overleven, maar die onder ‘democratisch’ president Bouterse niet meer nodig zou zijn maar toch nog voortleeft. Dan heeft de groep geen andere politieke geschillen meer nodig.

 

De Oranjetuin: slepen aan een dood paard

Nee, niet de Henck Arronstraat, dit is en blijft de Gravenstraat met rechts de Nieuwe Oranjetuin.

Het verhaal van Audry Wajwakana in de Ware Tijd van vandaag, “Stichting Oranjetuin wacht op grondbeschikking”, maakt weer eens pijnlijk duidelijk hoe machteloos goedwillende burgers staan bij hun pogingen ons nationale erfgoed te conserveren. In 1985 heeft Rotary Club Paramaribo bij haar 35-jarig bestaan de Oranjetuin geadopteerd en heeft zij de taak op zich genomen de begraafplaats te beheren en te onderhouden, waartoe in 1988 de Stichting Oranjetuin werd opgericht. Het bevreemdt mij dan ook de voorzitter van de stichting, Gerard Alberga, nu te horen zeggen geen beschikkingsrecht te hebben op de begraafplaats, want hoe is beheer mogelijk zonder beschikkingsrecht? Of is het wellicht zó dat in 1985 een toezegging is gedaan die nooit is verzilverd?

Gezicht op het Oranjekerkhof van Paramaribo, buiten de stad. (Litho uit: 
P.J. Benoit, Voyage à Surinam, 1839)

In Country Report Suriname, The Atlantic World and the Dutch, 2006, publiceerden Jack Menke & Jerome Egger een casestudy “Oranjetuin”, waaruit blijkt dat Rotary ook een plan had ontwikkeld om wandelpaden aan te leggen op de begraafplaats en een er genealogisch onderzoekcentrum te ontwikkelen, plannen die veel steun kregen vanuit de gemeenschap. De eerste stap bestond uit een inventarisatie van alle daar begraven personen. Netwerken van de leden van het stichtingsbestuur hebben waardevolle gegevens uit in het verleden gedaan onderzoek boven water gebracht. Een goed aanknopingspunt werd bovendien verkregen met de publicatie van Grafzerk en Suikerwerk*), namen op oude grafstenen in Suriname en Brits Guyana, door de Stichting voor Surinaamse Genealogie in 2006.

In dit boek zijn te vinden:
      * de namen en andere gegevens op de grafzerken in de begraafplaats Nieuwe Oranjetuin in Paramaribo;
      * de namen en andere gegevens op de grafzerken in en rond de Hervormde Kerk in Paramaribo;
      * de namen en andere gegevens op grafzerken elders in Suriname en in Brits Guyana, op plantages en in Georgetown;
een en ander zoals opgeschreven door Frederik Oudschans Dentz in het begin van de vorige eeuw. Er zijn de namen in aan te treffen van de eerste generaties van oude Surinaamse families, zoals Halfhide, Wesenhagen en Stuger. Sommige van de door Oudschans Dentz beschreven grafstenen zijn inmiddels niet meer terug te vinden, omdat de begraafplaats is opgeruimd, of omdat de stenen op andere wijze zijn verdwenen, bijvoorbeeld omdat ze door omwonenden zijn gebruikt als stoeptegels.

Helaas heeft ook dit aanknopingspunt nergens toe geleid, althans níet voor de Oranjetuin. Mencke & Egger concluderen dan ook dat 18 jaar later (inmiddels zijn we 24 jaar later!) nog praktisch niets van deze plannen is uitgevoerd. Want zeggen ze, het geeft aan hoe moeilijk het is een dergelijk project te ontwikkelen wanneer het geld niet beschikbaar is en wanneer de specialisten om alle aspecten van het plan aan te pakken niet of niet makkelijk zijn te vinden. Bovendien klinkt het eenvoudig: samenwerking tussen de diverse specialismen, maar zoiets is slechts moeizaam te realiseren.

Graf van Cornelis Jongba 

Punwasi wilde Oranjetuin wegbulldozeren
De in 1926 gesloten Nieuwe Oranjetuin werd in 1951 weer opengesteld, echter voor slechts tien jaar. In die periode werden de medeoprichter van de Nationale Partij Suriname (NPS) Frederik Lim a Po en de oprichter van de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij (SLM) Rudi Kappel er begraven. Minder bekend is dat er ook christelijke Hindoestanen in de Nieuwe Oranjetuin werden begraven. In de archieven van Centraal Bureau Burgerzaken (CBB) zijn 1.600 graven geteld, maar Alberga vond er slechts 900 terug. In 1985 trachtte een cultuurbarbaar, de toenmalige minister van Justitie Subhaas Punwasi, de begraafplaats weg te bulldozeren om er een paleis van Justitie neer te zetten. Maar door tegenstand vanuit de gemeenschap werden deze plannen godzijdank niet doorgevoerd.”

Onbegrijpelijk is voor mij de afsluitende frase van Alberga tegenover Audry Wajwakana: “Ik ben hoopvol gestemd dat deze president wel een open oor heeft om de investering voort te laten gaan.” Dit is geslijm. Nog nooit in die ruim 32 jaar heeft Bouterse zich ingezet tot behoud van ons erfgoed. Zijn minister Subhaas Punwasi wilde in 1985  nota bene de Oranjetuin – duidelijk met instemming van Bouterse – wegbulldozeren, en dan zou hij nu opeens een open oor hebben? Come on Alberga! Nee, het blijft voorlopig slepen aan een dood paard.

*) “Suikerwerk” is de oude benaming voor suikerplantage. Voor het begraven op de oudste begraafplaatsen van Suriname moest met ponden suiker worden betaald.

Stephen Small & Gerard Spong & Slavernijclaim

 
Afgelopen vrijdag 5 oktober heeft Stephen Small Ph.D., als associate professor verbonden aan de University of California, Berkeley, de functie aanvaard van bijzonder Hoogleraar Nederlands Slavernijverleden en -erfenis aan de Universiteit van Amsterdam. Het initiatief voor deze nieuwe leerstoel is genomen door het Slavernij-instituut NiNsee, dat wegens stopzetting van de subsidie aan het eind van dit jaar zijn poorten moet sluiten. De keuze voor Small was misschien verrassend, maar hij heeft een uitgebreide kennis over de slavernij. Hij heeft boeken en essays geschreven over het slavernijverleden in het Caraïbisch gebied en de Verenigde Staten en over het zwarte tegenover het witte perspectief, hij is bekend met alle invalshoeken. Small heeft met een Jamaïcaanse vader en een Engelse moeder zowel zwarte als witte roots.
Helaas heb ik over deze oratie alleen nog maar het verslag kunnen lezen van de babbelzieke, obsessief-compulsieve Sandew Hira in zijn wekelijkse column op StarNieuws. Aangezien Small duidelijk niet gedekolonialiseerd hoeft te worden, leest Hira’s column als een grote loftrompet, waarschijnlijk wel terecht, maar gezien Hira’s gebruikelijk gekleurde stellingnames is enige reserve op zijn plaats. Want ook hier kan hij het weer niet nalaten zijn stokpaardje te berijden: “In Suriname is ons blikveld beperkt geweest tot wat de witte koloniale professoren in Nederland te melden hebben, en dat is niet veel meer dan dat het wel meeviel met slavernij in de Nederlandse koloniën.”
Afgaande dus op Hira moet ik begrijpen dat de oratie van Small een aantal opmerkelijke highlights bevatte, waarvan Hira – uiteraard als eerste – noemt: “Het eerste is dat in tegenstelling tot veel onderzoek naar het slavernijverleden hij zich voor een groot deel richt op de erfenis van dat verleden in het heden. Honderden jaren lang was ‘indeling op basis van ras’ het principe waarop de samenleving in de Nederlandse koloniën was ingericht. Racistische ideeën zijn geïnstitutionaliseerd en vastgelegd in politiek, economie en samenleving. Lang na de afschaffing van de slavernij is het idee van witte superioriteit vastgelegd in allerlei onderdelen van de samenleving. De keerzijde daarvan is het gevoel van zelfvernedering, zelfhaat en ‘mental slavery’ bij de gekoloniseerden. Ook dat is geïnstitutionaliseerd in allerlei delen van de koloniale samenleving, zelfs na de onafhankelijkheid van Suriname.”
“New perspectives on slavery and colonialism in the Caribbean”, Marten Schalkwijk en Stephen Small
Uiteraard haalt Hira ook aan wat Small zegt over herstelbetalingen: “Small doorbreekt taboes. Dat geld ook voor andere onderwerpen zoals herstelbetalingen. Small zet dat onomwonden op de onderzoeksagenda. Small geeft het voorbeeld van herstelbetalingen die uitbetaald zijn aan de slavendrijvers in Engeland bij de afschaffing van slavernij. Net als in Suriname hebben zij geld ontvangen als compensatie voor het verlies dat zij hebben geleden doordat hun misdaad was gestopt. Beschaafde naties compenseren de slachtoffers van een misdaad. Onbeschaafde naties compenseren de daders. In Engeland is uitgebreid onderzocht wie deze mensen zijn, waar ze woonden en wat ze met het geld hebben gedaan. Hij pleit ervoor om een soortgelijk onderzoek te doen in Nederland. Wat is er gebeurd met het geld dat de slavendrijvers hebben ontvangen als herstelbetaling? De Afrikanen die tot slaaf waren gemaakt hebben – net als in Engeland – geen cent herstelbetalingen ontvangen.”
Sandew Hira verdient een compliment dat vrijdag a.s. vanaf 17.00 uur de oratie van Small is te downloaden via  de website van Hira’s International Institute for Scientific Research: www.iisr.nl
Gerard Spong wil slavernijclaim indienen tegen Nederlandse Staat
Het is natuurlijk niet toevallig dat de van origine Surinaamse advocaat Gerard Spong zojuist via NCRV-radio heeft laten weten dat hij overweegt een schadeclaim in te dienen tegen de Nederlandse Staat vanwege de vier eeuwen lang gevoerde slavernijpraktijken. Ik weet niet of hij bij de oratie aanwezig was, maar hij heeft er ongetwijfeld kennis van genomen.
“Deze zomer bracht een onderzoeksgroep van de Vrije Universiteit in kaart waar in 1863, het jaar dat Nederland de slavernij afschafte, slaveneigenaren woonden. De eerste inventarisatie richtte zich op Amsterdam, een uitgebreider onderzoek volgt. Dit onderzoek is aanleiding voor een discussie over schadevergoeding in de Surinaamse en Antilliaanse gemeenschap in Nederland. Ik zou het de moeite waard vinden om samen met andere advocaten een zaak te beginnen”, zegt Spong. Volgens hem is het niet onaannemelijk dat de nazaten nu nog last hebben van de gevolgen van de slavernij. “De slavernij was een geïnstitutionaliseerd fenomeen dat honderden jaren heeft geduurd.” 

Spong roept andere advocaten op om samen met hem een rechtszaak te beginnen. Hij wil niet zelfstandig een rechtszaak beginnen omdat het volgens hem een te omvangrijke procedure is die vele jaren gaat duren.
Volgens Spong is een claim tegen de staat het meest voor de hand liggend. “De slavernij was een door de staat geaccordeerd instituut, waar de staat zelf ook aan meedeed.” De onderzoekers van de VU vonden in het Amsterdamse stadsarchief stukken waaruit blijkt dat de bank Insinger vroeger betrokken was bij de slavenhandel. Insinger is inmiddels opgegaan in de bank Insinger de Beaufort, die nog steeds bestaat. “Zo’n bank is een interessant object voor een claim”, zegt Spong. Volgens de advocaat lopen alle instellingen en families die hebben geprofiteerd van de slavernij het risico om een claim tegemoet te zien. “Er zitten veel juridische haken en ogen aan, dus we zullen revolutionair bezig moeten zijn.”
Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Paul Middellijn & de cultuurbarbaren

door John Sterkendam

Alhoewel ik Paul Middellijn niet ken, heb ik de pest aan de man, en wel om een aantal redenen. Om te beginnen omdat hij een ‘revo’-visionist is van het eerste uur, mensen die níet vanuit betrokkenheid bij land & volk, maar vanuit het perspectief van persoonlijk gewin – materieel of immaterieel, maakt niet uit – achter Bouterse & trawanten aanhollen. Verder omdat hij er niet voor is teruggeschrokken de functie van Cultureel Adviseur van de President te aanvaarden, en tot slot het voor mij meest zwaarwegende argument, te weten zijn perfide – maar naar het zich laat aanzien voorlopig gestrande – plan om het Fort Zeelandia-complex te annexeren en terug te brengen (!) in de boezem van het Kabinet.

Nu lees ik op de Ware Tijd-online (gelukkig dat die krant eindelijk ook de internetwereld heeft ontdekt!) “met opgeheven hoofd” gehoor heeft gegeven aan de wens van Carifesta Host Country Management Committee-voorzitter Ivan Graanoogst om de commissie met onmiddellijke ingang te verlaten. Overigens is het zeer begrijpelijk dat Graanoogst hiertoe is overgegaan, nadat Middellijn bij een vergadering van de week in Courtyard by Marriott op de vuist wilde met Directeur Cultuur Stanley Sidoel, waarvan omstanders hem uiteindelijk echter hebben kunnen weerhouden. Graanoogst heeft zich nog netjes uitgedrukt door te zeggen dat er met de man niet valt samen te werken.

Desalniettemin heeft Middellijn bij zijn afscheid ook een zeer behartenswaardige uitspraak gedaan, namelijk dat hij van mening is dat er in Suriname nog geen duidelijke cultuurvisie bestaat. “Het inzicht dat cultuur de drager is van de gehele natie, is nog niet in de volle breedte ten uitvoer gebracht. Het feit dat cultuurbarbaren het voor het zeggen hebben in een land zo rijk aan cultuur, maakt mij droevig. Zonder visie kan je nou eenmaal geen plan ontwikkelen, laat staan uitzetten”, aldus Middellijn. Een stelling waarmee ik het volledig eens kan zijn. Blijft echter de vraag waarom Middellijn zich heeft afgegeven met cultuurbarbaren als Bouterse & trawanten.

de Ware Tijd 55 jaar

Zo’n 2.500 deelnemers gingen zaterdag van start voor de wandel- en trimloop bij gelegenheid van de viering van de 55ejaardag van de Ware Tijd, dWTfoto/Irvin Ngariman.
door Rolf van der Marck
In Suriname bestaat van oudsher het begrip ‘bigi yari’: elk vijfde levensjaar moet worden gevierd, daar is kennelijk geen ontkomen aan. Nu is dat uiteraard ’s mensen goed recht, maar ik vind het raar dat dat gebruik gretig is geadopteerd door (overheids)bedrijven en instellingen. Waar het om particuliere bedrijven gaat is het uiteraard ook hún goed recht, maar bedenkelijk is het dat met name overheidsbedrijven en ministeries elke vijf jaar grote sommen gemeenschapsgeld verspillen om te vieren dat men het weer vijf jaar heeft volgehouden.
Dat het ochtendblad de Ware Tijd haar 55e jaardag heeft gevierd is dus niet anders te bezien dan als meegaan met het plaatselijk gebruik, go with the flow, want echt iets te vieren hebben ze niet. Ook het hoofdredactioneel artikel van zaterdag 1 september: “Routekaart de Ware Tijd nog niet voltooid”, geeft geen clou. Die titel kan dan wel de indruk geven dat ze onderweg zijn, maar eigenlijk is die titel heel ongelukkig, want het is voor de Ware Tijd te hopen dat die routekaart niet voltooid raakt, want dat zou het einde betekenen. Die titel had moeten luiden: “Routekaart de Ware Tijd is nooit voltooid”.
Natuurlijk moeten er kreten worden geslaakt bij zo’n gelegenheid, tenslotte moet je uitdragen dat je iets te vieren hebt, maar gezien in het licht van de realiteit van vandaag de dag is dat niet zo eenvoudig. Noodzakelijkerwijze wordt teruggegrepen naar de hoogtijdagen van de krant onder leiding van Leo Mopurgo, maar die dagen zijn over, daarvoor had iets nieuws in de plaats moeten komen, maar dat is –ondanks routekaart– nergens te ontdekken. Gezegd wordt dan wel: “Het is niet niks een krant in Suriname zo lang op de markt te houden en marktleider te blijven”, maar waarop is die bewering gestoeld?
Feit is dat de Ware Tijd sinds tien jaar gezelschap heeft gekregen van twee nieuwe ochtendbladen, Dagblad Suriname en Times of Suriname. Dat had een prachtige kans kunnen zijn om zich heel duidelijk te profileren als de kwaliteitskrant die het eens was, maar helaas is die kans niet aangegrepen. In plaats van zich af te zetten tegen die twee populistische kranten en zich nog duidelijker te manifesteren als de enige en waardige marktleider, heeft dWT het tegenovergestelde gedaan, zij heeft het gezocht in de assimilatie en niet in de confrontatie, met het trieste gevolg dat we nu alleen nog maar ‘journalistieke’ eenheidsworst kennen.
De krant die Suriname leest
Een van de onderdelen van het lustrumprogramma was de sloganwedstrijd, die zo’n 900 inzendingen opleverde. Geen slecht resultaat zou je zeggen, maar gelet op de uitkomst kan ik het alleen maar beschamend noemen: “De krant die Suriname leest”. Kent u een krant die Suriname leest? Die slogan wordt sinds vandaag schaamteloos als ondertitel gebruikt!
Als ik de Ware Tijd iets toewens is het wel dat ze gaat leren tegen de stroom in te zwemmen, dat ze zich herbezint op haar meest wezenlijke identiteit en dat ze die in de komende jaren opnieuw gestalte gaat geven. Wellicht kan de krant dan bij de viering van de 75e jaardag met recht stellen marktleider te zijn.
 

Suriname krijgt overduidelijk de kranten die het verdient

door Joshua Taytelbaum

Wat een ellende als je beroepsmatig elke goddelijke dag opnieuw alle Surinaamse kranten van voor tot achter moet doornemen, zoals ik genoodzaakt ben te doen. Op de voorpagina van de Times of Suriname staat, het kon niet missen, prominent in kleur (de geur ontbreekt vooralsnog gelukkig) de te Weg aan Zee gedode man, die wordt afgevoerd naar de lijkenauto: nóg mooier dan de gebruikelijke verkeersongelukken. Die zelfde man prijkt ook groot op de voorpagina van Dagblad Suriname, zij het hier zonder foto. Ter compensatie, alhoewel uiteraard niet als zodanig bedoeld, staat er op de voorpagina van de Ware Tijd een ware ‘tear-jerker’: twee als engelen vermomde danseressen die “de magische liefde van een moeder” vertolken. Wat moet de Surinamer hiermee aan?

De meesten zullen, zeker bij Times of Suriname en Dagblad Suriname onmiddellijk overschakelen naar het tweede katern, want dat schijnt voor veel mensen pas echt interessant te zijn: “Ellen Page met de dood bedreigd”, “Ashton Kutcher smeekt Mila Kunis om baby”, George Clooney boos op vriendin om aankoop zonnebank”, “Is Isha Sharvani beter dan andere contestanten in Jhalak Dikhla Jaa?”, “Priyanka Chopra heeft een nieuwe tattoo”, “Kangana voor honeymoon naar Parijs”, en ga zo maar door. Ik heb zo’n vaag vermoeden dat het hier allemaal om film(half)goden en -godinnen handelt, but I couldn’t care less! Bovendien zijn het ‘nieuwtjes’ die echte belangstellenden al lang op het internet hebben gelezen. Waarom in het Engels en niet in het Sranan? Om het wezenlijke nieuws te vinden is altijd een speurtocht nodig: staat het in het Nederlands- of in het Engelstalige deel?

Ja, laten we het daar eens over hebben, waar is dat Engelstalige deel nu helemaal voor nodig? Ik begrijp daar helemaal niets van. Als men delen van de krant naar het Sranan zou vertalen zou ik het begrijpen, tenslotte spreekt zo’n 70% van onze bevolking Sranan, maar Engels? Natuurlijk spreken veel Surinamers ook Engels, maar voor hén is het niet nodig! Maar voor wie dan wel? Waarom zoveel kosten voor elke ontbrekende output? Okay, die verloren – niet-Nederlandse – toerist die eens op een blauwe maandag een Surinaamse krant koopt heeft er misschien profijt van, maar dat kan nooit opwegen tegen de zeer aanzienlijke kosten die zo’n vertaling met zich mee brengt. Waarom wordt dat budget niet aangewend om tot een beter product te komen, want is het nog nodig om te zeggen dat dat product nergens op lijkt?

Allesbehalve perfecte taalbeheersing

Want wat moeten we er nu van denken dat op de voorpagina van de Ware Tijd van vandaag een artikel staat met als kop: “’Taal Politie’ in de fout”. De inhoud luidt:

“Een nieuwe Surinaamse Facebook-groep heeft zich aangemeld: ‘Taal Politie Suriname’. Een mooi initiatief, want jammer genoeg zijn er nog heel wat spelfouten terug te vinden binnen de Surinaamse media. En dan zijn wij, de journalisten en eindredactie van de Ware Tijd, niet bang om onze hand in eigen boezem te steken. Ook wij maken fouten. En wij willen ons daar oprecht voor verontschuldigen. Maar terug naar de ‘Taal Politie Suriname’. Wie zo’n groep opricht, wordt zelf op het kleinste foutje afgerekend en dus moet de Nederlandse taal perfect beheersen.”

De fouten die vervolgens worden aangewezen, zal ik u besparen, maar ik geef de journalisten en de eindredactie van de Ware Tijd ernstig in overweging het Engelstalige deel gewoon af te schaffen. Van de besparing kunnen zij makkelijk een paar correctoren in dienst nemen en dan houden zo nog geld over. Nog mooier ware het als zij het Engelstalige deel zouden vervangen door een Sranan-deel: de verkoopcijfers zullen ongetwijfeld met sprongen omhoog gaan, zodat zelfs die correctoren nog kunnen worden betaald.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter