blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Hart Ed

Benedictio IV – Mighty echo of the Amazone rainforest

Natasha Knoppel Galleries organiseert in het Prinsenkwartier in Delft de expositie Benedictio IV, met een reeks van lezingen.

read on…

Michael Slory: Doen woorden er nog toe?

Woord bij de herdenking van Michael Slory, Vereniging Ons Suriname, zondag 17 maart 2019

door Michiel van Kempen

Bij deze herdenking van Michael Slory zien we de film van zijn leven voorbijkomen. Maar de beelden van die film confronteren ons ook met onszelf: waar waren wij in dit leven, hoe hebben wij het gedaan? In 35 jaar heb ik de eer gehad om met Michael Slory om te gaan, mee te werken aan een film over hem, zijn boeken te recenseren, zijn poëzie te vertalen en vijf bundels uit zijn werk samen te stellen. In die jaren heeft zich steeds sterker de overtuiging in mij vastgezet dat we hier niet alleen te maken hebben met een van de allergrootsten uit de Surinaamse literatuur, maar ook uit de Caraïbische literatuur en daarbovenuit nog in de literatuur in het Sranantongo, het Nederlands en het Spaans. Maar deze plaatsbepaling is nog gemakkelijk. Hebben we hem ten diepste wel begrepen? read on…

Parodie op Schooljaren (2)

door Ed Hart

Aan uitbreken hoefde je niet eens te denken want de poorten werden om acht uur hermetisch gesloten zodat laatkomers konden worden geregistreerd. Tijdens de pauze werden de poorten weer afgegrendeld als een kruitmagazijn en de leerkrachten veranderden in cipiers die alles en iedereen scherp in de gaten hielden. read on…

Parodie op schooljaren (1)

door Ed Hart

In de vroege ochtend werden de koeien op boiti gemolken waarna ze hun stal uit mochten om de ganse dag ongehinderd te grazen en te herkauwen. Herkauwen met die minachtende blik waarmee ze uit hun koeienogen staarden. Zo van alsof ze het beter wisten of zich bewust van hoe belangrijk en nuttig ze wel waren.
Ook het lome loeien van tijd tot tijd hoorde erbij. Wat ze daarmee te kennen wilden geven mag Joost weten. Was er soms iets dat hen, verwende nesten als ze waren, niet aanstond?  Of was het zuiver een uiting van welbehagen?  Daar in die omheinde grote ruimte waar ze onbedreigd genoten van La Dolce Vita, het zalig niets doen. read on…

Ed Hart – Het kweekje (III en slot)

Hospita vervolgde haar verhaal.

“Ik ging met haar zitten, trok haar naar me toe om haar te troosten en verzekerde dat ze heus niet doodging. Ze was daarvan niet direct overtuigd, dus legde ik haar geduldig uit hoe de vork in de steel zat. Daarna werd ze toch wat rustig en de angst scheen te verdwijnen. Ik heb haar toen verzorgd en dat stelde haar nog een beetje geruster. Alhoewel ze na een tijdje toch nog kwam vragen als ze écht niet dood zou gaan. Ik vroeg haar ook wanneer het was begonnen en ze zei dat ze net op haar kamer was toen het begon.”
Dat was dan tussen kwart voor twee en twee uur. Dus terwijl ik lag te slapen en later beneden zat te genieten van het weer, het thuisgevoel etc., zat Elsie zowat verlamd van schrik op die kamer, durfde ook uit schaamtegevoel niet om hulp roepen. Ze hield alles in en wachtte alleen maar op de komst van haar kweekmoeder.
Zo had ze dus urenlang werkelijke doodsangsten uitgestaan. Dat moest een ondraaglijke kwelling zijn geweest en wie weet hoeveel traantjes ze had vergoten, tegelijkertijd zorgend dat niemand haar zou horen. Als ze geen oog had dichtgedaan dan had ze zeker tot kwart voor vijf vanuit het raam zowat zieltogend zitten uitkijken naar de verlossende thuiskomst van haar kweekmoeder.  Als hospita’s zoontje thuis was gebleven en ermee was geconfronteerd, dan had hij me er wel op attent gemaakt dat er iets vreemds met haar aan de gang was. Zodoende had ik haar tenminste kunnen geruststellen en had ze niet zolang in stilte hoeven te lijden. Hij heeft geen idee wat die middag had plaatsgevonden. Ik had zo met haar te doen en ze werd daarna met nog meer consideratie bejegend.
Hospita stond wel verbaasd van zo’n vroeg volwassen worden maar dat schijnt bij de inheemsen  normaal te zijn.
Kweekmoeder bracht haar nadrukkelijk bij dat ze vanaf die dag extra voorzichtig moest zijn met (vooral iets oudere) jongens . “Want nu kunnen ze je buik geven. Weet je wat buik is?”
“ieja maa.”
“O wee als je met ze gaat stoeien.”
“ Nee, maaa. “
 “Is goed dan! “

Ed Hart – Het kweekje (II)

Een  Zwitserse kunstschilder die vanaf Curaçao met me was meegereisd en op een ander adres in de buurt logeerde, was weer op pad gegaan naar de stad om er schetsen te maken voor z’n verzameling die hij in Willemstad was begonnen.

Hij was zo in z’n nopjes met Paramaribo dat hij er wilde blijven wonen. Als de bus te lang wegbleef begon hij gewoon van Zorg en Hoop te voeteren naar het centrum!  In z’n eentje, want mij kreeg hij niet mee in die brandende zon! Zelfs toen Zorg en Hoop als volkswoningcomplex pas uit de grond was gestampt nam men de bus of verplaatste men zich fietsend.
Voor mij waren heel andere dingen aan de orde om te herontdekken. Vruchtensmaken, visgerechten, lekkernijen, bloemsoorten en verre plaatsen. Wat deze bakadina moro switi maakte waren de briesjes die de gordijnen lichtjes lieten bewegen en het gebladerte vluchtig lieten wuiven en zachtjes ruisen.
Hun langsstrijken herinnerde me aan al die middagen vóór ik naar Nederland vertrok. Middagen (en avonden) doorgebracht op m’n geboorteplek in de stad en later aan de rand van de stad. Namiddagen in het binnenland, genietend van zonsondergangen aan de oever van grote rivieren. Muzikale klanken die de stilte invloeiden verbonden mij met het veraffe en verlevendigden het decor. Middagen van een stralende helderheid zoals ik deze opnieuw meemaakte.
Zo verstreken de uurtjes en op het gewoonlijke tijdstip keerde hospita terug van haar werk. Van het meiske had ik niks meer gezien of gehoord. Ik was haar aanwezigheid bijna vergeten. Hospita was bezig in de keuken en na nog een kwartiertje op het balkon ging ik trap op om te douchen. Pas daarna zag ik Elsie weer die een beetje verlegen naar me glimlachte.
 De televisie werd aangezet en met kamergenootje die al een tijdje weer thuis was keek ze naar het kinderprogramma tot ongeveer kwart voor acht. Dat was ongeveer hun bedtijd. Beiden wensten ons een goedenacht en Zoontje wenste als eerste goedenacht en ging naar hun kamer. Elsie stond iets later op, wenste ook goedenacht en kreeg een knuffeltje van haar kweekmoeder.
Kort daarna wenkte hospita me om even naar de keuken te komen. Ze wilde me iets zeggen. Aan de eettafel gezeten begon ze op gedempte toon : “Ik was nauwelijks binnen, stond bij het aanrecht toen Elsie in tranen de trap kwam afhollen,  lijkbleek en met verstikt stemmetje er wanhopig uitbracht: “Mama, mama, ik ga dood…!”
Ik schrok me rot en vroeg angstig:  “Wat is er meisje?”
“Mama kijk, kijk..” Ze  tilt snikkend, met trillende handjes haar rokje op. Ze had gebloed…. Toen ik door had wat er aan de hand was voelde ik me zo opgelucht.”
Vol spanning wachtte ik op de rest van het verhaal.
[wordt vervolgd]

Ed Hart – Het kweekje (I)

Tegen kwart voor twee in de voormiddag verdween ze naar haar kamer om schoolwerk te doen. Een lief, welgemanierd inheems meisje van elf jaar. Haar kweekmoeder werkte buiten de stad en keerde tussen 16.30 u. en 16.45 u. terug. De bovenverdieping telde drie slaapkamers. Twee van ze kwamen uit op het voorbalkon dat ‘s middags te warm was om er een dutje te doen. De kamers waren wel koel en ik ging siësta houden in de mijne.

Nog boordevol allerlei indrukken van de toeristenoorden (de Maagdeneilanden, Santo Domingo etc.) die het K.N.S.M.-schip op z’n route naar Curaçao had aangedaan. Van dichtbij of van op afstand voorbijvarend blonken de nachtlichtjes van Puerto Rico
feeëriek onder een dichtbesterde hemel. De sfeer en het landschap van Curaçao hadden me zodanig bekoord dat ik wis en zeker er naar toe wilde terugkeren. Maar pas na aankomst op luchthaven Zanderij verdween als sneeuw voor de zon mijn in Amsterdam ontstane en flink toegenomen heimwee naar Suriname.
Toen ik wakker werd wees het horloge een paar minuten voor vier uur. Na m’n gezicht verfrist te hebben ging ik naar beneden. In de keuken mixte ik een drankje van verse sinassap, colastroop en  blokjes ijs waarmee ik richting benedenbalkon liep. Van boven kwam er geen enkel geluid. Elsie het kweekje, sliep waarschijnlijk nog.
Het zoontje van m’n hospita die de kamer tijdelijk met Elsie deelde was enkele jaartjes jonger dan haar en was die middag uit spelen met de kinderen van een bevriende familie in een andere wijk. Het benedenbalkon werd tegen de de zonnestralen beschut door dicht gebladerte van een grote olijfboom. Lekker relaxed begon ik alvast deze omgeving en de gewaarwordingen die ik te lang had ontbeerd, in me op te nemen. Voor het eerst na drie jaren was ik terug in Suriname en voelde me zelfs verwelkomd door een ijverige titri en wat bonte vlinders die intieme kusjes uitdeelden aan de bloemen. Boven de rechterschutting bij buurvrouw bloeiden de volle, diep-rode fajalobi’s die veel erven opsieren. Bij de linkerburen laagbloeiende decoratieve krere-krere en een kersenboom. Aan de overzijde van de brede zandweg een hoge kokospalm allernaast een moskee. Aan de binnenzijde van de stenen straatmuur en rechts tegen de schutting, rozensruiken, bokkenpoot, hoop & rijkdom, bruinblad en lager bij de grond, varens en wat andere sierplantjes. Zo genoot ik van alles hier dat het hele jaar door non-stop bloeide.
Het eindelijke thuisgevoel nam meer en meer bezit van me.
Op mijn verzoek had ik de vorige dag hoog kennismakingsbezoek gehad van
Miss Fransje (Gomez)  die daar in de buurt woonde. Ze kwam een schilderwerkje bekijken waarop ze in muzikale actie staat afgebeeld. Na bestudering ervan reageerde ze met een goedkeurend: “Yu luk’ mi bun m’neer!” en vroeg terloops naar de prijs.
(wordt vervolgd)

Ed Hart – Eind Goed, Al Goed

Bibberend en rillend schrokken broer O.  en ik wakker in het slaapvertrek waar we met nog een oudere broer op twee naast elkaar geplaatste bedden sliepen. Het licht was aangebleven en in onze grote paniek merkten wij half overeind komend ook dat zijn slaapplek leeg was. Europa was in de greep van de winter en helaas vanaf mei eerder dat jaar ook in die van de Tweede Wereldoorlog. Bibberend en rillend, niet van kou maar van een ongekende angst teweeggebracht door de donderslag die ons had gewekt, staarden we vol ongeloof naar elkaar onder de klamboe. Allerlei infernale geluiden deden ons triest beseffen dat de oorlog tot hier was genaderd. De wereld leek te vergaan. Beklemd luisterden we met ingehouden adem naar het onafgebroken geratel van mitrailleurs en gierende geluiden gevolgd door enorme ontploffingen als van granaatinslagen. Het plotseling, oorverdovend gebulder als van een kanon deed ons tegelijk ineenkrimpen en trillend dicht naast elkaar toeschuiven. In wanhoop trokken we dekens en kussens over ons hoofd en konden het wel uitschreeuwen van ellende, schreeuwen om hulp, maar de kelen leken dichtgesnoerd door die kille angst. Niemand zou ons trouwens horen. Of was iedereen gevlucht ? Die gedachte alleen maakte dat we ons verlaten, vergeten en vooral weerloos voelden. Uit alle macht snakten we toen naar de bescherming van onze ouders. Toch durfden we het bed niet uit, durfden niet eens weg te duiken onder de bedden waar het wel veilig leek. Elk moment konden wij kapotgeschoten, opgeblazen, verpletterd of weggevaagd worden. Op regendagen bladerden we soms in de historische boeken van onze pa, waarin gekleurde Eerste Wereldoorlog’s prenten voorkwamen, die nu rondspookten in onze gedachten. Getorpedeerde , zinkende oorlogsschepen in een hel van hoge vlammen. Rondvliegende, uiteengereten lichaamsdelen. Het oorlogsgeweld bleef doorgaan, maar onze oogleden werden ineens zwaar alsof een te hulp geschoten Klaas Vaak te kwistig in onze ogen had gestrooid. Verkrampt door de angststress en nogal uitgeput doezelden we in een verlossende slaap waaruit we nog enkele keren kort opschrikten van verderaf klinkende explosies.
Wakker geworden in de vroege ochtend keken we verbaasd om ons heen en begrepen dat we nog leefden en heelhuids waren. Hadden we beiden dezelfde afschuwelijke nachtmerrie gehad ?  Grote broer lag nu wel vredig op zijn plek te slapen. Voorzichtig stapten we vanonder de klamboe uit bed naar het straatvenster dat we half openden waarop een scherpe geur in neus en ogen prikte. We zagen dat alles er nog was. De huizen aan de overkant, de houten bruggetjes over de smalle trenzen. De straat toonde geen kraters. De wereld was helemaal niet vergaan, lag niet in puin. Lantaarnpalen en bomen stonden nog steeds overeind. Alleen lagen er veel paarsrode plekken op de grond alsof die overgoten was met Phagwa kleurstof. Daarna gingen we stilletjes opgelucht naar beneden waar allen daar nog in diepe rust lagen.  Bij het raam aan de straatzijde van de eetkamer gezeten ontdekten we dat de roodpaarse kleur verspreid op veel plekken over de  grond, uit stukgereten papierwikkels bestond. Een lichte nevel hing in de lucht en het was die geur die in ogen en neus prikte. Toen drong het tot ons door dat de vorige nacht oudjaar was gevierd. Een evenement waarvoor wij nog te jong waren om mee te doen. De vorige avond moesten wij, de twee jongsten gewoontegetrouw rond 19.30 u. naar boven. Ook op Oudjaar dus. Wat we als een nachtmerrie hadden ervaren was het middernachtelijke vuurwerk geweest. De jaarwisseling was niet ongemerkt aan ons voorbij gegaan al wisten wij niet beter. Op onze tenen liepen we naar de woonkamer die geurde naar Madeirawijn, Port en koeken die waren afgedekt. Verrukt snoven we die feestelijke geuren op als voorproefje van de latere smulpartijen.

Etherische rozen door de tijd gebaard

Over Uma Gi, Uma Teki (een beschouwing)

door Ed Hart

Op het in halfduister gehulde podium waren de contouren te onderscheiden van twee performers, de ene in lange kledij van gepast wit en de andere in contrasterend zwarte blouse op zwarte pantalon.  Als twee toonbeelden van opperste zedigheid troonden ze poeslief op twee naast elkaar geplaatste stoelen. Leki bun ptjien. Het begon allemaal heel plechtig met betekenisvolle inzichten en /of bevindingen in het Engels door de ene actrice en vertaald door de andere. Niks verraadde wat er zou volgen aan emotionele erupties, felle dialogen, authentieke Surinaamse uitroepen, mimiek en lichaamstaal. Kundig aaneengeschakeld, uitwaaierend en weer samenvloeiend met als uitkomst Uma Gi,Uma Teki.

This image has an empty alt attribute; its file name is Sanne-Landvreugd-627x940.jpg

read on…

Dromen van Dieren: boek, cd, film, tekeningen

De multi-mediacreatie Dromen van Dieren, een productie van Stichting Culturele Droomwevers (op initiatief van Henry Muldrow), is voltooid. Het ABC-boek met cd omvat 26 liedjes, 26 versjes, 26 tekeningen en 52 animatiefilmpjes.

read on…

Ed Hart – Puertos

In de eerste helft van de jaren ’60 verscheen Cautal, de eerste dichtbundel van Bea Vianen. Een van de gedichten ‘Puerto del Sol’, begint niet opgewekt en het einde is niet hoopvol maar het is zo beeldend geschreven dat de lezer het als een driedimensionale film ervaart.

Eind jaren ’40 – begin ’50 vonden geregeld opvoeringen plaats in theater Thalia. Ook voor schoolgaanden toegankelijk. Te zien waren de Thesosgroep, balletvoorstellingen met o.a. Amy Mac Combie, toneelgezelschappen en amateuroptredens. Een bekende Nederlandse voordrachtskunstenaar [Johan Schmitz, 14 juli 1960 – red.] bracht Gijsbrecht van Amstel ten tonele voor leerlingen van verschillende scholen. Die educatieve voorstelling vond overdag plaats. De leerlingen vertrokken vanuit school en keerden daarna terug naar school. Voor allen een welkome ontsnapping uit de schoolbanken.

Op een avond begin jaren ’50 was Thalia weer volgestroomd met Ulo- en Mulo-leerlingen. Het ging er heel beschaafd aan toe net als op de schoolfeesten van de Hendrik en de Van Syp. Er werd hoogstens gezwaaid naar medeleerlingen die op de balkons boven zaten of op enkele plaatsen voor of achter. De aanwezigheid van jongelui uit vooraanstaande families droeg bij tot het als voornaam ervaren van dit evenement. In tegenstelling tot de bioscopen waar tijdens een kindervoorstelling het jonge publiek zich allesbehalve ingetogen gedroeg wanneer ze helemaal opgingen in de tweedimensionale technicolor zeepbellen. Filmvoorstellingen waar we onze zakcentjes en zelfs onze broodcentjes voor spaarden.

De optredens van deze avond waren tot nu toe min of meer in de smaak gevallen maar bleken slechts opwarmers te zijn voor wat ons werd aangeboden als recital door een solo-artiest. Op het podium bevonden zich nu slechts een stoel en een voetbankje. De artiest kwam op met een gitaar en zijn verschijning vergaarde goedkeurende blikken van de piekfijn geklede meisjes. Van licht getinte Chinese komaf maakte hij deel uit van de tientallen vrij populaire Adonissen waartoe ook August van O. behoorde en hij was een twee jaar oudere verkenner uit onze groep 3 van de Padvinderij. Elk weekend was hij trouw aanwezig in het gebouw aan de Weidestraat, ontbrak niet op trips naar Republiek en Zanderij en deed mee met het spoorzoeken in de bamboebossen bij de Cultuurtuin. We waren wat trots om deze verkenner volop in de schijnwerpers hier te zien. Ik had eerder niet zo op zijn muzikale gave gelet.

Zijn charme lag deels in zijn bescheidenheid. Een beleefd applaus verwelkomde hem en hij knikte olijk naar het publiek, stelde zich voor en nam plaats op de stoel. Met aller ogen op hem gericht stemde hij totaal ontspannen zijn instrument. Het eerste lied dat hij aanhief met zijn aangename zangstem had een licht-wiegende melodie en voerde ons naar een vergelegen oord. Een havenstadje aan de Atlantische Oceaan. Het lied getiteld ‘Puerto de Santa Maria’ was me niet bekend. De Spaanstalige tekst was echter geen belemmering om de teneur aan te voelen van een warm herinnerd geluk. Het was geen lied waaruit hunkering of triestheid droop. Maar meer een zoete mijmering over een tedere, onvergetelijke liefde en de plek van beleving.

Enkele meisjes luisterden met gesloten ogen en lieten zich vrijelijk vervoeren, maar de meeste toeschouwers hielden hun blik strak gericht op de zanger en wiekten als betoverd mee naar een zwoele setting van stranden, blauwgroene golven en dichtbesterde nachten. Zijn muzikale aureool sprak zo tot mijn verbeelding dat ik in de ban geraakt, magische momenten beleefde. Samen met anderen in de zaal.

Het eerste lied oogstte een geestdriftig applaus dat hij verrast en gevleid in ontvangst nam waarna hij een tweede lied getiteld ‘Sandunga’ aankondigde. Dit idem Spaanstalig lied begon wel met een enigszins gekweld klinkende aanroep en was doortrokken van een verlorenheid die bleef achtervolgen. Hiermee sloot de zanger zijn kortdurende recital af en nam het daaropvolgend overweldigend applaus geamuseerd buigend in ontvangst.

Een toegift kon er helaas niet bij vanwege de strakke regie. Met een vermakelijke sketch van twee amateurspelers liep de gevarieerde show ten einde.

In hun hum als na een viering, gingen de theatergangers na afloop huiswaarts, keuvelend door avondlijk Paramaribo, onze veilige, fraaie en geliefde stad. Langs verlichte Chinese winkels, koningspalmen, mahonie- en flamboyantbomen. Begeleid door radiomuziek uit woningen aan de straatkant, na weer een geslaagd avondje Thalia.

De voornaam van de zanger kan Henk zijn, zeker ben ik er niet van maar geen andere schiet me te binnen. Zijn achternaam heb ik wel degelijk onthouden. Namelijk Lo-Fo-Sang. Hij had groep 3 meesterlijk vertegenwoordigd op deze bonte avond. Was de onbetwiste Ster van de avond geworden en mocht zich een tijdlang een geadoreerde favoriet voelen.

Het eerste liedje heb ik nooit meer gehoord maar voor mij bleven sindsdien de naam Lo Fo Sang en zowel ‘Puerto De Santa Maria’ als ‘Sandunga’ onlosmakelijk aan mekaar verbonden.

Zoals o.a. ‘Puerto del Sol’ en ‘Berm ’56’ voor mij één begrip zijn geworden met de naam Bea Vianen.

Ed Hart – Zomerbelofte

Snelweg, polders, hoeve
Tot avondlandschap ineengevloeid
De afslag, langszij hoogbegroeid
een schaarsverlichte laan
bochtig in kiezelpaden overgaand,
gesloten hekjes, manshoge hagen
gedempte klanken die de stilte behagen
je blik onder sterren, opwaarts gericht
glimlach spelend op je gezicht,
een toorts, vuurtongen, grillige dans
van schaduwen op het nog warme zand
en wij wegwiekend naar heimweeland

Avec une sourire beloofde je later;
De beau rivages
Terugrijdend langs een binnenwater
Mijn gepreveld; au revoir beau visage.

 

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter