blog | werkgroep caraïbische letteren

Suriname in de Tweede Wereldoorlog

Een kort overzicht

door de redactie van de Ware Tijd Literair

Voor de Tweede Wereldoorlog ging het niet zo goed in Suriname. De plantages brachten niet veel op. Suriname had sterk te lijden van de wereldwijde economische crisis. Er heerste veel armoede en werkloosheid en de verschillende bevolkingsgroepen hadden weinig contact met elkaar. Dit veranderde in de Tweede Wereldoorlog toen bauxiet, waarvan aluminium gemaakt wordt, van groot belang werd in verband met vliegtuigbouw. In 1941 werd de Paranam-fabriek geopend door gouverneur Kielstra en ook het bedrijf Billiton leverde een grote bijdrage. In 1943 leverde Suriname 60% van de bauxietbehoefte van de VS. De Amerikanen namen Suriname op in hun ‘Rainbow Plan’, het oorlogsplan uit 1941, dat troepenzending naar de Zuid-Amerikaanse landen mogelijk maakte, ter bescherming van het westelijk halfrond. De komst van Amerikaanse troepen hier leidde ook tot een ongekende kapitaalstroom. Zanderij werd uitgebreid en er werden wegen aangelegd. Een economische ontwikkeling dus en verbreding van de blik, waardoor er ook een bewustzijn groeide van eigenheid op weg naar zelfstandigheid. Uiteraard hadden de Amerikaanse soldaten ook veel interesse voor mooie Surinaamse tienermeisjes!

Geslachtsziekten werden een probleem en voordat prinses Juliana in 1942 Suriname bezocht, werden heel wat jonge mannen (‘bendeleden’) en vrouwen (‘prostituees’) opgepakt en geïnterneerd in een kamp. Pas in 1944 kregen ze hun vrijheid terug! In De koningin van Paramaribo (1999) van Clark Accord lezen we dat ook de beroemd geworden hoer Maxi Linder tijdens de oorlog een tijdlang vastzat op plantage Katwijk. Suriname heeft Nederland vanaf het begin van de oorlog geholpen. Zo was er het ‘Spitfire-fonds’, een inzamelingsactie voor een vliegtuig voor de geallieerden. Schoolkinderen moesten op maandag een cent meebrengen en ze zongen een liedje: ‘Kinderen vergeet je maandagcentje niet/ Kinderen vergeet het maar niet/ Wat er gebeurt of wat er geschiedt/ Kinderen vergeet je maandagcentje niet.’

Mannelijke Duitsers boven de vijftien jaar die in Suriname woonden, werden als vijanden beschouwd en vastgezet in Fort Zeelandia. Veel zendelingen en onderwijzers waren er onder hen. Ook de bemanning van het schip ‘De Goslar’ werd geïnterneerd en we weten dat ze het schip vóór de internering lieten zinken. Gouverneur Kielstra liet in de eerste oorlogsjaren ook linkse revolutionairen, nationalisten en andere opposanten oppakken. De bekendste onder hen is Wim Bos Verschuur, kunstenaar, onderwijzer, politicus (‘baas in eigen huis!’), vakbondsman, statenlid en onvermoeibaar criticus van de gouverneur.

Na de Japanse aanval op Pearl Harbour werden 146 gevangenen van Javaanse interneringskampen, uit Nederlands-Oost-Indië dus, naar Suriname gebracht en hier opgesloten (zie het bericht hier direct onmder). Gouverneur Kielstra sloot de mogelijkheid van bombardementen door Duitse of Japanse vliegtuigen niet uit. Daarom mocht er in de stad vanaf 7 uur ’s avonds tot 7 uur ’s morgens nergens licht zijn. Zelfs fietsen moest zonder licht. De maan werd erg belangrijk. Ook werden er loopgraven aangelegd, voor het geval van een militaire aanval.

Journalist en schrijver J. van de Walle die in de oorlog een tijd in Paramaribo woonde, beschrijft de sfeer goed in Een oog boven Paramaribo. Herinneringen dat hij pas in 1975 publiceerde. De titel heeft betrekking op een klein luchtschip, een ‘blimp’ dat wakend boven de stad hing. Op het eind van het hoofdstuk met dezelfde titel, zegt hij: ‘Zo was Paramaribo op zijn mooist. Een vervallen stad, die in de avonden zich nog eenmaal liet zien, vriendelijk en betoverend, als een oude vrouw wier geschonden gelaat verjongd werd in dat grote, milde, verhullende licht van de maan. Er langs gleed de schaduw van een klein luchtschip, een ‘blimp’, dat wakend boven de stad hing. Dag en nacht.’

Veel joden, voor wie Europa in de oorlog levensgevaarlijk was, kwamen naar Suriname, waar al een joodse bevolkingsgroep was. De grootste groep kwam uit Frankrijk via Portugal naar Suriname. De Nederlandse regering in ballingschap had gevraagd 1000 joodse vluchtelingen op te nemen die naar Frankrijk waren gevlucht, maar niet meer veilig waren toen Hitler in 1942 een einde maakte aan de zelfstandigheid van de Vichy-regering. Later kwamen er nog meer. In Suriname werden ze goed opgevangen.

Tot slot waren er de veel jonge mannen en vrouwen die Nederland als strijders gingen bijstaan en alles achterlieten, het avontuur tegemoet. Over hen is weer een boek vershenen, van Jules Rijssen. We vroegen Jetty Polanen om over het boek te schrijven. Zij heeft een familiale relatie met dit gegeven. We vinden het een belangrijk stuk geschiedenis. Vooral omdat de omstandigheden in die oorlog ertoe leidden dat Surinamers meer en meer losraakten van het koloniale moederland en dat een proces op gang kwam (denk ook aan Wie Eegie Sanie) dat uiteindelijk leidde tot onafhankelijkheid in 1975. Verder laat dit stuk geschiedenis ons zien dat in Fort Zeelandia in het recente verleden niet alleen door Surinamers moorden werden gepleegd tegen alle recht en gerechtigheid in! Macht leidt altijd tot misbruik. Lees maar meer over gouverneur Kielstra!

Bronnen: Ben Scholtens: Suriname tijdens de Tweede Wereldoorlog (Paramaribo, 1985); Ad van den Oort: Allochtonen van nu & de oorlog van toen. Marokko, de Nederlandse Antillen, Suriname en Turkije in de Tweede Wereldoorlog (Den Haag: Sdu Uitgevers, 2004); J. van de Walle: Een oog boven Paramaribo (Amsterdam: Querido, 1975; Cynthia Mc Leod: ‘Herinneringen: Suriname – oorlog – Holland – Suriname’ (in ‘OSO’, nr. 12, 1993)

1 comment to “Suriname in de Tweede Wereldoorlog”

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter