blog | werkgroep caraïbische letteren

Slavernijdrama verdient net zoveel aandacht als Tweede Wereldoorlog

door Janita Naaijer

Het boek Roofstaat van Ewald Vanvugt over ‘de donkere bladzijden van onze geschiedenis’ is toe aan een derde druk. Moet er ook in de klas meer aandacht komen voor het slavernijverleden?

naamboekje-suriname-2

 

Alex-van-Stipriaan-e1452618500769

Alex van Stipriaan

Alex van Stipriaan (hoogleraar Caraïbische geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam):

‘Ja, dat lijkt me duidelijk. Wat mij betreft mag het slavernijverleden een net zo prominente rol krijgen als de Tweede Wereldoorlog. Dat de tweede en derde generatie oorlogsslachtoffers ook getraumatiseerd kunnen zijn, is geaccepteerd, maar over de invloed van het koloniale verleden op de nazaten van de tot slaaf gemaakten heeft bijna niemand het. Terwijl die kinderen ook in de klas zitten.

De slavernij is anderhalve eeuw geleden afgeschaft, maar de raciale vooroordelen en structuren zijn springlevend. Afro-Nederlanders scoren slecht op alle mogelijke lijstjes; van werkgelegenheid, huizenbezit en inkomen tot criminaliteit. Nog steeds worden zij niet beschouwd als normale Nederlanders. Aan de zwarte zijde spelen aan de andere kant allerlei gevoelens van minderwaardigheid, die er ten tijde van het kolonialisme zijn ingepompt en soms voor een deel eigen zijn geworden.

De afgelopen twintig jaar is in het onderwijs veel ten goede veranderd. In ieder geschiedenisboek wordt tegenwoordig in meer of mindere mate de slavernij behandeld. Maar helaas bijna altijd vanuit het perspectief van de kolonisator of vanuit een zogenaamd neutraal perspectief. Het oude zelfbeeld van Nederland als tolerant land, als een toevluchtsoord voor Joden en Hugenoten, is hardnekkig. Daar passen geen zwarte bladzijden bij. De vernieuwingen in het onderwijs die op de stapel staan, zijn een mooie kans om het slavernijverleden hoger op de agenda te zetten. Maar wat eigenlijk belangrijker is, zijn de commissies van historici en didactici die om de vijf à acht jaar de lesmethodes herschrijven. Die commissies zijn – hoe vakkundig ook- nog steeds heel wit.’

 

Ton van der Schans

Ton van der Schans.

Ton van der Schans (docent geschiedenis, voorzitter van de Vereniging van docenten Geschiedenis Nederland (VGN)):

‘Geschiedenis staat als op zichzelf staand vak momenteel ter discussie, ook inhoudelijk zal er met Onderwijs2032 het nodige gaan veranderen. Laten we ervoor waken dat we in dat tumult vakinhoudelijk niet te modieus worden. We moeten geen DWDD willen zijn en achter ieder sentiment aanlopen. Vorige week had ik bezoek dat meer aandacht in het onderwijs wil voor Sebrenica, een half jaar geleden vroeg een groep Molukkers om meer aandacht voor hun verleden.

Hoewel het in de kerndoelen is opgenomen, zouden we inderdaad wel wat meer aandacht aan de geschiedenis van de slavernij kunnen besteden. Maar het lijkt me urgenter om de aandacht voor de geschiedenis van het Midden-Oosten en de islam beter te structureren en te borgen. De islam is een veel meer dominante en constante factor in de wereldgeschiedenis dan het slavernijverleden en kan direct bijdragen aan de verheldering van de actualiteit.

Waar ik ook voorstander van ben, is het om het in de klas meer te hebben over de sporen van het verleden in het heden. Geschiedenis op school houdt nu na de Tweede Wereldoorlog vaak op, aandacht voor het meest recente verleden is een blinde vlek waar we gauw iets aan moeten doen.’

 

Zihni Ozdil

Zihni Özdil

Zihni Özdil (historicus aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, columnist NRC):

‘Absoluut. Over de gehele linie van het basis- tot het universitair onderwijs zie je dat de gedoceerde lesstof over het slavernijverleden vaak eenzijdig is. In mijn boek Nederland mijn vaderland haal ik onderzoek van de Amerikaanse sociologe Melissa Weiner aan. Zij onderzocht de wijze waarop het slavernijverleden op Nederlandse basisscholen wordt gedoceerd en bestudeerde geschiedenisboeken uit de periode 1980-2013. In de helft van die boeken wordt slavernij helemaal niet genoemd. In de andere helft wordt het voor een groot deel beschreven als een noodzakelijk onderdeel van een economischer enterprise. De raciale legitimatie waardoor slavernij kon blijven voortduren, wordt nauwelijks uitgediept.’

In Nederland hebben we grote moeite met de donkere kanten van onze geschiedenis. Niet alleen de tot slaaf gemaakten komen er in ons canon bekaaid vanaf, eigenlijk zijn alle voormalig onderdrukte groepen zoals Limburgse mijnwerkers, vrouwen en katholieken stelselmatig onderbelicht. De helden van onderaf hebben wij niet, zoals in de VS en in Frankrijk inmiddels wel is gebeurd, geëerd. Heb jij bijvoorbeeld ooit van Tula gehoord? Hij leidde succesvol een slavenopstand op Curaçao en trok met verlichtingsidealen van plantage naar plantage. Of het beroemde Kinderwetje van Van Houten uit 1874. De meeste kinderen leren dat Samuel van Houten plotseling zo goed was om kinderen tot 12 jaar te verbieden om in fabrieken te werken, dat de arbeiders er zélf jarenlang voor gevochten hebben om hun kinderen een betere toekomst te geven, wordt weinig genoemd.

 

Tula - Edsel Selberie Michiel van Kempen DSC_0541 (71)

Tula. Beeld van Edsel Selberie. Foto © Michiel van Kempen

We wijzen terecht met de vinger naar landen als Noord-Korea, maar houden onze eigen burgers ook dom. Het is een cliché, maar als we de Nederlandse geschiedenis completer gaan onderwijzen, kunnen we ook het heden beter begrijpen. Dan zullen we ons bijvoorbeeld beter gaan beseffen waar al onze rechten vandaan komen. Onderzoek wijst uit dat sportverslaggevers wanneer een zwarte voetballer scoort dat onbewust vaker aan dierlijke eigenschappen zoals spierkracht dan aan intelligentie toeschrijven. Witte spelers scoren vaker door ‘strategisch inzicht’. Door beter geschiedenisonderwijs kunnen dit soort overgeërfde culturele normen op termijn veranderen.’

 

piet-emmer

Piet Emmer

Piet Emmer (emeritus hoogleraar Europese expansie en migratie aan de Universiteit Leiden):

‘Wat mij betreft is er voldoende aandacht voor de zwarte kanten van de Nederlandse expansie over zee. Slavernij en slavenhandel is opgenomen in de canon van de geschiedenis en dat is wat mij betreft voldoende. In het debat klinken steeds meer groepen die aandacht willen voor hun geschiedenis. Als je kijkt naar de samenstelling van de Nederlandse bevolking, zouden we het in dat geval ook over de Marokkaanse en Turkse geschiedenis moeten hebben. Dat wordt allemaal een beetje veel, en ik denk ook dat aandacht voor het verleden van die landen van herkomst de integratie nadelig beïnvloedt. Kijk naar migratielanden zoals de VS, Canada en Australië. Daar zie je dat ze ook alleen de geschiedenis van die landen doceren. Dat heeft een reden.

Het idee dat meer aandacht voor het koloniale verleden hedendaags racisme zou oplossen, is onjuist. Ook zwarte mensen die slaven hebben verhandeld en hun nazaten worden gediscrimineerd. Net als Marokkanen en Ambonezen. Alle mensen met een ander uiterlijk worden helaas anders behandeld. Nog voor de koloniale geschiedenis zich voltrok, beschouwden Europeanen de Afrikaanse cultuur al als minderwaardig. Dat had toen nog geen raciale aspecten, maar hing samen met de in hun ogen slechte infrastructuur en gebrek aan maatschappelijke organisatie.

De slavernij is zo lang geleden. Het verbaast me altijd opnieuw dat mensen daar eindeloos in blijven rondzeuren. Waarom? Het geeft je geen credits en je vergooit er juist je toekomstkansen mee. Laten we in de paar uur per week die het vak geschiedenis nog heeft niet nog meer aandacht besteden aan de overzeese geschiedenis. Ook als nazaat van een slaaf woon je in Nederland en moet je proberen om je hier thuis te voelen.’

[van de Volkskrant, 10 mei 2016]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter