blog | werkgroep caraïbische letteren

Samuel Nassy, eerste Joodse ‘notaris’ op het westelijk halfrond

door Carlo Jadnanansing

De figuur van de beroepsnotaris zoals wij die nu kennen is pas in 1869 bij de invoering van de op Nederland geënte codificatie, in onze wetgeving geïntroduceerd. In de periode van 1667 tot 1869 hebben 9 verscheidene functionarissen zich bezig gehouden met notariële werkzaamheden. De bekendste waren secretarissen, gezworen klerken, districtsambtenaren, beëdigde personen of jurators en jurators van de Joodse Natie.

De wapens van Suriname, Bernard Picart, 1720 (collectie: Rijksmuseum)

 

 

In elke Nederlandse kolonie werd het bestuur bijgestaan door een secretariaat met aan het hoofd een secretaris. Aan de werkzaamheden van de secretaris werden ook notariële taken toegevoegd, die een substantiële bijdrage leverden aan het inkomen van de secretaris. Het notariaat was dus een sequeel van het secretariaat. De eerste secretaris die werd aangesteld, direct na de verovering van Abraham Crijnsen in 1667 was de persoon van John Treffry. Het opmerkelijke van deze benoeming was dat Treffry een Engelsman was, die eerst gewerkt had voor Lord Willoughby. De eerste notariële functionaris in ons land was dus een Engelsman. Na zijn overlijden benoemden de Staten van Zeeland in 1670 Johan Bolle tot “secretaris van de gehele capitania van Suriname”.
De jurator was een beëdigde persoon, die benoemd was over een bepaalde divisie welke vergeleken kan worden met een district. Reeds in de Ordonnantie van 1669 van Gouverneur Lichtenbergh werd aan de jurator notariële bevoegdheid toegekend, onder de beperking dat de belangen duizend pond suiker niet te boven mochten gaan.
Vermeldenswaard is dat de secretarissen bij het bestuur erover klaagden dat ze verlies aan inkomsten leden door het optreden van de jurators. De laatste jurator werd benoemd in 1714.

Een ander type jurator was de jurator van de Joodse Natie. Aanvankelijk bestond er geen verschil met andere jurators: de jurator voor de Joodse Natie werd aangesteld voor een bepaalde divisie, in casu de divisie van de Surinamerivier, ook wel aangeduid als het district van de Joodse Natie, omdat er veel Joden in dit gebied woonachtig waren. De aanstelling van een Jood in deze functie had een zuiver territoriaal karakter. De eerste Joodse jurator, die werd aangesteld en wel op 3 mei 1684 was Samuel Nassy. Vermeldenswaard is dat laatstgenoemde tevens de eerste Joodse notaris was op het westelijk halfrond. Toen Josua Servantijn in 1691 in deze functie werd benoemd, werd hij aangesteld als jurator voor de divisie van de Surinamerivier zonder enige verwijzing naar de Joodse Natie. In de loop der tijden verhuisden de meeste Joden naar Paramaribo en de divisie van de Surinamerivier was niet langer het district van de Joodse Natie.
Toen in 1754 de Jood Isaac Nassy als jurator van de Joodse Natie werd aangesteld, kreeg deze benoeming een etnisch karakter: de jurator van de Joodse Natie was nu slechts bevoegd om dienst te verlenen aan personen die tot de Joodse bevolkingsgroep behoorden. In 1825 kwam er een einde aan dit instituut toen de Joden gelijkgesteld werden met de andere ingezetenen van de kolonie en er dus een eind kwam aan hun uitzonderingspositie.

Bronnen:
– C.R. Jadnanansing, De Notariswet, Paramaribo 1997
– J.A. Schiltkamp, De Geschiedenis van het Notariaat in het Octrooigebied van de West Indische Compagnie, ’s-Gravenhage 1964;

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter