blog | werkgroep caraïbische letteren

Roemers drieling

door Els Moor

Grote schrijvers binnen de Surinaamse literatuur, zoals Albert Helmen, Edgar Cairo en Bea Vianen hebben in hun romans duidelijk een verbinding gelegd tussen fictie en maatschappelijke realiteit. Ook Astrid Roemer heeft deze combinatie in haar werk toegepast, tot en met haar trilogie, drie romans die spelen in Nederland zowel als in Suriname, romans die vervreemding als een belangrijke thematiek in zich dragen: Gewaagd leven (1996), Lijken op liefde (1997) en Was getekend (1998). Samengevoegd vormen deze romans de trilogie Roemers Drieling (2001), hetgeen betekent dat ze vanwege de inhoud duidelijke verbinding hebben door de thematiek en bepaalde personages, maar ook los van elkaar gelezen kunnen worden.

 

 

Motieven met een sterk symbolische lading, zoals dood, zelfdoding, zwakzinnigheid en kinderloosheid keren steeds terug in de romans en novellen van Roemer. Al deze motieven verwijzen naar de zwaarte van het menselijk bestaan in het algemeen en naar de hebi’s van mensen in een gedekoloniseerd land op weg naar een werkelijke onafhankelijkheid in het bijzonder.
Het eerste deel van de trilogie, Gewaagd leven, speelt in Suriname in de jaren tachtig. De maatschappij is door de militaire dictatuur, de binnenlandse oorlog en de snel toenemende malaise verworden tot een moeras waarin armoede, corruptie, opportunisme en machogedrag welig tieren. De hoofdpersoon is een tiener die de omkeerbare , ‘on-ge-luk’ voorspellende naam Onno draagt.
Hij is een wereldvreemde dromer, die de hem omringende wereld ervaart als een gesloten systeem. Hij wil niets liever dan astronaut worden en de aarde onder zich laten. Het bleef voor hem een opluchting te weten dat hij ooit ontkoppeld zou worden van alles wat op de grond plaatsvindt (p. 31).
Zo’n gesloten systeem is het gezin Mus waar Onno uit voortkomt, dat wordt gedomineerd door zijn vader Michaël, een losbollige predikant. Hij mishandelt zijn vrouw en kinderen, pleegt overspel en incest. Hij is een grenzeloze opportunist die er niet voor terugdeinst om aan te pappen met de militaire machthebbers. Hij raakt zelfs verwikkeld in drugszaken.
Onno zelf wordt heen en weer geslingerd tussen zijn verbondenheid met zijn familie en zijn haat tegenover zijn vader, die hij op een kritiek moment zelfs bijna om het leven brengt tijdens een worsteling in het water van de Surinamerivier. Hij doodt hem echter niet en zwemt weg naar de overkant van de rivier. Even heeft hij zijn ‘leven gewaagd’ om uit zijn isolement te komen. Maar via een andere gebeurtenis raakt hij er weer middenin. Hij veroorzaakt een verkeersongeluk waarbij een man en een vrouw en hun kind gedood worden. Onno zat achter het stuur en is schuldig, maar zijn broer die naast hem zat, laat zich als schuldige opsluiten. Onno is een kerk ingevlucht en daar trekt zijn leven aan hem voorbij in negen ‘verhalen’. Onno is in zijn droomwereld opgesloten en kan de echte wereld niet aan. Hij wankelt tussen de zachte vrouwenwereld en de machowereld van zijn vader en zijn broer. Toch is het juist zijn broer die in staat is tot ‘moed’ als hij de schuld van het ongeluk op zich neemt.
De roman begint met het einde, met het moment dat Onno zichzelf hervonden heeft en weer naar huis durft te gaan.’Ik vermoed dat ik ben herboren als een volwassen creool. Toen ik zonet met de mensen de kerk uitliep heb ik met opzet getrapt op de voet van een vrouw. Zij kon het duidelijk voelen. Ze keek verschrikt mijn kant op’. Op de eerste bladzijde laat Roemer dus al duidelijk zien waar volgens haar de schoen wringt in de Surinaamse maatschappij en vooral binnen de creoolse bevolkingsgroep. De ‘verhalen’ worden afgewisseld door ‘berichten’ uit de historie en de actualiteit en door ‘gesprekken, monologen’ tegen zijn afwezige broer. De taal is barok, sterk beeldend en soms wat te kunstmatig. Door de fragmentarische structuur en de mengeling van stijlen wordt vormgegeven aan de ontredderde wereld van de hoofdfiguur bij wie het perspectief ligt.

Het tweede deel van de trilogie, Lijken op liefde (1997) speelt in een toekomst die nu, in 2016, allang door de tijd is ingehaald: december 1999, vlak voor de overgang naar het jaar 2000. Het Surinaamse volk heeft via een referendum gekozen voor openbare rechtszittingen om de waarheid omtrent de decembermoorden van 1982 boven tafel te krijgen. Nauwelijks begonnen, loopt het tribunaal echter vast in het menselijke onvermogen om objectieve en subjectieve belangen te scheiden. In dezelfde periode onderneemt een oudere vrouw, Cora Dumfries, een grote buitenlandse reis met de bedoeling om onderzoek te doen naar de waarheid omtrent een moordzaak in de jaren zeventig waarbij zij zijdelings betrokken werd en de daarmee op geheimzinnige wijze samenhangende plotselinge dood van Onno Sewa, de adoptiefbroer van haar man Herman Sewa, een natuurgenezer uit het district Para. Onno Sewa was de boezemvriend van Michaël Mus en net als hij een losbol en een vrouwenjager. Naar hem is de hoofdfiguur, Onno, uit Gewaagd leven, genoemd. Cora werkte als huishoudster in het gezin van de politicus Crommeling. Toen diens secretaresse, An Andijk, met wie hij een seksuele relatie had en die ook contacten had met Onno Sewa, vermoord in haar huis lag, werd Cora uit haar huis gehaald om het lijk af te leggen en de sporen van de verwondingen te verdoezelen. Van de grote som zwijggeld die ze toen kreeg, kon ze jaren later haar reis op zoek naar de waarheid maken. Terug in Suriname wachtte Cora een onaangename verrassing: haar man bleek als getuige bij het tribunaal betrokken, waarbij aan het licht is gekomen dat hij al jaren een illegale abortuspraktijk had. Ook aan zijn handen kleeft dus bloed. Maar ook de slachtoffers van de mensenrechtenschendingen blijken betrokken bij abortusgevallen die Herman Sewa heeft gepleegd. Aan het eind van het proces is er eigenlijk niemand met schone handen. Zelfs de rechter die de uitspraak moet doen, de zoon van de politicus Crommeling, is niet objectief en niemand minder dan dominee Mus bemoeit zich ermee. Momenteel is dit een zeer actuele thematiek met niet-objectieve meningen waar het het proces betreffende de decembermoorden betreft.

In Was getekend heeft de hoofdfiguur de merkwaardige naam Pedrick De Derde Abracadabra, bijgenaamd Ilya. Hij bevrijdt zichzelf van zijn hebi’s en maakt van een stuk jungle een paradijs dat materiële en geestelijke rijkdom oplevert. Elk hoofdstuk wordt voorafgegaan door gedachten van Pedrick en door fragmenten uit Holland van zijn dierbaren. Deze structuur draagt ondanks de zeer complexe menselijke relaties en situaties bij tot een grotere helderheid dan de structuren van de twee voorafgaande romans. Ook het taalgebruik maakt deze roman begrijpelijker. Niet alleen de tekst draagt Roemers persoonlijke stempel (‘was getekend’), maar ook de wereld die in die tekst vorm krijgt. Haar Suriname is geografisch niet het land van de kaart, haar Paramaribo niet de stad van de plattegrond en historische feiten zijn niet altijd juist weergegeven. Ze speelt met uitdrukkingen van het Nederlands en Surinaams-Nederlands en gebruikt Surinaams-Nederlandse woorden en zinswendingen op een eigen manier. Dat alles duidt erop dat het hier niet gaat om een uiterlijk herkenbare wereld, maar om een innerlijke werkelijkheid, waarbij Roemer haar lezers inzet bij haar moeilijke tocht naar de waarheid.

 

Astrid Roemer: Gewaagd leven, 1996, ISBN 90-295-3484-2; Lijken op liefde, 1997, ISBN 90-295-3622-5; Was getekend, 1998, ISBN 90-295-3510-5; Roemers Drieling, 2001, ISBN 90-295-3586-5, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen.

[eerder verschenen in de Ware Tijd Literair, 2 januari 2016]
.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter