blog | werkgroep caraïbische letteren

Pimm Jal de la Parra en David Bowie

door Sander Donkers

Vannacht kreeg ik bezoek van Pimm. Je kon er op wachten. Soms is de dromenbrenger ook maar gewoon een voorspelbaar, eendimensionaal figuur. Pimm, voluit Pimm Jal, was waarschijnlijk de meest toegewijde Bowie-fan op de hele planeet. Ik vermoed dat iedereen die hem gekend heeft de afgelopen dagen wel even aan hem dacht. Hij is alweer meer dan twaalf jaar dood.
Pimm was intens verdrietig, en tegelijkertijd opgewonden over de aanstaande hereniging met zijn held. Daarboven, of daar verderop. Ik zeg niet graag ‘in de hemel’. Het was trouwens mijn oude jongenskamer, óók wit. Pimm zat bij het raam, te wippen op zijn stoel. Onrustig, want Bowie kwam.

 

Tijdens zijn echte leven leidde Pimm er twee. Niet vanwege een geheim, maar gewoon, letterlijk. Hij ging naar school en had vrienden, én hij had zichzelf de uitputtende taak toebedeeld opnames te verzamelen van elk concert dat Bowie ooit gegeven had. Die archiveerde hij, beschreef minutieus elk detail dat er te beschrijven viel, en maakte daar boeken van die hij zelf uitgaf. The Concert Tapes. Een kostbaar en tijdrovend proces was het. Veel dure internationale telefoontjes plegen, veel brieven schrijven en heel veel postzegels plakken.
Achteraf gezien is het ronduit wreed dat het internettijdperk voor Pimm niet wat eerder aan kon breken. Dat had zijn monnikenwerk niet alleen veel makkelijker en goedkoper gemaakt, hij had ook met één druk op de skype-knop contact kunnen hebben met alle zielsverwanten overal ter wereld. Want die wáren er, van Stockholm tot Seoel, van Brighton tot Bombay.
Wij, zijn schoolvrienden, hielden weliswaar ook heel erg van Bowie, maar we namen Pimm’s noeste arbeid toch niet helemaal serieus. Van een gruizig klinkend cassettebandje met de show in Vancouver van 3 mei 1976 werden we al niet echt euforisch, maar dat je dan ook nog per se 2, 4 en 5 mei zou willen hebben, daar konden we ons niet veel bij voorstellen. Pimm wel. Want: langere drumsolo, ander grapje van Bowie, een kleine afwijking in de setlijst – kortom: onmisbaar.
Pimm wist wel dat we soms grapjes maakten over zijn Bowie-bezigheden. Hij had – althans, dat dacht ik toen – een dikke huid. En soms, als hij ’s ochtends naast me in de schoolbanken schoof, kon hij het gewoon niet laten enthousiast te verhalen over zijn nieuwste aanwinst. ‘Detroit! 1978! Met een extra lange versie van “Heroes”! En Bowie is helemaal vrolijk, want de bassist is jarig!’
‘Ja, Pimm.’
Twee lijvige Bowie-boeken gaf hij uit, en hij vergaarde er internationaal aanzien mee in verzamelaarskringen. Maar het werk werd nooit helemaal vervolmaakt. De vroege Bowie-jaren, toen er nog niet op grote schaal gebootlegd werd, die vormden het probleem. Pimm raakte in de ban van U2 en zijn aandacht verschoof. Met evenveel toewijding begon hij met het boekstaven van alle concerten van de Ierse band die ik toen al niet zo goed trok. Niet veel later was school klaar en raakten we elkaar kwijt.

In 2002 hoorde ik opeens dat hij was overleden. U2 eerde hem uitgebreid op hun website – iets dat hij ongetwijfeld geweldig had gevonden. En wij kwamen in grote getale naar zijn begrafenis, waar de tranen rijkelijk vloeiden. Vanwege hem, die lieve jongen met die aanstekelijke, soms bijna maniakale lach. En ook vanwege onszelf. Want Pimms dood was voor velen van ons de eerste die we meemaakten, en we waren allemaal eigenlijk nog te jong voor het idee dat we überhaupt dood kónden.
Aanvankelijk stond ik er nog een beetje stoïcijns bij, op zoek naar een gevoel. Ik had geen idee wat er in de vijftien jaar daarvoor was omgegaan in het hoofd van de jongen die ooit mijn vriend was. Het verhaal ging dat het een zelfgekozen einde was. En dat XTC-gebruik er iets mee te maken had. Het was voor het eerst, maar niet voor het laatst, dat ik hoorde hoe dat pilletje zo’n onuitsprekelijk geluk kon veroorzaken dat al het gewone dat daarna komt grauw lijkt, zo grauw dat er eigenlijk niet mee te leven valt. Maar ik weet niet of dat in Pimms geval ook waar was.

Toen klonk Bowie’s muziek en was er geen houden meer aan. Bij mezelf niet. En, zo zag ik toen ik om me heen keek, bij niemand niet. Het was Bowie’s stem die de tranen uit me trok, en me contact liet maken met de persoon die Pimm Jal was toen ik hem kende. Bowie kan dat. Ik was hem dankbaar.

Vannacht was Pimm er ineens, als een belachelijk heldere verschijning. Het was fijn om hem te zien, hoe onrustig hij ook was. Bowie, vertelde hij, moest door een soort douane heen, en de rijen waren lang want de douaniers deden hun werk grondig en humeurig. Iets met dreiging en terrorisme. Pimm en ik waren het erover eens dat het schandalig was dat iemand als Bowie gewoon in de rij moest staan met mensen als Jan Roos en Patricia Paay (ik weet het, die zíjn niet dood). Daarna vroeg hij me of ik het een goed idee zou vinden als hij een bordje maakte met ‘David’ erop, zodat hij meteen contact zou kunnen leggen op het moment dat Bowie eindelijk door die schuifdeuren kwam.
Ik antwoordde Pimm dat hij dat niet moest doen. Dat hij er gewoon op moest vertrouwen dat ‘David’ hem wel zou herkennen. En ik waarschuwde hem dat hij misschien een beetje voorzichtig moest zijn met al zijn Concert Tapes-verhalen, omdat ik er niet zo zeker van was dat Bowie graag herinnerd wilde worden aan elk concert dat hij ooit had gegeven.
Dat begreep Pimm. Inmiddels wel. Hij was ook een dagje ouder geworden.


Sander Donkers is journalist bij
Vrij Nederland. Pimm Jal de la Parra (1966 – 2002) was de zoon van cineast Pim de la Parra en was auteur van twee boeken over de concerttapes van David Bowie, verschenen resp. in 1983 & 1985 bij PJ Publishing in Amsterdam

[van Facebook, 14 januari 2016]

5 comments to “Pimm Jal de la Parra en David Bowie”

  • Bowie had wel iets met zijn bootlegs. Dat van Santa Monica uit1972 bracht hij alsnog officieel uit met opgekrikt geluid en dat van het Nassau Coliseum in 1976 bracht hij uit exclusief de lange drumsolo. Pimm Jal zou vast blij geweest zijn dat juist door deze ingrepen de oorspronkelijke bootlegs hun waarde hebben behouden.

    Voor de Bowie fans is er op youtube een geweldige bootleg te vinden met de titel Leon. Zou Bowie zelf deze online hebben gezet ? Net als Toy en de Outside tour rehearsals. Het zou me niets verbazen.

  • Dit is echt geweldig! Zomaar verzeild geraakt in de werkgroep caraibische letteren.
    Eén klein dingetje: ik ben dus niet ‘auteur van twee boeken over de concert tapes van David Bowie, verschenen resp. in 1983 & 1985 bij PJ Publishing in Amsterdam’. Dat was Pimm Jal zelf. Ik was vriend en klasgenoot, en ben inmiddels journalist bij Vrij Nederland.
    hartelijke groet,
    Sander Donkers

  • Verwijderd door redactie vanwege het ontbreken van volledige voor- en achternaam.

  • Beste Sander,
    Wat een mooi en ontroerend bericht. The concert tapes was echt een bijbel in die tijd voor opnames van Bowieconcerten. Ik had ook honderden van die tapes. Erg herkenbaar, je verhaal. Ik heb ook nog wat opnames van Pimm Jal bij een radio-uitzending ten tijde van de Ryko Sound and Vision CDs. Kan ik je toesturen als je dat op prijs stelt.
    Groet, Michael

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter