blog | werkgroep caraïbische letteren

Mediastrijd om Suriname: uitvoerig en verdienstelijk

door Hans Breeveld

In haar boek Mediastrijd om Suriname, de handelseditie van haar proefschrift, vergelijkt Ellen de Vries de wijze van berichtgeving door de Surinaamse en de Nederlandse media over de verhouding van deze landen in de periode 1980-1992. Als ondertitel gaf zij haar boek mee: Van mythemakers tot nieuwsverduisteraars.

 

 

Dr Ellen de Vries (geheel rechts) tijdens het promovendiweekend van de leerstoel Nederlands-Caraïbische Letteren, in de Italiaanse zaal van het Amsterdamse Stadsarchief, bij welke gelegenheid De Vries een lezing gaf.

Allereerst wil ik ingaan op de centrale vragen en casestudies die De Vries heeft onderzocht. De volgende vragen staan centraal:
-Welke beelden schetsten toonaangevende dagbladen als de Telegraaf, de Volkskrant en het NRC Handelsblad (NRC) in Nederland en De West (DW) en de Ware Tijd (dWT) in Suriname van de postkoloniale verhoudingen op cruciale momenten?
-Wat zeggen die beelden – in hedendaags jargon frames – over die verhoudingen?
-Hoe en onder welke omstandigheden kwamen die frames tot stand en hoeveel macht hebben media eigenlijk? Aan de hand van 6 casestudies over de navolgende gebeurtenissen tracht De Vries deze vragen te beantwoorden:
1. De Decembermoorden uit 1982;
2. Het fenomeen Brunswijk (juli 1986);
3. Nasleep van de gebeurtenissen in Moiwana in november en december 1986;
4. Persreis naar Pokigron aan de vooravond van de verkiezingen in 1987;
5. De kerstcoup van december 1990;
6. De herdenking van de Decembermoorden in 1992.
Elk van deze gebeurtenissen wordt voorafgegaan door een heldere weergave van wat aan deze momenten vooraf is gegaan en wat daarop volgde. Hierdoor worden – en wel op schitterende wijze – belangrijke delen van onze contemporaine geschiedenis beschreven.
Naast een uitvoerige bespreking van theorieën uit de discipline mediastudies, gaat De Vries uitvoerig in op de gebeurtenissen tussen 1980 en 1992. Ze schijnt daarbij geen relevante bron die over deze periode verhaalt, ongelezen te hebben gelaten, niet te hebben gesproken of heeft willen spreken. Evenwel dringt de vraag zich aan de lezer op of niet ongelijkheden worden vergeleken, vooral wat de gekozen periode betreft.
De genoemde kranten uit Nederland hebben gemiddeld een lange geschiedenis achter zich en een groter aantal lezers en kunnen mede daardoor bogen op meer financiële middelen en vaak beter opgeleide journalisten. Het feit dat journalisten zich kunnen specialiseren en daardoor zich beperken tot een bepaalde sector of een bepaald land is een ander voordeel ten gunste van de Nederlandse media. Het niveau van de kranten in Nederland wordt verhoogd door de gemiddeld hogere opleiding van de bevolking waardoor een kritischer zin wordt ontwikkeld ten opzichte van de krant. Voorts bestaat er een gezonde ‘wedijver’ met overige West-Europese kranten en landen ver buiten Europa, wat op zich niveauverhogend werkt.
Last but not least moeten kanttekeningen geplaatst worden bij de periode van onderzoek waarvoor gekozen is. In die periode heeft Nederland een goed functionerende democratie, terwijl in Suriname een autocratisch bewind (lees dictatuur) het voor het zeggen heeft met de nodige beknotting van de persvrijheid. Ik vraag me dan ook in gemoede af of er geen peren met awara’s zijn vergeleken. In dit verband kan er veel afgedongen worden op de term ‘interpretatiekader’, wat een belangrijke rol speelt in dit boek. Volgens de schrijfster definieert interpretatiekader wat het probleem is om de oorzaken te definiëren en bevat dikwijls een moreel oordeel en suggereert oplossingen.
De vraag is wat we moeten denken van het interpretatiekader van de Surinaamse journalisten in die dagen. Het is toch voldoende bekend dat wat in die periode in Suriname geschreven werd, niet door de journalisten werd gedacht en wat door hen gedacht werd, niet werd opgeschreven.
De schrijfster verhaalt zelf over de censoren op de redactie van dWT, toen deze als enige dagblad in Suriname mocht verschijnen. Tevens is relevant de zelfcensuur, waar de schrijfster ook melding van maakt.

 

De burelen van De Ware Tijd, mei 2017. Foto © Michiel van Kempen

Interessant is wel de onderlinge vergelijking -op nationaal niveau- van Nederlandse en Surinaamse kranten met elkaar. Duidelijk blijkt dat de ideologische oriëntatie van de krant een behoorlijke duit in de zak doet wat de kijk op Suriname, Nederland en hun politici betreft. Deze ideologische oriëntatie – zo u wilt maatschappijvisie – ontbrak bij de Surinaamse kranten c.q. media.

Winied, dé foto, het onderschrift en meer
Interessant is de zoektocht van de Surinaamse journalisten – in die moeilijke dagen – naar de grenzen van het ‘toelaatbare’. De schrijfster bewijst ons een enorme dienst door uitvoerig in te gaan op de rol van de rubriek Winied en wat satire (en creativiteit) vermag in zulke situaties. Met deze rubriek werd baanbrekend werk verricht voor de terugkeer van de vrije pers.
Hoe er gemanipuleerd kan worden met een foto laat De Vries – zij die het nog niet weten – ook zien aan de hand van de bekende afbeelding van president Shankar, die al dan niet vermeend moet wachten om toegelaten te worden tot de werkruimte van de toenmalige Nederlandse premier Lubbers. De Vries vraagt zich af waarom gekozen wordt voor juist die foto en ze vraagt aandacht voor het onderschrift bij de foto. Bij het lezen van dit alles komt de vraag op of het kwaad niet had kunnen worden voorkomen als het weerwoord van president Shankar het volk eerder had bereikt. Zie daar de noodzaak van een goed werkende voorlichtingsdienst. Maar helaas hebben van de regeringsleiders die Suriname in de recente geschiedenis heeft gekend slechts Pengel, Wijdenbosch en Bouterse het belang van goede voorlichting onderkend. Bij de laatste zien wij echter een enorme strijd tussen ‘propaganda’ en ‘voorlichting’ en welke de eerste plaats mag bezetten. Duidelijk geeft De Vries aan dat in de periode van censuur de mens naar andere kanalen zoekt om de honger naar nieuws te stillen. En precies daar zetten machthebbers de deur wagenwijd open voor mythemakers. Hoeveel kan je verborgen houden in een kleinschalige samenleving als Suriname?
Ellen de Vries heeft een verdienstelijk werk geschreven. Het waren vele pagina’s waarbij wel de vraag gesteld kan worden of het niet wat minder had gekund. De lezer krijgt vaker het gevoel van onnodige herhalingen. Ik denk dat het verhaal met minder woorden even boeiend verteld zou zijn. Ik had ook graag antwoord op de vraag waarom op bladzijde 285 een cartoon wordt besproken die op bladzijde 267 staat?
Tot slot werp ik de vraag op of niet via tabellen de bevindingen van de verschillende kranten per casestudie weergegeven konden worden. Dat zou de overzichtelijkheid zeker ten goede zijn komen. Maar zeker verdient Ellen de Vries lof voor het verdienstelijke werk dat ze geleverd heeft.

Ellen de Vries: Mediastrijd om Suriname. Van mythemakers tot nieuwsverduisteraars (1980-1992). Zutphen: Walburg Pers (2017). ISBN 978 9 462 491 700

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter