blog | werkgroep caraïbische letteren

Leven en werk van Astrid Roemer

door Jerry Dewnarain

Astrid Heligonda Roemer werd op 27 april 1947 geboren te Paramaribo. Haar ouders hadden vier kinderen: drie meisjes en een jongen. Astrid is het oudste meisje. In augustus 1966 verhuisde zij naar Nederland. Ze werd onderwijzeres en keerde terug naar haar geboorteland om er les te geven. In 1975 vestigde zij zich weer in Nederland. In de Surinaamse literatuur doet ze haar intrede begin jaren zeventig onder de naam Zamani wat ‘waaruit ik geworden ben, waarop ik zal terugvallen’ betekent. Later schreef ze haar boeken onder eigen naam.

Astrid Roemer DSC_0003 (64)

Astrid Roemer. Foto © Michiel van Kempen

 

Ze was redactielid van het linkse opinieblad Frie Sranan en hoofdredacteur (1973-1977) van Nieuw Suriname. In 1981 richtte zij de theatergroep ‘Bruin Brood & Spelen’ op, waarin de migrantencultuur werd benadrukt. Roemer was columniste van verschillende week- en maandbladen. Haar werk verscheen onder meer in De Groene Amsterdammer, Bzzlletin en De Gids. Zij gaf literaire workshops in Suriname en Nederland en schreef artikelen over de Surinaamse literatuur voor de welzijnsbladen Adek, Mi doro, Jere en Boskopoe (1975-1986).

Zolang ik leef ben ik niet dood

Haar literaire oeuvre omvat verschillende genres. Zij heeft voor zover ik heb kunnen achterhalen zeven romans, zes novellen, vier toneelstukken, een verhalenbundel en een bundel columns geschreven. In 2004 verscheen ook nog Zolang ik leef ben ik niet dood. Een autobiografisch proces. In 366 pagina’s vergast ze haar lezers op zeer gevarieerde bijzonderheden over haar leven, haar schrijverschap en haar filosofie. ‘Vrijheid betekent je eigen last kunnen kiezen’, is het motto dat ze haar boek meegaf. Die vrijheid maakt Roemer zeker waar. Zolang ze leeft heeft ze haar lasten en lusten zelf gekozen. Voor haar lezers is de autobiografie een moksi-patu met zware zowel als lichte kost.

Lijken op liefde
Voor Lijken op Liefde (1997) ontving zij in juli 1999 de Duitse ‘LiBeraturpreis’. Deze onderscheiding is bedoeld om literatuur uit niet-westerse landen in het spotlight te plaatsen. Alleen schrijvers uit niet-westerse landen komen daarvoor in aanmerking.
Roemers eerste boek is Neem mij terug Suriname (1974). Deze debuutroman belicht het leven van Ruben Mussendijk die naar Nederland vertrekt voor een betere toekomst. Het hoofdpersonage Ruben Mussendijk kan als symbool gelden voor de duizenden Surinamers die rond en na de onafhankelijkheid naar Nederland vertrekken om hun geluk te beproeven. Kort na de Decembermoorden van 1982 herschrijft Roemer in 1983 haar eerste roman die dan Nergens ergens heet. Met dit boek wijst Roemer het militaire regiem af. In Neem mij terug Suriname is Benny weer thuis, in Suriname, maar in Nergens ergens loopt hij op Schiphol met de menigte mee zonder te weten waar hij naar toe gaat. Hij voelt zich nergens ergens thuis. Zelfs niet in zijn eigen land, want de militairen zijn aan de macht.

 

neem_mij_terug_suriname
In 1979 verschijnt de novelle Waarom zou je huilen mijn lieve, lieve…. In dit werk heeft Roemer een uitzichtloze kijk op het leven. In een poëtische, beeldende stijl beschrijft ze de schrijnende armoede waarin lotexman Christiaan Nums zijn leven leidt. Hiermee legt ze maatschappelijke verhoudingen en hypocrisie binnen de Surinaamse samenleving bloot. Het enige licht in het armoedige bestaan van Christiaan is de liefde voor zijn vrouw Nora, die door haar olifantsbenen in haar bewegingen en haar eigenwaarde wordt geremd. Christiaan werkte vroeger in het binnenland, in de balata, en heeft van zijn arbeid een huis voor Nora en hun negen kinderen kunnen kopen. Door omstandigheden is hij dit kwijtgeraakt, en hij voelt zich zeer schuldig over het feit dat ze nu in een erfwoning hun onderkomen hebben. Hij heeft ook niet kunnen voorkomen dat Nora in regenweer over het smerige erf moest, waardoor ze filaria opliep.
Christiaan verkoopt loten in de stad. Hier voelt hij zich niet gelukkig bij, maar het is een manier om wat inkomsten binnen te halen. Op een gegeven moment blijft hij met één lot zitten. Bij een van de mensen op het erf kijkt hij ’s avonds met de anderen naar de loterijtrekking op tv. Dan blijkt dat op zijn lot de hoofdprijs is gevallen: 100.000 guldens. De bonuman begint al meteen een wasi en een kra-tafra te organiseren. Plotseling staat familie op de stoep van wie hij het bestaan niet eens wist. Zijn kinderen willen hem nu wel geld lenen om een groot feest te organiseren. En natuurlijk belooft Christiaan zijn oogappeltje, kleindochter Josta, gouden bergen aan snoep, speelgoed en armbandjes. Maar het belangrijkste wat Christiaan wil doen, is Nora laten opereren aan haar benen. Deze hoop op een betere toekomst verdwijnt als hij het lot gaat halen. Het jasje waarin hij het had weggestopt is op de grond gevallen en de ratten hebben het papier in duizenden snippertjes kapot geknaagd.

Waarom zou je huilen mijn lieve lieve

 

In dit kleine verhaal weet Astrid Roemer zowat alle menselijke eigenschappen te leggen. Ze gebruikt hiervoor beelden die bijzonder functioneel zijn en motieven die steeds terugkeren. De ratten bijvoorbeeld, die het teken zijn van naderend onheil. Zoals ook in haar latere werk, is hier geen woord te veel of verkeerd geplaatst. De auteur heeft nagedacht, herschreven en rond gemaakt. Maar deze novelle geeft meer prijs aan de gevorderde lezer: Christiaan moet een ‘wintiprei’ geven om uit de armoede te geraken. Ook hebben zij hun verplichtingen aan de winti/ ‘geesten’ verzaakt waardoor er veel kommer en kwel over het gezin van Christiaan is gekomen: een mekunu. Volgens de neef van Christiaan uit Para kan deze kunu alsnog voorkomen worden als er een wintiprei met tafra wordt gegeven. Tegenwoordig schijnt het wintigeloof steeds meer geaccepteerd te worden door de creoolse bevolkingsgroep. Of Roemer in deze novelle de draak steekt met het wintigeloof is niet makkelijk vast te stellen, maar duidelijk is wel dat deze schrijfster, zelf van creoolse komaf, het wintigeloof in de novelle een ondergeschikte positie toewijst: Christiaan pleegt zelfdoding door in de Surinamerivier te springen. Voordat hij dit doet gooit hij de zilveren ring die hij van de bonuman heeft gekregen, in het water. Hij rekent af met de winti. Bovendien probeert zijn vrouw vergiffenis te vragen voor het houden van de wintiprei door een heilige mis voor haar Chris te laten opdragen. Een wintiprei wordt gegeven om de winti goed te stemmen, om een wens in vervulling te laten gaan. Edgar Cairo, generatiegenoot van Roemer, gebruikt het wintigeloof ook in zijn oeuvre. Beide schrijvers zijn geëngageerd en belichten het wintigeloof vanuit hun eigen invalshoek. Cairo doet dat veel eerder en met een duidelijk statement in ‘Kollektieve schuld’ (1976). Volgens hem is winti een levensfilosofie met godsdienstige en medicinale aspecten.

De orde van de dag
De orde van de dag is een andere novelle van Roemer uit 1984. Als de nacht valt, wordt een militair erg onzeker. Hij is bang om te slapen. Zijn vrouw let op hem. Hij vertrouwt niets en niemand, alleen zijn vrouw. Hij is zó bang dat hij zelfs een alarminstallatie plaatst om zichzelf te beschermen. Met dit boek schetst Astrid Roemer de militairen heel treffend. Bij het lezen van deze novelle moest ik denken aan het verhaal ‘Zomaar een dag’ van Gabriel García Márquez over de commandant die een bezoek brengt aan de tandarts en bang is voor het laten trekken van zijn kiezen. De militairen vertrouwen niemand. Hetzelfde geldt ook voor de commandant in het verhaal van Márquez. Dit komt omdat ze vele vijanden hebben gemaakt. Slechts door intimidatie kunnen ze hun macht behouden en etaleren.

astrid-roemer-over-de-gekte-van-een-vrouw1 rainbow pockets
In haar debuutroman maakte Roemer homoseksualiteit tot een onderwerp. In Over de gekte van een vrouw (!982) borduurt zij voort op dit thema, en dan met name over de lesbische liefde. Niet alleen Ramses en Alek hebben een homoseksuele relatie, maar ook Noenka en Gabrielle.
Niet alle boeken van Roemer zijn hier belicht. Ik wil echter nog het volgende doorgeven. Astrid H. Roemer vat de functie van het lezen van romans en verhalen aldus samen: ‘Literatuur helpt je iets van het bestaan te ervaren, wat je misschien in je eigen leven niet hebt ervaren, nog niet hebt ervaren en misschien nooit zelf zult ervaren. En omdat literatuur meestal over menselijke ervaringen gaat, dus ook over dingen van jou en mij, is literatuur als een spiegel waarin je alle kanten van menselijke eigenschappen, kwaliteiten en tekortkomingen kan zien schitteren. Literatuur laat ons op 1001 manieren zien (ervaren), hoe een persoon komt tot een moord, tot zelfdoding, tot bankroof, inbraak, tot verkrachting en ander geweld; tot drugsgebruik, alcoholmisbruik en hoererij, enzovoort. Meestal, als het goede boeken zijn, laten die jou en mij ook zien, hoe het afloopt met de persoon: hoe de persoon uit de rotzooi komt of hoe de persoon zich nog dieper in de rotzooi werkt!’

 

[Bron: Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Breda: De Geus, 2003.]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter