blog | werkgroep caraïbische letteren

Indonesische diaspora

door Peter Meel

Wie het is ontgaan, heeft deze zomer onder een steen geleefd. Twee weken lang hield het nieuws de gemoederen bezig. Radio en televisie verkeerden in een verhoogde staat van paraatheid, sociale media waren oververhit, kranten raakten er niet over uitgeschreven. Zoals dat in Nederland met sportief succes gaat, bestond de rest van de wereld even niet en vloeiden opluchting, blijdschap, trots, vaderlandsliefde, aanstellerigheid en verdwazing onbekommerd in elkaar over. De triomfen van Ranomi Kromowidjojo op de Olympische Spelen in London waren er dan ook naar. Als winnares van twee gouden medailles (50 en 100 meter vrije slag) en een zilveren medaille (4 x 100 meter vrije slag) verzamelde ze van de Nederlandse deelnemers het meeste eremetaal en ontpopte ze zich als de koningin van de Olympische sportploeg. Kromowidjojo werd gehuldigd in Den Bosch (door ‘het Nederlandse volk’), in Den Haag (door premier Rutte), in Eindhoven (door haar zwemvereniging) en in Sauwerd (door haar thuisbasis). Ze was ook het middelpunt van een Olympisch gala dat in Amsterdam plaatsvond.

De zegetocht van Kromowidjojo vond plaats in dezelfde maand als een aantal gerelateerde gebeurtenissen waarvoor in de nationale en internationale pers minder aandacht was. Van de herdenking van de Javaanse immigratie op 9 augustus en de viering van de onafhankelijkheid van Indonesië op 17 augustus werd wel verslag gedaan, maar deze gebeurtenissen hadden vooral een routinematig verloop. Wel bijzonder was het congres van de Indonesische diaspora dat van 6 tot 8 juli in Los Angeles werd gehouden. Het was voor het eerst dat Jakarta het op zich nam om vertegenwoordigers van de over vijf continenten verspreide Indonesische diaspora bij elkaar te brengen en na te gaan wat de leden voor de ontwikkeling van Indonesië zouden kunnen betekenen. Volgens Jakarta kan de diaspora met zijn kennis, vaardigheden en kapitaal een impuls geven aan de economische groei van Indonesië, de sociale ongelijkheid in het land helpen terugdringen en bijdragen aan het realiseren van de politieke ambities van de regionale grootmacht.

De Indonesische regering volgt met deze politiek het voorbeeld van India dat vanaf de eindjaren tachtig een vergelijkbare weg insloeg. Het introduceren van twee nieuwe categorieën – People of Indian Origin and Non-Resident Indians – en het binden van beide groepen aan ‘moeder India’ was en is bedoeld om de politieke macht van Delhi te versterken en sociaal-economische vooruitgang op het subcontinent te bespoedigen. India maakt al enige tijd deel uit van de snel opkomende economieën die bekend staan onder de naam BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India, China). Sinds een aantal jaren probeert Jakarta zich te positioneren als een N-11 (next eleven) economie, samen met onder andere Turkije, Mexico, Zuid-Korea en Nigeria, met de bedoeling op zeker moment eveneens de status van BRIC-land te verwerven. Volgens de slotverklaring die op het congres in Los Angeles werd aangenomen, heeft de 21ste eeuw het in zich om de beste eeuw voor Indonesië te worden. De synergie van de diaspora met Indonesië en de ontwikkeling van een dynamisch partnerschap bieden de mogelijkheid om gedeelde voorspoed voor alle betrokken bevolkingsgroepen tot stand te brengen.

In The Jakarta Poststelde de spiritueel activist Anand Krishna dat het diasporacongres uitdrukking gaf aan ‘het ware gezicht van het nationalisme’. Hij herinnerde eraan dat volgens de Pancasila ideologie het Indonesische nationalisme geen benepen stelsel van opvattingen was, maar een levensbeschouwing ingekaderd in het grotere raamwerk van internationalisme en humanisme. De doelstellingen van de conferentie dienden volgens Krishna te worden beschouwd als een flinke stap in de richting van de verwezenlijking van Sukarno’s ideaal. Dat de gevoerde diasporapolitiek een gedeeld belang propageert, maar een Indonesisch belang de boventoon laat voeren, liet Krishna onvermeld. President Susilo Bambang Yudhoyono was er in zijn welkomstwoord open over. Hij sprak van de ‘grote familie van de Indonesische natie’ en benadrukte het voornemen van de Indonesische regering om (in navolging van India) visaprocedures te versoepelen en speciale visa voor de Indonesische diaspora in het leven te roepen. Op de invoering van een duaal burgerschap (een verlangen vanuit de diaspora) wenste hij zich niet vast te leggen. Yudhoyono: ‘Indonesia today is a new regional power with a global outreach. Indonesia has become the world’s third largest democracy. Indonesia has grown to be Southeast Asia’s largest economy, with the largest middle class in ASEAN. […] Let us make our nation as one of the world’s top-ten largest economies.’ Yudhoyono’s afscheidsgroet – ‘tot ziens in Indonesië’ – was een oproep om de blik naar het ‘thuisland’ te richten, maar wees tevens vooruit naar het tweede diasporacongres dat voor augustus 2013 in Jakarta staat gepland.

De Indonesische ambassadeur in de Verenigde Staten (en drijvende kracht achter het congres) Dino Patti Djalal deed evenmin geheimzinnig over de vruchten die Jakarta van de Indonesische diaspora hoopt te plukken. Hij legde zijn gehoor voor dat het per capita inkomen van de Indonesische diaspora naar schatting vijf keer hoger ligt dan het per capita inkomen in Indonesië. Jaarlijks maakte de Indonesische diaspora naar zijn zeggen 7 miljard Amerikaanse dollars aan Indonesië over. Naar het oordeel van Djalal was het geheim van de Indonesische diaspora dat deze beschikte over brain power, heart power en will power. Die zouden als cement dienen bij het opbouwen van een Indonesisch diaspora netwerk (IDN). Dit netwerk – een van de uitkomsten van het congres – heeft tot doel de Indonesische gemeenschappen beter te organiseren en hechter met elkaar te verbinden, de Indonesische regering (in het bijzonder de afdeling diasporazaken) met ideeën te voeden en strategische allianties te smeden met publieke en private organisaties om speciale diasporaprogramma’s uit te voeren. Ten slotte is het de taak van het netwerk om ‘kampioenen’ uit de Indonesische diaspora te identificeren die de diaspora-agenda verder kunnen zetten en als speciale ambassadeurs binnen en tussen de Indonesische gemeenschappen kunnen optreden.

Ranomi Kromowidjojo lijkt de juiste papieren te bezitten om zo’n ambassadeur te kunnen worden. Ze is slim, knap, evenwichtig, gedisciplineerd, representatief, communicatief en internationaal georiënteerd. Los van haar prestaties hebben haar ontspannen omgang met publieke en sociale media belangrijk aan haar naamsbekendheid en uitstraling bijgedragen. In Suriname worden haar verrichtingen al langere tijd met veel belangstelling gevolgd. In Indonesië zijn haar overwinningen in London gevierd als waren zij van een landgenoot. Veel Indonesiërs beschouwden de huzarenstukjes van Kromowidjojo als een welkome compensatie voor de teleurstellende prestaties van de eigen Olympische ploeg (één zilveren en één bronzen medaille bij het gewichtheffen). Ook de betekenis van haar achternaam (‘opeenvolgende overwinning’ of ‘voortdurende uitmuntendheid’) spreekt tot de verbeelding van de Indonesische diaspora en is medebepalend voor de aantrekkingskracht die er van de zwemster uitgaat.

Er moet tegelijk wat worden afgedongen op Kromowidjojo’s geschiktheid voor de rol van diaspora-ambassadeur. Het bleef niet onopgemerkt dat de Olympisch kampioene bedankte voor een ‘cultureel eerbetoon’ dat vanuit de Surinaamse en Indonesische gemeenschap in Nederland was voorbereid. Volgens haar zaakwaarnemer vond Kromowidjojo het wel mooi geweest, al die huldigingen, en had ze geen behoefte aan nog een feestelijk onthaal. Deze reactie is veelbetekenend. Bij alle opwinding rond haar persoon blijft Kromowidjojo nuchter, vastbesloten om zich niet van de wijs te laten brengen. Daarbij voegt zich nog iets anders. Kromowidjojo is trots op haar Surinaams-Javaanse wortels, houdt van het geboorteland van haar vader en is een liefhebber van de Javaanse keuken. Tegelijk lijkt het haar te ontbreken aan de behoefte om deze achtergrond te verbijzonderen. Daarvoor is ze teveel een kind van het Nederlandse noorden en te zeer vergroeid met de cultuur van de polder. Als topsporter appelleert zij aan mensen die zich etnisch verwant aan haar voelen, maar persoonlijk ziet zij die identificaties als secundair en beschouwt zij haar gemengde afkomst als een gegeven. Het is maar een dun draadje dat haar met de Indonesische diaspora verbindt.

1 comment to “Indonesische diaspora”

  • Het enige dat wellicht is af te dingen op Kromowidjodo als diaspora-ambassadeur is dat ‘dunne draadje dat haar met de Indonesisische diaspora verbindt’, want het afblazen van het ‘cultureel eerbetoon’ pleit alleen maar voor haar. Die nuchterheid is precies wat ze nodig heeft, mocht ze diaspora-ambassadeur worden. Ook dat ze meteen na het behalen van de gouden medailles het niet vanzelfsprekend vond om ook naar de volgende olympische spelen te gaan: Kromowidjodo kan afstand nemen, een uitzonderlijke prestatie voor een topsporter!

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter