blog | werkgroep caraïbische letteren
3
 

In memoriam Mohamed Ramdjan Soeltan

door Ellen de Vries

Op 25 februari 1980 grepen zestien sergeanten onder leiding van Desi Bouterse de macht in Suriname. Strategische plaatsen werden bezet waaronder de kazerne en het hoofdbureau van politiebureau. Tijdens de coup vielen ten minste vijf slachtoffers: twee militairen, een politieman en twee burgers.
Gesprek met de broer van de op 23-jarige leeftijd gesneuvelde agent Mohamed Ramdjan Soeltan.

Paramaribo – ‘Hallo’, klinkt het slaperig aan de andere kant van de lijn. ‘Spreek ik met Mohamed Hanief Soeltan?’, vraag ik verheugd. Dolblij, dat ik eindelijk een familielid van agent Mohamed Ramdjan Soeltan te pakken heb. Ik ben op zoek naar de nabestaanden van degenen die op 25 februari 1980 tijdens de militaire coup onder leiding van Desi Bouterse om het leven kwamen. Een poging om een van de nabestaanden van de militairen te interviewen, strandde. Als ik uitleg wat mijn bedoeling is, klinkt ook Soeltan niet erg enthousiast. Hij houdt de boot af. Hij heeft net dienst gehad en moet slapen, zegt hij. Het is tien uur ‘s morgens. Soeltan is loods. Na enig aandringen stemt hij toch in met een bezoek. Ik neem de bus richting Indira Ghandhiweg – een van de buitenwijken van Paramaribo – en ga verder met een taxi. Ik tref het: de taxichauffeur kent de familie Soeltan en levert me moeiteloos bij het juiste adres af. Bij een groot, vrijstaand huis met uitzicht over de weilanden, staat hij te wachten. Verrassend genoeg: volkomen uitgerust en breed lachend. Hij serveert zoete drankjes en vertelt over zijn broer, politieagent Mohamed Ramdjan Soeltan, die nu 53 jaar oud geweest zou zijn. Zelf is hij 50.

‘We zijn geraakt!’

In de nacht van 24 op 25 februari 1980 draaide agent Soeltan extra surveillancedienst. Vanwege acties van militairen die staakten omwille van een vakbondsconflict waren in Paramaribo buitengewone ordemaatregelen getroffen. Toen er tussen 2 en 3 in de ochtend bij de meldkamer van de politie schoten in de omgeving van de Memre Boekoekazerne werden gerapporteerd, besloten de dienstdoende agenten langs de kazerne te rijden om te informeren of de militairen iets hadden gehoord. Niet wetende dat de actievoerende militairen onder leiding van Desi Bouterse hadden besloten tot een coup en het kamp reeds was ingenomen. De wachtcommandant van de kazerne, luitenant Van Aalst, was daarbij gesneuveld. Politieman Freddy de Mees zat achter het stuur van het Volkswagenbestelbusje, met links van hem collega Soeltan en achterin agent Roy Jones, toen ze plotseling schoten hoorden. Jones dook plat op zijn buik. De Mees schreeuwde in de portofoon: ‘Prio 1, prio 1, kom in voor dubbel 5 7. Ze hebben op ons geschoten. We zijn geraakt’. De Mees en Jones kwamen er genadig vanaf en wisten het vege lijf te te redden. Soeltan gaf een gil en viel dodelijk getroffen neer in zijn stoel. Bij de overname van de munitiebunker aan de Doekhieweg werd sergeant-majoor Comvalius doodgeschoten. Soeltans lijk werd pas om 11 uur ‘s morgens door de rebellerende militairen opgehaald. De fotograaf van dagblad de Ware Tijd had er nog een foto van weten te maken, die later op de dag werd gepubliceerd in de krant.

Doodsbang

Broer Mohamed Hanief Soeltan was ‘s morgens nietsvermoedend naar de zeevaartschool gegaan. Vanaf de steigers kon hij zien hoe een marineboot schoten loste op het statige hoofdbureau van politie aan de waterkant: een ander belangrijk doelwit van de coupplegers. Bij de beschieting kwamen zeker twee burgers om het leven. De leerlingen werden naar huis gestuurd. Thuis aangekomen trof hij louter huilende mensen aan. Toen pas hoorde hij dat zijn broer vroeg in de ochtend doodgeschoten was. ‘Ik was ‘stom’, kon niets zeggen. Onze familie was kwaad op de militairen. Mijn broer deed gewoon zijn werk.’ Ramdjan was het vijfde kind uit een gezin van tien kinderen. ‘Hij was een rustige jongen, net als ikzelf. Wij zijn opgegroeid op het platteland, tussen de rijstvelden’, glimlacht hij. Zijn vader en een oom togen ‘s middags naar de kazerne, na veel gepraat mochten ze het stoffelijk overschot zien. ‘Als wij moslims onze doden gaan begraven dan baden we het lijk zelf. Ze hadden mijn broer gewoon in het mortuarium gegooid, bebloed en al.’ Hij wijst op zijn middel: ‘Hij was doorzééfd met kogels. Na twee of drie dagen mochten we hem begraven.’ De politie verzorgde de begrafenis. Daarna vertrok Soeltans vrouw met de baby van drie maanden naar familie in Nederland; ze had hier onvoldoende opvang.

Aangifte? Schadeloosstelling? Soeltan haalt zijn schouders op. ‘Iedereen wist dat de militairen mijn broer hadden doodgeschoten’, stelt hij. ‘Je begraaft hem en houdt je mond dicht. Iedereen was doodsbang. Het was een problematische tijd. Er was een avondklok.’

De eerste klap

Hij is de enige van de familie die erover wil praten. We rijden naar de islamitische begraafplaats Welgedacht B. aan de Indira Ghandhiweg, uit de verte herkenbaar aan de minaretten. Vooraan op de begraafplaats ligt het graf. Simpel: met een blauw en wit tegelmozaïek. De ingemetselde vaas aan het voeteneind is afgebroken. ‘Hier rust onze innig geliefde echtgenoot, vader, zoon en broer’, staat er op de gedenkplaat. Rechtsboven zijn de contouren van een fotolijst te zien. Het portret is verwijderd. Soeltan vertelt hoe zijn vader vlak voor de driejarige kranslegging naar het graf ging om het schoon te maken. Hoe bizar kan het gewone leven zijn; een filmscenarist zou de volgende scène schrappen omwille van de geloofwaardigheid. Toen de vader ineens omhoog keek: recht in de ogen van zijn overleden zoon, kreeg hij een hartaanval. ‘Hij stierf een paar dagen later in het ziekenhuis.’

Een tijdlang herdacht de politie jaarlijks de dood van zijn broer. Tegenwoordig niet meer. Als iets ‘oud’ wordt, dan vergeet men, weet Soeltan.

‘Er wordt onderzoek gedaan naar de 8-decembermoorden, maar’, stelt hij, ‘ik vind: moord is moord.’ Een paar jaar later, op 8 december 1982, doodden de militairen vijftien vermeende tegenstanders van het militaire bewind. Vijfentwintig personen onder wie Desi Bouterse staan nu in Boxel (Suriname) terecht op verdenking van moord. Iedereen weet van 8 december, meent Soeltan, en suggereert: de slachtoffers van 25 februari is men vergeten. Hij vermoedt dat de Nationale Democratische Partij, de partij van Bouterse, straks een groot feest gaat geven om dertig jaar revolutie te vieren. ‘De mensen die een klap hebben gehad, weten beter. Wij waren de eersten.’

Amnestie?

De militairen die op 25 februari 1980 om het leven kwamen, waren: majoor A.J. Comvalius en luitenant I.A. Van Aalst. Zeker twee burgers werden gedood tijdens de beschieting van het hoofdkantoor van politie. Een daarvan werd geïdentificeerd als Joseph Bacchus, Guyanese gastarbeider en werknemer van juwelier Oemrawsingh, de ander was vermoedelijk ook uit Guyana afkomstig. Kort na de coup werd een amnestieregeling afgekondigd die de verantwoordelijken uit de wind hield. Betty Goede van de Surinaamse Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede, die zich destijds inzette voor berechting van de ‘decembermoorden’, noemt het ‘natuurlijk niet terecht’ dat nooit onderzoek is verricht naar de gebeurtenissen op 25 februari. Gaat het hier om een moord zoals Soeltan meent of om een mensenrechtenschending, waarvan je je kunt afvragen of die onder een amnestieregeling valt? In dat laatste geval is verjaring niet aan de orde. Volgens de Surinaamse minister van Justitie en Politie, Chandrikapersad Santokhi, verjaren mensenrechtenschendingen nooit. Desgevraagd zegt hij dat per geval bekeken zou moeten worden of er voor destijds geleden schade nog vergoeding mogelijk is. Mohamed Hanief Soeltan zal er geen gebruik van maken: ‘Ik heb nu een rustig leven en probeer dingen te vergeten.’

3 comments to “In memoriam Mohamed Ramdjan Soeltan”

  • Een uitstekend initiatief om deze vergeten kant van 25 februari 1980 in herinnering te roepen.

  • Verwijderd, anonieme inzendingen worden verwijderd. Red. CU

  • Ben inmiddels 73. Nog steeds maakt het gebeuren in Suriname indruk op mij. En dat sergeant Van Aalst vader van Paul van Aalst is omgekomen tijdens de coup. Wat kwam ik graag als tiener bij de familie Van Aalst.
    Zoveel doden, zoveel herinneringen.

Your response at Peter Meel

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter