blog | werkgroep caraïbische letteren

Idealisme als drijfkracht voor vernieuwing

Het studentenleven van Arubanen en Antillianen in de jaren ’60 – ‘70

door Quito Nicolaas

.
In de jaren zestig en zeventig verliet een groep jongeren het ouderlijk huis op Aruba en Curaçao en streek neer in Nijmegen om een nieuwe etappe in hun leven te beginnen. Zij hadden zich aangemeld voor de studies geneeskunde, rechten, psychologie, pedagogiek, andragogie en sociologie. Als tiener hadden ze op dat moment geen idee of de gekozen studie voor hen was weggelegd en welke maatschappelijke rol ze later zouden vervullen. Ze zagen de toekomst rooskleurig in en waren in elk geval blij dat ze vanaf nu een zelfstandig leven konden leiden, zonder het toeziende oog van pa en ma. De meesten zijn nu reeds op een pensioengerechtigde leeftijd beland en samen met Frits Goedgedrag, Carla Giskus en Henk Moeniralam blik ik terug op de woelige jaren ’60 en ’70.

Antilliaanse studenten van het eerste uur, onder wie Mario Figaroa, Rudy Brion en Sjon Mie Schotborg

Woonomgeving
De studenten werden opgevangen door de opvangcie Canoa die een gelijknamig blad uitgaf. De jongelui werden op een studentenflat gehuisvest, die in de nabijheid van de universiteitssteden werd gebouwd. De kamers waren niet groter dan 2.5 x 4 m, waarvan de muren behangen werden met posters van allerlei actiecomite’s en in zo’n ruimte paste nog net een bed, boekenkast, stoel en bureau. Dat op eigen benen staan tevens o.a. zelf koken, boodschappen doen, huur betalen, een verzekering afsluiten, een eigen administratie opzetten en financiële planning inhield, besefte men niet meteen. Onder de Arubaanse en Antilliaanse studenten was de St. Annastraat zeer in trek, daar ook andere landgenoten hier woonden. Anderen kregen een kamer toegewezen op een studentenflat aan de Groenestraat, Prof. Bromstraat, Hoogveldt, Galgenveld, Prof. Huijbersstraat en Vossendijk. De studentenflats werden, door jongeren die gewend waren aan laagbouw, beschouwd als een nieuwe bouwstijl. De ouderejaars studenten die wel beter wisten gingen met z’n drieën gezamenlijk een appartement huren in Dukenburg. Dit deden ze niet alleen om geld te besparen, maar ook omdat ze sterker gericht waren op hun privacy. Volgens Frits Goedgedrag, oud-Gezaghebber en Gouverneur van de Nederlandse Antillen, kun je de huisvestingsituatie van studenten in drie categorieën indelen: vóór 1970 veelal op kamers, daarna in studentenflats en nadien ook even buiten Nijmegen in Dukenburg e.a. wijken.

Tot zeker in de beginjaren ’80 was het vrij normaal dat studenten hun meubilair via het gedeponeerde grofvuil verzamelden. Op de vrijdagavond als de spullen voor het grofvuil werden geplaatst, namen studenten een stoel, kast of zelfs een matras mee naar hun nieuw onderkomen. Als student had je een smalle beurs van gemiddeld zo’n ƒ 350 in de maand, waarvan alleen de huur ƒ 90 bedroeg, en zodoende was er geen geld om nieuw meubilair aan te schaffen. Het is niet zoals tegenwoordig dat studenten al bij hun aankomst reeds een lijst op zak hebben van wat ze allemaal bij IKEA moeten halen. In die tijd moest je het doen met tweedehandsspullen, uitgezonderd studenten met ouders die dat wel konden betalen. Als student leidde je een armzalig leven in de hoop dat het later, als je eenmaal afgestudeerd was, beter zou worden. ‘Hope is the mother of invention’, moest in die tijd het credo zijn geweest.

 

Het kantoor van de NISC aan de Annastraat 142 in Nijmegen

Sociaal leven in isolement
Zo’n studentenkamer diende niet alleen voor het studeren, maar was ook een plek om bij elkaar te komen, enkele liters bier te drinken en gezellig het weekend doorbrengen. Men was niet zo gericht op het caféleven, waar je Nijmeegse studenten tegenkwam, maar eerder geneigd om elkaar op te zoeken teneinde over de dekolonisatie van de eilanden en in de eigen taal te praten. Mocht men toch het plan vatten om een danscafé te bezoeken, dan ging men volgens Henk Moeniralam naar El Sombrero in de Molenstraat en de International Student’s Club aan de St. Annastraat 142. Zo’n feestje resulteerde bijna altijd in een verrassende situatie dat een blonde student de volgende dag over de vloer kwam of de nacht doorbracht. Vaak vloeide uit deze ontmoetingen een relatie voort of er ontstond een tijdelijke vakantieliefdesrelatie. De hartstochtelijke liefde hoefde niet een relatie te zijn tussen studiegenoten en men werd elkaars steun en toeverlaat, soms voor betrekkelijk korte tijd of voor het leven.

Deze jongens uit de West moesten voor de Nijmeegse bevolking een tweede kennismaking na de WO II zijn geweest met mensen uit andere culturen. Door de week zaten ze op de universiteit of in de bibliotheek te studeren en in het weekeinde zag je ze met hun olijfkleurige of zwarte lichaam met kroeshaar de winkelstraten bevolken. Alleen aan het taalgebruik en af en toe de gehanteerde gebarentaal om e.e.a. te benadrukken, kon een enkeling zich wagen dat het om Antilliaanse studenten ging. Ofschoon ze als vreemdelingen werden gezien, kon men niet vermoeden dat het hier een nieuwe generatie intellectuelen betrof die later een rol zou spelen in de toekomst van de eilanden. Velen van hen hebben een prominente rol in de samenleving achter de rug, terwijl anderen naast hun dagelijkse werkzaamheden besloten om in Nederland actief te zijn in het maatschappelijk leven. Zodoende hebben ze ook een enorme bijdrage geleverd aan de opbouw van de eigen Arubaanse of Antilliaanse gemeenschap in Nederland. Voorbeelden hiervan waren Henk Moeniralam en de Arubanen John Hope – bekend als coach van basketballteams – en Mario Figaroa.

 

Een studentenflat aan de Groenestraat in Nijmegen

Integratie of blikverruiming
Op de universiteit hadden studenten wisselende contacten met studiegenoten, terwijl men op de flats meer een teruggetrokken leven leidde. Opmerkelijk is de band tussen de Arubaanse/Antilliaanse en Surinaamse studenten te noemen; het klikte gewoon tussen de rijksgenoten. De integratie van Nederlanders en Antillianen bleef beperkt tot het mee-eten, meegaan naar Salsa en Merengue danslessen en de liefde, aldus Carla Giskus. De rijksgenoten kwamen elkaar ook tegen tijdens lezingen of debatten over een cultureel-politiek onderwerp. Het was in deze dagen dat je vaak kreten hoorde als ‘Aruba moet autonoom’ worden en soms ook ‘Curaçao dient onafhankelijk’ te worden. De studenten volgden de eilandelijke ontwikkeling op de voet door de Antilliaanse dagbladen als de Amigoe, Beurs & Nieuwsberichten en andere te lezen en onder elkaar te bespreken. Hierdoor ontstond ook een houding van je zo min mogelijk inlaten met het land van de overheerser en zo snel mogelijk terugkeren naar je eiland om met de opbouw te helpen.
In de zomerperiode werd in een fabriek gewerkt, waar men de Nijmeegse arbeider leerde kennen, maar ook genoeg geld verdiende om op vakantie te kunnen gaan. Men gaf de voorkeur om de grotere wereld in Europa te verkennen en reisde met de trein, auto, bus of per vliegtuig naar Spanje, Duitsland, Frankrijk en de Sovjet-Unie die populair was onder de links georiënteerde studenten. Carla Giskus vertelt hierover een anekdote: “In Europa heb ik Parijs bezocht per auto en per trein. Met de auto naar Parijs vond ik een waar avontuur; vooral de manier waarop in Parijs gereden werd was angstaanjagend. Ook de toiletten in de hotels; zo’n gat in de grond, daar moest ik niets van hebben. Veel van de stad Parijs gezien, echt een openbaring. Ik heb ook per trein Zuid-Frankrijk bezocht; Avignon als eindbestemming, met de fiets mee in de trein en in tenten op een camping. Ook met de auto gereden vanuit Groningen, door Duitsland, Oostenrijk, Italië naar voormalig Joegoslavië. En een keer met het vliegtuig naar Mallorca.”
Om het sociaal isolement te doorbreken organiseerde men tal van activiteiten op het gebied van sport, muziek, toneel, cabaret, lezingen, info-avonden, clubavonden, gangfeestjes en uitstapjes. Bekende namen die je in dit verband dan tegenkomt zijn: Charles do Rego, Errol Sjak-Shie, Rudi Kross (columnist), Ludwich van Mulier (activist), Lydia Emerencia, Alvin Nicatia, Norman de Palm, Rudi Wever, Glenda Nava, Erwin Calmes, Hellen Guda, Irais Nava en Hilda Ayoubi. Het initiatief werd genomen om een eigen softballteam van Arubanen en Antillianen op poten te zetten, om tegen andere teams uit te komen. De dames hadden een eigen team en aan de vierdaagse werd tevens deelgenomen door o.a. Ava Thode. Het leek erop dat de toenmalige Caribische studenten liever in een eigen dan in een gemengd team wilden sporten, omwille van de band, het vertrouwen en het ontbreken van taalbarrières. De feestdagen rondom Pasen en Kerst of anders carnaval en met de vierdaagse werden in eigen kring gevierd. In Kasteel Heijendaal werd een kerstdiner georganiseerd, waarbij de groep The Serenaders, waarvan o.a. Henry Habibe deel van uitmaakte, de muziek verzorgde. In dit verband is het erg grappig om te zien hoe op de door John Hope samengestelde dvd Reünie (ex)Nijmegenaren 1965-1980 iedereen netjes gekleed ging: geen spijkerbroek, maar in een pak en de dames in hun beste jurk.
Toekomstgericht
Tal van studenten zijn dan ook na hun studie naar de eilanden teruggekeerd en hebben belangrijke functies bekleed in de privé en publieke sector. Menigeen hebben zelfs een hoog ambt bekleed als gouverneur, gezaghebber, statenlid, adviseur of beleidsmedewerker.Velen verkeerden in de veronderstelling dat ze met hun bagage vol met nieuwe ideeën deze meteen konden implementeren. Maar al gauw kwam men in botsing met de heersende maatschappijvisie en verouderde machtsstructuren, die weinig ruimte lieten voor maatschappelijke vernieuwing. Om hun overlevingskansen in de Caribische maatschappij te vergroten, moest men concessies doen en zich meegaand opstellen. Op zich niet verwonderlijk als je na gaat dat de meesten als tiener naar Nederland kwamen en als jong volwassene terugkeerden. Met op de achtergrond wereldgebeurtenissen rondom de vermoorde Kennedy’s, oorlogsgebieden, het Watergate-schandaal en de burgerrechtenbeweging van Martin Luther King groeiden onze studenten op en werkten zij aan hun persoonlijke ontplooiing. Tijdens hun verblijf in Nederland deden ze tal van nieuwe ervaringen op; de Maagdenhuisbezetting, ontkerkelijking, de provocultuur, de feministische golf. Daarnaast maakten ze kennis met de popmuziek via radio Veronica, een andere haardracht, het gebruik van de pil, deelname aan muziekfestivals als Woodstock, keken in de jaren ’70 naar satirsche programma’s als Monty Python bij de VPRO. Dit maakte van deze generatie studenten dat ze eerder veranderingsgezind waren dan conformistisch. Men verkreeg een totaal ander beeld hoe een samenleving ingericht werd, maar moest het in een nieuwe functie doen met beperkte middelen en een traag beleidsproces.

Almere 8-5-2017

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter