blog | werkgroep caraïbische letteren

His/Her Tori over grondenrechten in Suriname

door Christine F. Samsom

In mei van dit jaar verscheen het eerste-lustrum-nummer van His/her Tori, het tijdschrift voor Surinaamse geschiedenis en cultuur. Het moet als een grote prestatie van het redactieteam, bestaande uit Jerome Egger, Eric Jagdew en Hilde Neus-van der Putten, worden gezien, dat het ons nu al vijf jaar voorziet van stof tot nadenken op hoog niveau. De uitgave van dit jaar is een speciaal, extra dik nummer, met ‘Grondenrechten’ als thema.

brownberg_0_het_park

Goudwinning tast grondenrechten aan, hier in het Brownsberg-gebied.

Onder redactie van de historicus Eric Jagdew en de agoog/onderwijskundige Helmut Gezius schrijven acht deskundigen over het actuele vraagstuk van de grondenrechten, waar de huidige regering, maar ook vorige regeringen zich het hoofd over hebben gebroken. De uitspraak in 2007 van het Inter-Amerikaans Hof voor Mensenrechten (IACHR) met betrekking tot de petitie die de twaalf Saamaka lö en de Vereniging van Saramakaanse Gezagdragers (VSG) in 2000 bij de Inter-Amerikaanse Mensenrechtencommissie van de OAS hadden ingediend – en die zoals bekend in het voordeel van de VSG uitviel – heeft veel pennen en tongen extra in beweging gebracht. Omdat de beschikking over grond en de uitgifte daarvan een politiek issue-van-jewelste is, zijn opeenvolgende regeringen op z’n zachtst gezegd, niet blij met die uitspraak en proberen ze via uitstel een wending of – wie weet – afstel te bewerkstelligen, ook al belijdt de huidige president met zijn mond dat de zaak helemaal zal worden geregeld. Het lastige voor de regeerders is wellicht ook dat niet alleen de Saamaka, maar alle inheemse en in stamverband levende volken in ons land (en ook daarbuiten, trouwens) door het duidelijke vonnis van de IACHR weer hoop hebben gekregen. Draagt dit nummer van His/her Tori bij tot versterking van die hoop?

 

marrondorpje

Marrondorpje (Awarradam, Sipaliwini). Foto © Esther Zoetmulder

Het grondenrechtenbal, zogezegd, wordt geopend door mr. Renatha Simson, de directeur van de Stichting Bureau VSG, met ‘Grondenrechten van in stamverband levende marrons in Suriname. Een kort overzicht’. Als juridisch medewerker van de Stichting Moiwana hield zij zich al bezig met het grondenrechtenprobleem en zij danst dan ook niet om de hete brij heen. In klare taal – ‘Waar het op neerkomt, is dat grondenrechten mensenrechten zijn.’ (p. 12) – geeft zij een helder overzicht van de drie categorieën mensenrechten, waarvan collectieve rechten er één is. Daarna noemt zij ILO-Conventie no.169, het BUPO-, het ECOSOC- en het CERD-verdrag, respectievelijk handelend over Burger- en Politieke Rechten, over Economische, Sociale en Culturele Rechten en over de Uitbanning van alle Vormen van Rassendiscriminatie. Al deze internationale verdragen die Suriname zonder voorbehoud heeft getekend, krijgen een verwijzing naar de erkenning van de grondenrechten. Zo beschrijft zij bij het ECOSOC-verdrag, hoe bewoners van Pokigron in 1999 door manschappen van het Surinaams Nationaal Leger werden verhinderd om te jagen in hun gebied waar intussen een Chinees houtkapbedrijf met concessierechten activiteiten ontplooide, waardoor de eiwitvoorziening van de bevolking in gevaar kwam.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Boven-Suriname. Foto © Michiel van Kempen

Dan volgt het Inter-Amerikaans Verdrag inzake de Rechten van de Mens uit 1969. Jurisprudentie ten aanzien van de grondenrechten zijn vonnissen van het IACHR over drie gevallen: de zaak van de Awas Tingni inheemsen in Nicaragua, de Moiwana-zaak en de zaak van de 12 Saamaka lö. Wat daarin opvalt, is dat het Hof niet spreekt over verkrijging, maar over erkenning van de eigendomsrechten! Ook de vredesverdragen die in 1760 en 1762 door de koloniale overheid werden gesloten met de marrons worden in het artikel besproken, evenals het domeinbeginsel dat in onze wetgeving wordt gehuldigd, maar dat lijnrecht staat tegenover de erkenning van de grondenrechten. Zolang dat beginsel niet op de helling wordt gezet, zullen ook recente akkoorden (het Lelydorp Akkoord van 1992, het Buskondre Protocol van 2000) niet kunnen werken. Zeer lezenswaardig!

 

marronhuizen

Marronhuizen. Foto © Stichting Hoorzorg Suriname

Eric Jagdew (Master of Arts/M.A.) gaat binnenkort promoveren. Hij vergelijkt als voorbode van zijn proefschrift in Vredestraktaten met inheemsen en marrons in Suriname, 1650-1863. Een inhoudelijke vergelijking, de verschillende vredesverdragen die in de koloniale tijd zijn gesloten tussen de overheid in Paramaribo enerzijds en de inheemsen en marrons anderzijds. Dat al die onderhandelingen met heel veel dyugudyugu gepaard gingen, blijkt heel duidelijk uit deze ‘inhoudelijke vergelijking’. Opeenvolgende koloniale bewindvoerders maakten gretig gebruik van het verdeel-en-heers-principe om de verschillende stammen tegen elkaar op te zetten.
Namen van gouverneurs en posthouders, grootopperhoofden en andere leiders, helden, huurlingen en onderzoekers buitelen over elkaar heen. Hebben we het niet te danken aan de marronactivist Petrus Mooiman die in de vorige eeuw onvermoeibaar aan de bel trok en aandrong op wetenschappelijk onderzoek, dat dat onderzoek er inderdaad is gekomen? Eén ding mis ik wel in Jagdews artikel: een duidelijke verwijzing, wat volgens hem de link is tussen zijn onderzoek naar de vredesverdragen en de grondenrechten? Misschien komt dat naar buiten in zijn proefschrift.

 

Ook een minister-in-functie leverde een bijdrage: mr. Stanley Betterson, met ‘De relatie tussen de (koloniale) overheid en het traditioneel gezag. In historisch perspectief’, een samenvatting van zijn doctoraalscriptie uit 2003. Ook hij neemt de vredesverdragen onder de loep en noemt ze de ‘belangrijkste grondslag voor de verhouding tussen de marrons en de koloniale overheid.’ (p. 48) Eigenlijk zijn het geen verdragen, want die worden gesloten tussen staten, maar het geeft wel de gelijkwaardigheid van de partners aan. Daarop baseren veel binnenlandbewoners tot nu hun recht op de grond, waarop hun voorouders eeuwen geleden woonden en werkten. De positie van de granman en andere gezagdragers in de loop van de geschiedenis na de vredesverdragen, wordt besproken en daarmee laat Betterson zien hoe de macht van deze mannen steeds meer werd ingeperkt. Volgens de wetenschapper/minister moet de granman in overleg met de overheid vergaande beslissingen kunnen blijven nemen. Eveneens is hij van mening dat voorlopig zonder toestemming geen concessies moeten worden uitgegeven in woongebieden van de marrons. En de inheemsen? Die komen er in zijn bijdrage bekaaid vanaf!

 

Daarom nu snel naar de historicus Leandra Woei met haar bijdrage, ‘Het historisch recht van Surinaamse inheemsen op grond. De strijd van de inheemsen tegen onrecht’. In haar inleiding noemt Woei de eurocentrische visie van mr. A.J.A. Quintus Bosz in zijn proefschrift uit 1954, Drie eeuwen grondpolitiek in Suriname’ omdat die visie haaks staat op de manier waarop inheemsen met de waarde van grond omgaan. Heeft grond bij Quintus Bosz pas waarde als het van woest land wordt ontgonnen en bewerkt, in het leven van de inheemsen spelen ‘Grond, bos, en alles wat in de natuur voorkomt (…) een belangrijke rol (…). De natuur is van onschatbare waarde voor deze volkeren’ (p. 68). Vanaf de komst der Europeanen kon grond in eigendom worden verworven, wat niet voorkomt in de filosofie van de inheemsen.
Woei bespreekt verschillende conflicten die in de vorige eeuw plaatsvonden tussen de overheid in de stad en de inheemsen, als er geen rekening werd gehouden met hun belangen. Al deze incidenten leidden tot de opkomst van verschillende inheemse belangengroepen die werkten aan bewustwording van de rechten van hun leden. Vooral de driedaagse protestmars van Albina naar Paramaribo in 1976 trok de aandacht. De bekendste belangenorganisaties zijn momenteel de Organisatie van Inheemsen in Suriname (OIS) en de Vereniging van Inheemse Dorpshoofden (VIDS), beide opgericht in 1992. Het overleg met de overheid verloopt moeizaam, wat onder andere bleek bij de dramatisch verlopen grondenrechtenconferentie die in 2011 op Colakreek werd georganiseerd. Wat wel vreemd is: de grankrutu te Asindonhopo in augustus 1995 en die in Galibi in november 1996 worden niet genoemd in dit artikel, terwijl daar toch een belangrijke poging werd gedaan om alle inheemsen en marrons te bundelen in hun strijd voor recht op de grond!

Guyana foto Marina Caf (4)

Guyana. Foto © Marina Caf

Mr. Nancy del Prado en mr. Farzia Hausil kijken over de grenzen om te zien hoe men in andere Noord-, Midden- en Zuid-Amerikaanse landen omgaat met de grondenrechten in hun bijdrage ‘De grondenrechten van de inheemsen in Latijns-Amerika. Ervaringen uit de regio’. Als basis voor hun artikel gebruikten de auteurs een onderzoek van Roque Roldán Ortiga uit 2004 in opdracht van de Wereldbank: ‘Models for Recognizing Indigenous Land Rights in Latin America’. Aangegeven wordt welke landen de ILO-Conventie no. 169 hebben geratificeerd, welke landen wel en niet iets ten aanzien van grondenrechten in hun grondwet hebben opgenomen, en hoe dat in de verschillende landen werkt. Aan ons buurland Guyana wordt speciale aandacht besteed. Overduidelijk is dat er door de ingewikkelde materie nog heel veel water uit onze rivieren naar de oceaan zal stromen, voordat de erkenning van de grondenrechten een feit is.

Hugo Jabini

Hugo Jabini

Als er één persoon onder de schrijvers bekend is als trekker van zijn volk, de Saamaka, naar erkenning van hun rechten, dan is het wel mr. Hugo Jabini, tegenwoordig DNA-lid en sinds 1998 woordvoerder van de VSG. Zijn bijdrage is ook een samenvatting van z’n afstudeerscriptie (2010): ‘Het Surinaams versus het Saramakaans rechtsysteem. Een rechtsvergelijkend onderzoek betreffende rechten op de grond.’ Hij geeft als Saramakaner een beeld van binnenuit van de geschiedenis, de gezagscultuur, en het onbegrip van de fotoman. Over dat laatste laat hij basya Pompea van Stonoekoe (het laatste Saamaka-dorp aan de Gran Rio) zeggen: ‘De mensen in Paramaribo begrijpen ons niet. Ze weigeren om toe te geven dat wij lang voor hen vrij waren. Onze voorouders wilden niet in slavernij leven en kozen bewust voor het moeilijke en zware leven in het bos. Zij hebben gezorgd dat wij grond hebben om te kunnen overleven.’ (p. 107) Jabini noemt de vredesverdragen een bevestiging van de eigendomsrechten. Het domeinbeginsel – nota bene een idee van partijgenoten van hem – wordt ook door hem als boosdoener gezien. Ook heeft hij kritiek op het Presidentieel Besluit van april 2000, dat na twee weekends vergaderen tijdens de Buskondredei, en ‘niet het karakter [had] van een onderhandeling’ (p. 112), werd afgekondigd, en waarin met de ene hand erkenning wordt verleend, maar met de andere die erkenning wordt beperkt door het landsbelang voorop te stellen. Jabini denkt dat er maar één oplossing is: de erkenning van de grondenrechten in de grondwet! Waar blijft zijn initiatiefwet daartoe?

Oei, oei, Salomon Emanuels (Master of Science/M.Sc.) gebruikt in zijn bijdrage, ‘Aanpak van de grondenrechten van inheemsen en marrons in Suriname. Een intermediaire aanpak of derde weg’, direct al in de eerste zin het woord ‘grondarena’, daarmee het strijdperk aangevend dat in de oudheid letterlijk uit zand bestond en dat we ook kennen van de stierengevechten in Spanje. Dat wordt spannend: wie de schrijver kent, vermoedt dat hij aan de kant van de stier (als metafoor voor het binnenland) staat en niet aan de kant van de stierenvechter (de koloniale en post-koloniale overheid), en ook dat hij gaat voor een vreedzame oplossing. En werkelijk – na een interessant betoog met daarin zaken als kolonialisme, domeinbeginsel, ‘Europese superieure rechtsopvattingen’ (p. 128), en juist in een periode van afrekening met het koloniaal verleden (de refo-jaren), het maken van nieuwe wetten over de grond die ‘even koloniaal van karakter zijn gebleven’ (p. 132) – komt Emanuels met een, wat hij noemt, derde weg: de intermediaire aanpak. Daarbij worden de twee stelsels, het statelijke recht en het gewoonterecht, samengebracht, geharmoniseerd. Hoe dat zou moeten gebeuren? In ieder geval via dialoog en consensus.
Ten slotte, in ‘Conflict Resolution. Een methode ter onderhandeling van het Surinaamse grondenrechtenvraagstuk’ geeft Gwendolyn Smith (Philosophiae Doctor/Ph.D.) haar visie op de mogelijkheid om het probleem van de grondenrechten op een vreedzame manier op te lossen. Van actueel onderwerp, vraagstuk en geschil is het probleem geëscaleerd en gepolariseerd tot een conflict, waarbij standpunten steeds verder uit elkaar zijn komen te liggen. Zij geeft aan dat het tijd is voor een conflictresolutie-proces. Uitgaande van een aantal theorieën doet zij voorstellen om te komen met een mediator die door beide partijen wordt vertrouwd en in alle openheid en met respect voor beide partijen zoekt naar permanente oplossingen.

His Her tori grondenrechten in suriname

Dit bijzondere nummer van His/her Tori zal verplichte lectuur moeten worden voor alle DNA-leden, juristen, wetenschappers en studenten, ja, voor iedereen die zijn mening over het grondenrechtenprobleem wil upgraden! Daarbij kunnen de nagenoeg perfecte bronvermeldingen na elk artikel zeker van dienst zijn.

Eric Jagdew en Helmut Gezius (redactie): ‘Grondenrechten in Suriname. Het vraagstuk nader bekeken’. In: het jubileumnummer van ‘His/her Tori, tijdschrift voor Surinaamse geschiedenis en cultuur’, nr 5. Paramaribo: Instituut voor Maatschappijwetenschappelijk Onderzoek (IMwO) van de AdeKUS, mei 2014.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter