blog | werkgroep caraïbische letteren

Het vertalen van een Surinaams-Nederlandse novelle

Aan de ELTE-Universiteit (Eötvös Loránd Universiteit) van Boedapest, Hongarije, werd de vertaling gerealiseerd van de novelle Mijn aap schreit van Albert Helman. Het project werd uitgevoerd door een groep studenten onder leiding van prof. dr Judit Gera. Hieronder geeft prof. Gera een terugblik op dat vertaalproject. De Hongaarse vertaling van Mijn aap schreit is ook op Caraïbisch Uitzicht gepubliceerd – klik hier.

 

Implementatie van literair vertalen als vak in het universitaire curriculum

door Judit Gera

Dit onderzoek werd geïnspireerd door het PETRA-E project en de Leerlijn Literair Vertalen (Literary Translation – LT), zoals uitgewerkt door het Expertise Centrum Literair Vertalen (verder ELV) in samenwerking met verschillende deskundigen. PETRA staat voor Platforme Européenne pour la traduction littéraire en E voor Education. Het Petra-E betrof een Europees project (zie http://www.petra-e.org) in het kader waarvan de Taalunie en het ELV in samenwerking met partners uit verschillende landen werkten aan de implementatie van het vak literair vertalen aan de universiteit. De leerlijn – een analytisch model – biedt inzicht in het leerproces zowel voor opleiders als voor studenten. Hierbij wordt voor het eerst samenhang aangebracht tussen een academische en niet academische vormen van scholing. Er wordt bij Literary Translation uitgegaan van vijf niveaus: LT1 tot en met LT5. Volgens de samenstellers van de leerlijn is LT1 het niveau dat in de bachelor- of een daarmee vergelijkbare opleiding kan worden bereikt. De leerlijn beschrijft een reeks competenties die voor het literair vertalen noodzakelijk zijn. Deze zijn: 1. Vertaalcompetentie 2. Talige 3. Tekstuele 4. Zoekcompetentie 5. Literair-culturele 6. Professionele 7. Didactisch-evaluative en 8. Onderzoekscompetentie. Onder competentie wordt verstaan ‘de aangetoonde bekwaamheid om kennis en vaardigheden toe te passen’.
De leerlijn is een open structuur: aan de al beschreven deelcompetenties kunnen altijd nieuwe worden toegevoegd. Voor ieder niveau worden de competenties ingevuld door middel van descriptoren. Deze descriptoren vormen een opsomming van wat een literair vertaler op een bepaald niveau moet kennen, kunnen en doen. De leerlijn samengesteld naar voorbeeld van het Europees ReferentieKader (verder ERK) is een document in ontwikkeling. 1)
Naast kennis en vaardigheden is attitude echter eveneens een essentiële constituent van competentie, stellen deskundigen vast. Mijn bijdrage is een reflectie op attitude en de daarmee verbonden betekenistoekenning.

Prof. dr. hab. Judit Gera

1. Doel en methodiek
Ik heb meerdere semesters lang met zes studenten Nederlands MA I de novelle Mijn aap schreit van Albert Helman vertaald. 2) Deze novelle (1928) beschrijft een episode uit het leven van de mannelijke ik-figuur, waarin deze een aap koopt van een jager. Er ontwikkelt zich een ambivalente relatie tussen de ik-figuur en de aap. Omdat de ik-figuur de spanningen die uit deze ambivalentie voortkomen, niet kan verdragen, vermoordt hij de aap en beslist zelf jager te worden.
Mijn keuze viel bewust op een verhaal waarvan de interpretatie allesbehalve gemakkelijk is zodat de zoektocht naar betekenis prominent naar voren kon komen.
De MA-studenten werd gevraagd om eerst een verslag over hun eerste impressie van het verhaal te schrijven. Dit moest aantonen of ze de literaire brontekst begrepen. Daarnaast werd hun verzocht om een vertaaldagboek bij te houden tijdens het vertaalproces. Ze moesten daarin alle problemen – talig en cultureel – noteren om deze te identificeren. Deze twee opdrachten waren bedoeld om de attitude van de studenten na te gaan. Ter oriëntatie lazen ze ook drie wetenschappelijke artikelen over het verhaal. 3) Aan het einde van het semester moesten ze naast de vertaling van hun deel van de tekst ook nog een kort essay inleveren over mogelijke veranderingen in hun perceptie van het verhaal als gevolg van het vertalen, met andere woorden of ze de brontekst diepgaander begrepen dan aan het begin van de cursus. Naast de productie van de doeltekst vormde het uitvoeren van deze drie opdrachten het doel van de cursus.

Omslag van de 1e druk van Mijn aap schreit

2. Eerste impressies
In hun essay over de eerste impressies kwamen vele kwalificaties naar voren over de novelle Mijn aap schreit. Ik noem er een aantal: er is sprake van een eigenaardige tekst, die tegelijk schokkend en ontroerend was. Het paste in hun ervaringen van de Nederlandse literatuur die vaak ‘rare’ teksten inhield waarin geen taboes waren. Het taalgebruik was gevarieerd: hier en daar ouderwets gemengd met standaard- en spreektaal. De tekst was verder rijk aan beeldspraak. De positie van het sprookje van de grootmoeder was vergeleken met die van Saïdjah en Adinda. Er waren vele verwijzingen. Het verhaal ging over iets belangrijks en tragisch, maar na het eerste lezen waren de studenten niet zeker wat dat precies was. Het wekte ambivalente gevoelens. De volgende problemen waren te traceren: kolonialisme, racisme, dierenmishandeling, onderdrukking, dierlijkheid in de mens, de macht van instincten. Er werden weinig Surinaamse woorden in de tekst gevonden. Het werk was afwijkend van die van andere koloniale schrijvers, bijv. Haasse’s Oeroeg. De motivatie van de ik-verteller voor de moord bleef onduidelijk. Sommigen vonden het verhaal helemaal niet leuk omdat het een ‘abnormale’ relatie voorstelde.
Opvallend is dat geen student – het waren op een na allemaal vrouwelijke studenten – de problematiek van gender vermeldde.
Twee vragen die impliciet bleven, waren: Kan ik me met de ik-verteller of een andere personage van het verhaal identificeren? en Kan ik via de vertaling tot een samenhangende interpretatie komen?

Omslag van de 2de druk van Mijn aap schreit

3. Het vertaaldagboek
In de vertaaldagboeken komen grofweg drie soorten problemen voor: 1/ die in de standaardtaal geschreven onderdelen van de tekst voorkomen 2/ die van de filosofische gedachtegangen en 3/ die van de verwijzingen. Problemen van de eerste categorie waren gemakkelijk te verhelpen aangezien ze uit nog onvoldoende kennis van het Nederlands voortkwamen. Bij de filosofische laag van de tekst ging het meestal om lange zinnen waarvan de interpretatie en dus de talige formulering soms veel inspanning vergde.
Categorie drie betreft de verwijzingen. Hier moest de groep als geheel een beslissing nemen omtrent het al dan niet gebruiken van expliciterende voetnoten bij een eventuele publicatie. Dit probleem vormt een link met tekst-externe omstandigheden vanuit de vraag voor wie en waarom de tekst vertaald werd, en hoe en door welke instantie die zal worden uitgegeven. De vertaling zou dienen de tekst toegankelijk te maken voor eerstejaars BA studenten Nederlands. De vertaalde tekst zou gepubliceerd worden in de elektronische anthologie Klaar is Kees op de website van het Onderzoekscentrum Culturele Transfer tussen de Lage Landen en Hongarije (nedcult.hu). We hebben geconcludeerd dat voetnoten in een literaire tekst meestal storend werken, maar dat ze onmisbaar zijn in een tekst die een didactisch doel moet dienen. Hierdoor werd de studenten de in sommige gevallen bepalende rol van de buitentekstuele context duidelijk.

 

De 5de druk van Mijn aapschreit, als Salamanderpocket

4. Het essay over hoe vertalen de interpretatie van de tekst veranderde
Een van de studenten vond het vertaalproces minder geschikt voor het beter gaan begrijpen van het verhaal dan de artikelen die ze over het verhaal had bestudeerd. Ook het gevoel dat de tekst haar wezensvreemd was, veranderde niet in het vertaalproces. Haar antipathie tegenover de hoofdpersoon bleef bestaan.
Het antwoord van een andere studente op de vraag was bevestigend. Zij vond het vertaalproces vruchtbaar zowel wat betreft vergroting van haar talige kennis als van de filosofische gedachtegang. Uiteindelijk vond ze het ontrafelen van de vele verwijzingen het nuttigst voor een betere interpretatie van het werk. Waar ze als gewone lezer niet bij zou hebben stilgestaan, had wel haar aandacht als vertaler getrokken. Ze had dan ook veel tijd besteed aan het opzoeken van de verwijzingen en aan het vinden van hun verband met de tekst. De verwijzingen achtte ze niet alleen illustratief maar essentieel bij het genereren van betekenis.
Voor weer een andere studente werd het vertalen een scheppingsproces, een herschepping en parafrasering van de tekst. Ook werd zij al vertalend meer attent op de beeldspraak in het verhaal. Aan het einde kon ze niet besluiten of de door de groep gemaakte doeltekst in eerste instantie op de eigenschappen van de brontekst of op de vertaling als herschepping berustte. Voor haar werd het vertalen zelf een performatieve handeling waarbij betekenis door vertaling gegenereerd werd.

 

 

De 6de druk van Mijn aapschreit – gecombineerd met Het Euvel Gods – met een omslagtekening van René Kurpershoek

5. Attitude
Het bleek dat de attitude aan het begin van het vertaalproces in grote mate bepaald werd door de mate van affiniteit tot de tekst. En affiniteit wordt aan de hand van begrip van en voor de tekst ontwikkeld. Het verhaal Mijn aap schreit wekte na de eerste lezing bij de meeste studenten afkeer en onbegrip. Dit had onder andere te maken met de onmogelijkheid van identificatie met de aap of de ik-persoon. Niet alleen studenten, maar vrijwel alle lezers zoeken meestal een houvast in een literaire tekst: een vast punt van oriëntatie waarop ze waarden en normen kunnen afstemmen. Mijn aap schreit onthield de studenten zo’n vast oriëntatiepunt. Hun gevoel van onzekerheid werd nog sterker door de talloze intertekstuele verwijzingen waardoor ze nog meer de kluts kwijt raakten. Hoewel de taal bekend was, waren er zeer veel factoren in en rond het verhaal die ertoe leidden dat ze zich aan het begin van het vertaalproces niet anders dan negatief konden verhouden tot de tekst. De culturele en psychologische afstand was te groot en het instrumentarium om deze afstand te overbruggen hadden ze nog niet. Ze vonden de vertaalopdracht in eerste instantie ook veel te zwaar. Deze factoren werkten dan in de richting van isolement tussen verhaal en lezer/vertaler. In deze fase van het vertaalproces is er sprake van wat ik intuïtieve of naïeve attitude noem.
In een volgende fase kwamen er andere factoren bij.
Vertalen is een cognitief proces. Wat aan de hand van woordenschat, grammatica, stijl en andere tekstuele en niet tekstuele eigenschappen van het literaire werk geleerd wordt, draagt bij aan wat ik een bewuste attitude noem. Vertalers hoeven de te vertalen tekst niet per se ‘leuk’ te vinden, er van te houden, of zich met een van de personages te identificeren. Maar meer kennis genereert meer begrip en verandert hierdoor de attitude. Als vertalers tenminste één reden kunnen vinden waarom een tekst representatief is voor de broncultuur en van meerwaarde kan zijn voor de doelcultuur hebben ze een (zelf)bewuste attitude bereikt.

 

De 7de druk van Mijn aap schreit, met een bandtekening van Peter van Hugten

6. Conclusie
Al vertalend is ook mijn begrip van de tekst veranderd. Ik was immers een van de vertalers in de groep. De belangrijkste problematiek van de tekst kan liggen in de relatie tussen de gekleurde, niet-Europese slaaf en de witte Europese meester. De ik-verteller behoeft niet de alter ego van Helman te zijn zoals dat meestal gezien is, maar de witte planter die gewetenproblemen krijgt in verband met zijn relatie tot de aangekochte slaaf. Het verhaal gaat over onderwerping. De vele intertekstuele verwijzingen – een vaak gebruikte tekstuele methode van het centrum in zijn postkoloniale betekenis – hebben immers betrekking op de Europese cultuur. Ze lijken ingezet om meer begrip te genereren, maar in plaats hiervan verhinderen ze het begrip. De verwijzingen zijn namelijk allemaal gebouwd op binaire opposities vanuit een koloniale wereldvisie; daardoor zijn ze vaak niet geschikt om de spanningen te verlossen. Het enige onderdeel van het verhaal dat niet op binaire opposities gebaseerd is, komt van de grootmoeder waarin aap en mens één zijn. De op Europese culturele stereotypen gebaseerde hiërarchie is in haar sprookje afwezig. Hetzelfde geldt voor de representatie van het landschap waarin Suriname en Nederland in elkaar overgaan. Omdat de ik-figuur, de meester, echter alleen maar in dichotomieën kan denken, moet hij de aap vermoorden, partij kiezen voor meesterschap tegenover slavernij. De versmelting van bron- en doeltekst aan de hand van de vertaling zoals een studente het proces beschreef, kan dan ook als parallel gezien worden met de poging van het opheffen van het dichotome denken van de ik in het verhaal zelf.
Tijdens het vertaalproces dient de naïeve attitude te evolueren tot een bewuste attitude. Dit wordt door kennis mogelijk gemaakt. Kennis wordt al vertalend aangeschaft. Vertalen beschouw ik daarom een cognitief-hermeneutisch proces. Een diepere kennis brengt meer begrip en tolerantie voor de tekst met zich mee. Vertalen leidt zo ook tot een politieke opstelling.

Voetnoten
1) ELV: Leerlijn Literair Vertalen, Antwerpen/Utrecht, 2014.

2) Albert Helman: Mijn aap schreit. Amsterdam: Querido, 1966.

3) Stine Jensen: ‘Voorjaar 1928. Albert Helman publiceert Mijn aap schreit..6. Aap in het diepst van mijn gedachten’ in Cultuur en migratie in Nederland. Kunsten in beweging 1900-1980. Rosemarie Buikema en Maaike Meijer (eds) Den Haag: Sdu Uitgevers, 2003, pp.111–126 en ‘Ecce Simius. Over Mijn aap schreit van Albert Helman’ Nederlandse letterkunde 2000/5, pp.6 –85; Michiel van Kempen: ‘Intertekstualiteit en de postkoloniale literatuurinterpretatie’ in Draden in het donker. Intertekstualiteit in theorie en praktijk. Yra van Dijk, Maarten de Pourq, Carl De Strycker (eds) Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2013, pp. 287-305.

 

Prof. Judit Gera met Helman-biograaf Michiel van Kempen voor het Béla Bártok-huis in Boedapest, 22 oktober 2012.

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter