blog | werkgroep caraïbische letteren

‘Het is door déze man, dat dít nu gebeurt’

Interview met Marcel Kross

Nauw in contact met zijn geestverwanten in Suriname, zoals Dobru en Arron, werkte Marcel Kross vanuit het land van de koloniale bezetters, aan dat grote doel: de onafhankelijkheid van zijn land. “Ik dwong ze, duwde het ze door de strot, trapte het erin desnoods, Suriname móest los van Nederland.”

door Arie van Hemmen

 

marcel_kross_Detailfoto

Marcel Kross

“Mischien zou ik maar dertig jaar oud worden, als ik geluk had. Maar daarop kon ik niet rekenen, dat wist ik, misschien was het morgen al afgelopen.” Blijkbaar heeft Marcel Kross meer dan dat geluk gehad, want binnenkort wordt hij tachtig jaar. Hij onverminderd strijdlustig en zijn ogen schieten vuur. “Ik ben een revolutionair.” In 1955 vertrokken Marcel Kross en zijn vrienden, onder wie Ronald Venetiaan, voor studie naar Nederland. Ze hadden grootse plannen met Suriname. Ze zouden strijden voor een eigen universiteit en voor onafhankelijkheid van hun land. “We wisten dat het een bikkelharde strijd zou worden”, zegt Kross.

In zijn woonplaats Nijmegen, ook wel ‘Havana aan de Waal’ genoemd vanwege het traditioneel socialistisch georiënteerde gemeentebeleid, woont hij samen met ‘Poenie Poes’, zijn ‘beste vriendje’, te midden van stapels boeken over de meest uiteenlopende disciplines. Wonderbaarlijk vitaal, actief als tanguero en salsero in het lokale danscircuit. Uit zijn computer klinkt het laatste wereldnieuws in het Spaans. Volgens Kross moet Suriname zich meer richten op het deze taal en moet de spellingwijze van het Sranan ook worden gebaseerd op het Spaans, de taal van Zuid-Amerika. Internationaal bracht Kross Suriname onder de aandacht van de grote wereldleiders in alle delen van de wereld, zoals de (toenmalige) Sovjet Unie en Warschaupact-landen, Cuba, Vietnam, ‘Indonesia’, ‘Brasil’, China, India, Mexico, ‘Argentina’, Egypte en Algerije. Hij was in contact met de leiders van de bevrijdings-b en guerrillabewegingen in Latijns-Amerika, Afrika en Azië en bouwde persoonlijke contacten met hen op, bezocht hun landen regelmatig en verwierf zo hun steun voor de onafhankelijkheidsstrijd.

 

Cuba borstbeeld Dobru

Borstbeeld van R. Dobru in Cuba

Geestverwanten

 

Nauw in contact met zijn geestverwanten in Suriname, zoals Dobru en Arron, werkte Kross in en vanuit Nederland, het land van de koloniale bezetters, aan dat grote doel; de onafhankelijkheid van hun land. Zijn vrouw ging na verloop van tijd terug naar Suriname. Met hun kinderen, onder wie de nu bij ons bekende pater Esteban Kross. Het leven van Kross stond volledig in het teken van de allesomvattende missie voor hun land aan de andere kant van de oceaan. Politieke partijen, vakbonden, universiteiten, topkunstenaars, pers, radio, tv, kerken, jeugdbeweging, maatschappelijke organisaties en plattelandsvrouwen. Kortom; iedereen in Nederland informeerde hij over de gruwelijke koloniale geschiedenis van Suriname.

Hij gaf interviews en lezingen, sprak over de ‘concentratiekampen’, ‘dwangarbeiderskampen’. “Het móest gebeuren”, zegt hij onverminderd fel. “Ik dwing ze, duw het ze door de strot, trap het erin desnoods, Suriname móet los van Nederland.” De Nederlandse regering zwichtte uiteindelijk voor de opgebouwde nationale en internationale druk: Suriname werd onafhankelijk op 25 november 1975. Anno 2015 herdenkt Nederland tweehonderd jaar Koninkrijk der Nederlanden en viert Suriname veertig jaar onafhankelijkheid. ‘Opgedrongen door Nederland’, beweerde Cynthia McLeod nog onlangs in een documentaire. ‘Een scheermes in handen van een kind’, sprak Albert Helman ooit. Binnenkort verschijnt een nieuw deel van de biografie van Helman door Michiel van Kempen. Helman werkte actief mee aan het Statuut in 1954, maar was uitgesproken tegenstander van onafhankelijkheid. “Zelfs een groot man als Helman zat gevangen onder de Nederlandse casitapún (kaasstolp,… red.)”, betoogt Kross. “Onafhankelijkheid is een recht van en een noodzaak voor elk volk.”

 

de uitbuiting van suriname
Overgrootmoeder

 

Het slavernijverleden was een levende werkelijkheid in de familie van Kross. Zijn overgrootmoeder – Avó volgens zijn voorkeursspelling – leefde nog in de tijd van de slavernij. Een van de eerste dingen waar hij zich in zijn prille jeugdjaren als peuter van bewust werd, was de onderdanigheid van Surinamers ten opzichte van de ‘bakra’. Zo klein als hij was, besefte hij al dat dit niet deugde en wilde hij daar een eind aan maken. Ook de geopolitieke betrokkenheid heeft wortels in zijn prille jeugd. “Tijdens de Tweede Wereldoorlog las mijn grootmoeder dagelijks voor mij de laatste berichten over de ontwikkelingen in Europa en de wereld. Ik begreep wat ‘onderdrukking’ betekende, dat het wereldwijd voorkwam, niet alleen in Suriname. De Russen zijn de ware bevrijders geweest en hebben de grootste offers gebracht”, zegt hij scherp. “Soevereiniteit is een recht van elk land.”

In februari 1982 reisde hij, na ruim 25 jaar, terug naar Suriname, op uitnodiging van de Nationale Militaire Raad. Bouta had juist een speech gehouden in Nickerie, toen Kross na afloop aan hem werd voorgesteld. “Bent ú meneer Kross?” vroeg hij. En daarna tegen de rest: “Het is door déze man, dat dít nu allemaal gebeurt in Suriname.” Niet lang daarna klonken er geweerschoten in de stad. Samen met zijn schoolvriend en strijdmakker Dobru hielp hij vanuit Fort Zeelandia mee om de ‘revolutie te verdedigen’. “Ik dacht, wat doe ik als er straks zo’n jongen voor me staat met een veel te groot geweer. Zeg ik: ‘Kijk daar is het vogeltje’, en schop ‘m dan in z’n ballen of pak ik de loop van zijn geweer en wijs ik hem: ‘Hier schieten, in m’n hart, niet in mijn gezicht, hier zit mijn hart!'”

Hij lacht cynisch. De Rambocus-coup werd neergeslagen en in de Memre Buku Kazerne sprak hij met ‘Bevel’. Kross was ook naar Suriname gekomen om zijn kinderen weer te zien. Maar vanuit Nederland zou hij zijn werk voor Suriname voortzetten. Als Nederlandse journalisten hem daags na de ‘Decembergebeurtenissen’, op 9 december, om commentaar vragen, zegt Kross voor de Nederlandse televisie dat hij volledig achter de revolutie blijft staan, en dat het plan van Nederland tot ‘terugverovering’ van Suriname is mislukt.

 

rambocuscoup

Maart 1982: de Rambocus/Hawker-coup in Paramaribo

Op mijn verzoek legt hij mij bereidwillig en uitgebreid uit hoe dat allemaal in elkaar zat en de schellen vallen mij van de ogen. In het onderzoeksproject naar de waarheid rond december ’82, volgt Kross de door hem zeer gewaardeerde Sandew Hira op de voet. Voor Suriname belangrijke historische feiten en omstandigheden moeten volgens hem op tafel komen. Hij wil daaraan bijdragen door ook van zijn kant op korte termijn openheid van zaken te geven. Behalve Albert Helman, volgens Michiel van Kempen ‘een centraal figuur en tevens een spiegel van de twintigste eeuw’, schreven ook andere Surinamers geschiedenis. Zij waren bijna zonder uitzondering zichtbaar in de politiek en het openbare leven in Suriname, in Nederland en internationaal. Een enkeling als Marcel Kross treedt om zeer begrijpelijke redenen nu pas weer in het licht.

 

Albert Helman

Albert Helman als jongeman

Op een schutting in de achtertuin van het huis verschijnt tijdens het gesprek over de onafhankelijkheid plotseling een grote reiger die ons geruime tijd strak aankeek. Kross ziet hierin een duidelijk teken: “De reiger is verwant aan de sabaku en symbolisch aan de Phoenix, de vogel die herrijst uit zijn as en symbool staat voor trots, zelfvertrouwen en… onafhankelijkheid!”.

[van de ware tijd online, 25/11/2015; Dit artikel is verschenen in de bijlage van 21 november 2015]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter