blog | werkgroep caraïbische letteren

Het dilemma van de tolerantie (10)

door Willem van Lit

Het kritisch rationalisme
“ Ik beweer dat hij die leert dat niet de rede, maar de liefde moet regeren, de deur wijd open zet voor hen die met haat regeren. (…) Het kan nooit onze plicht zijn anderen gelukkig te maken”. (Popper pag. 485).
cockpit

Popper besteedt veel aandacht aan het begrip rationalisme of redelijkheid. Dit vormt namelijk de kern van zijn betoog als hij het heeft over de dynamiek van de open samenleving. Het gaat niet alleen simpelweg om het gebruik van het verstand. Er zijn meerdere bronnen van waaruit de redelijkheid te benaderen is. Ook waarnemingen en experimenten leveren ervaringen en inzichten en zijn onderdeel van de redelijkheid. Voorts telt ook het vermogen tot het oplossen van problemen op basis van helder denken en toepassen van ervaringen hiertoe. Rationalisme is op basis van praktische handeling en gedrag te verklaren met de bereidheid tot luisteren naar kritische argumenten. Hierdoor kunnen mensen tot overeenstemming komen of – indien de belangen of eisen te zeer botsen – kan men overleggen over verschillende voorstellen om dan tot een evenwichtige uitkomst of samenspraak te komen. Redelijkheid gaat samen met het gebruik van heldere taal, omdat zowel redelijkheid als taal betekenis geven aan de dagelijkse omgang met elkaar. Rationalisme is een sociaal verschijnsel dat tot stand komt bij interactie tussen mensen of groepen op basis van intellectuele gaven en taal. Rationalisme veronderstelt ook het vermogen kritisch te zijn. “De rede groeit, evenals de wetenschap, door wederzijdse kritiek en de enig mogelijk manier van ‘planning’ van die groei ligt in het ontwikkelen van instellingen die de vrijheid van kritiek, dat wil zeggen van denken, garanderen”. (Popper pag. 476). Met instellingen bedoelt Popper hier maatschappelijke instellingen, zoals de democratie.

irrationaliteit
Het bezit van intellectuele gaven betekent dat mensen creatief kunnen zijn waardoor wij onder andere met behulp van zowel het verstand als intuïtie, maar met ook instinctmatige impulsen en hartstochten (die de vrije wil veronderstellen) tot ideeën, ontdekkingen en argumenten kunnen komen. Een tweede element is het belang van het wederzijdse: de talio of ruilinteractie in een gelijkwaardige intermenselijke positie. In discriminatoire stelsels, zoals in de sharia is dit door onder andere de geslachtsapartheid niet mogelijk.
Popper geeft in zijn betoog veel aandacht aan de traditie van het irrationalisme. Ik zal daar in dit opstel niet verder op ingaan, maar het zal duidelijk zijn dat hij dit toelicht vanuit denkpatronen in een gesloten samenleving (pag. 483). Het kritische rationalisme start vanuit de grondhouding “ik kan ongelijk hebben en jij gelijk en met enige moeite komen we misschien nader tot de waarheid”. Iedereen kan fouten maken die met behulp van kritiek van anderen ontdekt kunnen worden. Kritisch redelijk zijn betekent ook onpartijdigheid, geloof in redelijkheid van de ander, het afwijzen van het beroep op autoriteit of gezag en de bereidheid te leren van anderen. Het impliceert tevens het recht “gehoord te worden en zijn argumenten te delen. Het impliceert dus de erkenning van een aanspraak op tolerantie, althans jegens allen die zelf niet intolerant zijn”. (Popper, pag. 486/487). We hebben steeds de plicht te reageren op de argumentatie van anderen omdat zij daar recht op hebben. Dat is een centrale verantwoordelijkheid bij het kritisch rationalisme. Tenslotte zij gezegd dat rationalisme gepaard gaat met de “erkenning van de noodzaak van sociale instellingen om de vrijheid van kritiek, de vrijheid van denken en de vrijheid van de mens te beschermen”.
Ik sta uitgebreid stil bij het kritisch rationalisme omdat duidelijk moet zijn dat dit het enige uitgangspunt vormt én de enige methodiek is voor het nadenken over integratie van vreemdelingen die gewend zijn te denken vanuit de kaders van een gesloten samenleving. Met deze set van normen en methoden kunnen we op een aantal gebieden gaan kijken naar de integratie van die inwijkelingen.

 

Blozen zonder dat je het ziet
Ik stel mezelf voor dat ik om wat voor reden dan ook een langslopende mevrouw in een nikab zou willen aanspreken of in de bus of trein een praatje mee zou willen beginnen, al is het maar over het feit dat de bus weer eens vertraging heeft. De vraag is of ik dat zou doen. Op straat zie ik hen soms voorbijschuiven als een schim, een beetje ineengedoken, ingehouden kort langs de gevels alsof de wereld aan hén voorbij gaat. De wijze waarop zij gekleed gaan, nodigt zeker niet uit tot een gesprek in de publieke ruimte. Mag dat wel, vraag ik me af. Ik hoor al zeggen: “dan moet je het gewoon eens proberen.” Ik zit met mijn schroom. Op geen enkele wijze kun je ontdekken of zij eventueel bereid is tot een gesprek. Er ligt een dekmantel overheen. Geen gezichtsuitdrukking, geen lichaamstaal, vertraagde bewegingen, verduisterde gestalte. Alleen maar gestalte. Gezichtsloos. Uitdrukkingsloos. Alsof ze zich moet schamen. En haar schaamte dringt in mij op. Haar schroom wordt mijn schroom. Er is geen open gesprek mogelijk. Ik stel me voor dat ze gaat blozen als ik haar ga aanspreken. Ze kan blozen zonder dat je het ziet, zonder dat je er iets van merkt. Blozen. Salman Rushdie zei in zijn roman Schaamte dat blozen langzaam branden is. Dat boek gaat over vrouwen in een islamgemeenschap. Rushdie laat hier zien hoe schaamte en beschaming werkt. Huiveringwekkend en zeer benauwend verhaal. Bij een vrouw in een nikab of een ander dergelijk gewaad wordt de schaamte in de schimgedaante zelf uitgedrukt. Schaamte speelt ook hier een rol en komt in dit geval tot uiting in de wens onzichtbaar te willen worden. Bij Rushdie komt het uiteindelijk tot excessief geweld in een allesomvattende wraakreactie.

 
Bij discriminatie is beschaming juist de opzet. Je wilt dat de ander zich minderwaardig acht. Dit gebeurt structureel onder het regime van de sharia. Zo werkt het in alle samenlevingsvormen. In de besloten samenleving is dat het ideaal. Dat is de kern van het goede leven in die gemeenschappen. Het is het ideaal van het teruggetrokken kloosterleven, maar in de islam is dit klooster de publieke ruimte zelf.
Het zal duidelijk zijn dat hier de kritische redelijkheid niet kan werken. Er is geen sprake van openheid, geen heldere taal en er is zeker geen wederkerigheid op hetzelfde niveau en op een gelijkwaardige wijze. De wijze van kleden is een excuus op gezag van een ‘hogere’ autoriteit, en direct opgelegd door de zogeheten vertegenwoordigers van die autoriteit. Er is geen dialoog mogelijk.
In sommige gevallen werd hier gezegd dat het dragen van deze kleding nu juist het zelfbewustzijn, de oprechtheid, ja zelfs het trotse voorkomen en het rebelse karakter van de vrouw weergeeft. Tegenover wie dan precies? Niet tegenover de mannen uit de eigen gemeenschap, immers deze kleding in eigen kring is juist bedoeld als teken van wegcijferen en ingetogenheid. Dan moet het wel zijn tegenover de buitenstaander, waarmee het dragen van deze kleding een open, eerlijk en kritische houding moet weergeven. Mogelijk zelfs provocatief en uitdagend bedoeld. Vrouwen die deze kleding dragen zouden zich beter, ja zelfs superieur voelen ten opzichte van ons. Het is dan een soort uniform, een militant gewaad. Maar dit uniform heeft geen praktisch doel, zoals bijvoorbeeld de kleding van brandweer of politie of zelfs de boswachter. Ook dan is er geen redelijk gesprek mogelijk.

niqab protest

Protest in Frankrijk tegen het verbod op de niqab: “Hoe zou het zijn als vrouwen in een kort broekje met een niqab zouden lopen?”

Vanuit deze stelling is een open dialoog onmogelijk. De functie van de nikab is deemoed óf uitdaging? In elk geval laat het zien dat het gedragen wordt op grond van mogelijk de liefde voor een externe autoriteit; zo hoeft men zelf geen verantwoording te nemen. Men is geëxcuseerd, zelfs in de eigen schroom. Je hoeft zelfs je blos niet te tonen.
Een van de irritaties bij de woelingen met de Turks-Nederlandse jongeren in Zaandam was dat zij bij interviews en bij gesprekken demonstratief hun zonnebrillen op hielden. Het duidt op een astrante opstelling in combinatie met onverschilligheid. Treitervloggers; dat is een nieuw woord. Het is de toon van ‘ik heb schijt aan u’. Als het uit beschaming voortkomt doordat men zich buitengesloten acht in onze samenleving, dan is dit een vorm van agressief gedrag die voortkomt uit die beschaming. Het is bedoeld om de ander ook te beschamen. Dit komt ook tot uiting in het taalgebruik: oneliners, bewust slordig praten, opzettelijk jargon in de vorm van straattaal. Hun taal is jij-bakken, zoals dat heet: ‘júllie zijn allemaal gek, racisten, dom’, enz. Hierdoor is er ook weer geen dialoog mogelijk omdat men niet praat op basis van argumenten. In een interview met andere vloggers waarin wel een redelijk gesprek werd gevoerd met een journalist, werd hun gedrag gebagatelliseerd: “Ach, dat is jongensgedrag. Je kent toch jongens. Altijd moeten jongens hun ding kunnen doen. Vechten hoort daar toch bij. Dat is iets van jongens, toch?”

 

[vervolgd, deel 11, klik hier]

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter