blog | werkgroep caraïbische letteren

Heethoofden aan de overkant

“Het was nu eenmaal een woelig land aan de overkant,
met een stel heethoofden op macht belust.”

De Verwachting – een vergeten historische roman van Maria Miranda

door Willem Bant

 

DAE ging failliet en InselAir kreeg financiële problemen. De oorzaak? De situatie in dat ‘woelige land aan de overkant’. De gebeurtenissen in Venezuela worden op de benedenwindse eilanden nauwlettend gevolgd. Wat is er precies aan de hand? En wat betekent dat voor Aruba, Bonaire en Curaçao? Levert het ons iets op of leidt het juist tot problemen? Tweehonderd jaar geleden was de toestand vergelijkbaar met die van nu: ook toen was het zeer onrustig in Venezuela, ook toen wachtte men op de eilanden af wat er aan de overkant zou gaan gebeuren. Hebben we nu te maken met Nicolás Maduro, twee eeuwen geleden draaide het om Simón Bolívar, de leider van de criollos die in opstand kwamen tegen het Spaanse koloniale bestuur. Een roman van een vergeten Curaçaose schrijfster schetst een beeld van de toestand op Curaçao in die tijd: de historische roman De Verwachting (1959) van Maria Miranda.

 

 

 

Miranda De verwachting2

De Verwachting; uitgeverij A.A.M. Stols; ‘s-Gravenhage; 1e druk 1959

 

Wie was Maria Miranda?
Maria Miranda was het pseudoniem van Ethel Rosabelle Senior, geboren in 1903 op Curaçao in een oude joodse familie. Smit en Heuvel melden in hun boekje Autonoom, een in 1975 verschenen overzicht van de Nederlandstalige literatuur op de Antillen, dat Ethel op zesjarige leeftijd met haar moeder naar Nederland vertrok; later studeerde ze rechten in Amsterdam. Na de oorlog emigreerde ze met haar Oostenrijkse man, de kunstschilder Fred Krenz, naar Zuid-Afrika. Na een reis naar haar geboorte-eiland in 1957, publiceerde ze in 1959 onder het pseudoniem Maria Miranda De Verwachting. Twintig jaar later verscheen haar tweede boek, De costelijcke paerel, andermaal een historische roman die zich afspeelt in de joodse kringen van Curaçao. Een derde door Smit en Heuvel genoemde roman, getiteld Twee afvallige priesters, is vrijwel zeker nooit gepubliceerd. De schrijfster overleed in 1985.

 

Greshoff e.a.

V.l.n.r.: M. Bokhorst, E.R. Krenz-Senior, N.A.C. Slotemaker de Bruïne, Aty en Jan Greshoff, en de schilder A.F.F. Krenz; Kaapstad, 4 december 1954.

Enkele weken geleden besteedde deze krant aandacht aan de rol van de Nederlandse literator Jan Greshoff bij het Curaçaose tijdschrift De Stoep. Het is verre van ondenkbaar dat Greshoff ook voor Maria Miranda belangrijk is geweest. Op basis van Greshoffs memoires Afscheid van Europa kunnen we concluderen dat Fred Krenz en zijn vrouw, ‘de talentvolle Curaçaose schrijfster Maria Miranda’, in Zuid-Afrika tot de vriendenkring van de Greshoffs behoorden. Hoewel de literaire waarde van De Verwachting dubieus is, verscheen het boek wel bij de vooraanstaande uitgeverij Stols. Greshoff was al sinds de jaren twintig een zeer goede vriend van Alexander Stols, de oprichter van de firma. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat Greshoff heeft bemiddeld tussen zijn vriendin en de uitgever bij de publicatie van De Verwachting.

De Verwachting (1959)
De oude joodse families van Curaçao waren zeer groot, en dat zal de lezer van de roman weten. Er zijn verschillende generaties, er zijn broers, zussen, ooms, tantes, neven, nichten; er zijn heel veel namen; en er wordt bij voorkeur onderling getrouwd. In de kern echter draait het in De Verwachting om slechts enkele personen: Sjon Abram Montalto, de patriarch van de familie, en twee van zijn zoons, José en Manchi. Het boek begint als deze laatste vanuit Nederland, waar hij medicijnen heeft gestudeerd, terugkomt op zijn geboorte-eiland. Aan boord van ‘De Verwachting’, een veelzeggende naam, bevindt zich ook padre Pablo, een Spaanse priester die op het eiland komt werken en door de gastvrije Sjon Abram direct voor de maaltijd wordt uitgenodigd.
Voor Manchi heeft de tijd op Curaçao stil gestaan. De rest van de familie vindt hem een ‘losbol’ en hij trekt de aandacht door luidruchtig, studentikoos gedrag en opvallende kleding. Zijn oudere broer José is zijn tegenpool: rustig, introvert en serieus. José is het lievelingetje van Sjon Abram en werkt bij zijn vader op kantoor. José sluit vriendschap met padre Pablo en bekeert zich na een diepe geloofscrisis tot het katholicisme. Zijn bekering is een klap in het gezicht van zijn vader en betekent een definitieve breuk met de familie.
Meer op de achtergrond is er een tweede verhaallijn. Aan het begin van de negentiende eeuw is de toestand op Curaçao moeilijk. Tot grote vreugde van Sjon Abram zijn de Engelsen vertrokken en zijn de Nederlanders weer de baas op het eiland. De onrustige en onduidelijke situatie in Venezuela is echter slecht voor de handel, en van de handel moet de familie het hebben. Neef Jacob is onlangs teruggekeerd uit Caracas, maar kan ook weinig melden: ‘De ouderen drongen om Jacob heen en probeerden hun licht bij hem op te steken. […]. Als het van hen afhing, was dat stelletje oproerkraaiers die het zelfs onder elkaar niet eens waren, al lang tot de orde geroepen! Dan zou het uit zijn met dat bakkeleien aan de overkant en konden fatsoenlijke handelslui hun vroegere betrekkingen weer opnemen.’ Sjon Abram zet (letterlijk) zijn geld op een Spaanse overwinning; de jongere generatie schat de situatie beter in en kiest voor de revolutie van Bolívar en de zijnen.

 

Simon Bolivar

Simón Bolívar

 

Aan het eind van het boek staat Sjon Abram als gevolg van zijn verkeerde keuzes in de Venezolaanse opstand op de rand van een bankroet. In de huiselijke sfeer is de situatie nauwelijks beter. Hij is zijn zoon José kwijt en door alle verwikkelingen verloor hij ook een groot deel van zijn aanzien in de joodse gemeenschap. Onderweg naar huis overlijdt hij in zijn rijtuig. Vrijwel gelijktijdig sterft zijn vrouw Sjon Sarah als gevolg van een miskraam. Padre Pablo wordt door de gezaghebber het eiland af gezet; José gaat met hem mee. Samen verlaten ze Curaçao aan boord van ‘De Verwachting’, een schip dat door Sjon Abram in gedachten al werd omgedoopt tot ‘De Bedrogen Hoop’.

 

Interessante aspecten
De Verwachting is absoluut geen literair meesterwerk. Er is nauwelijks spanning en de uitgebreide beschrijvingen in soms moeizaam Nederlands van trouwpartijen en joodse feesten houden het verhaal eerder op dan dat ze er iets aan toevoegen. Mede als gevolg van een rommelig, onhandig vertelperspectief komen de karakters nauwelijks tot leven. Daarbij laat de auteur enkele mogelijk interessante verhaallijnen onbenut, bijvoorbeeld de relatie tussen José en Manchi.

 

Scharloo

Pand in Scharloo, Willemstad

 

De roman geeft echter wel een aardig idee van joods Curaçao aan het begin van de negentiende eeuw. We krijgen een beeld van een gesegregeerde samenleving, waarbij de verschillende groepen duidelijk zijn afgebakend. Miranda zet de joden neer als een zelfbewuste, gesloten gemeenschap. Op de macamba’s en de Hollandse officieren uit het fort wordt neergekeken. De bekering van José tot het katholicisme betekent dat hij een soort paria wordt. De reactie van zijn zus Rachel is veelzeggend: ‘Maar datgene wat jij van plan bent, is verraad. Wij Joden hebben bijna tweeduizend jaar voor onze godsdienst vervolgingen ondergaan. En nu geef jij het op. En niet alleen dat, je vernedert je door de godsdienst van negers te aanvaarden!’ José neemt niet alleen afscheid van zijn joodse familie, maar ook van het stadsdeel Punda, ‘het domein der Joden’; padre Pablo woont aan de andere kant van de baai, in Otrobanda.

Overigens wordt José ook niet geaccepteerd door de aanhangers van zijn nieuwe geloof, de slaven. Als hij op een ezel over het eiland gaat om zieken te bezoeken, trekt hij veel bekijks: ‘Zodra de Negerkinderen José zagen, gilden zij van het lachen. ‘Kijk, een blanke op een ezel.’ In het boek wordt er enkele malen gezinspeeld op de afschaffing van de slavernij, maar duidelijk is dat dat niet als een realistische optie wordt gezien. Zelfs José ‘hoopte maar dat de zwarten nog een beetje tijd werd gelaten om verantwoording te leren dragen’.

 

synagoge punda

Synagoge, Punda, Willemstad

Spaans
Er is in het verleden veel gediscussieerd over de vraag of de lexicale oorsprong van het Papiamento gezocht moet worden in het Portugees of in het Spaans. Een vraag in deze discussies was altijd wat de eventuele invloed geweest zou kunnen zijn van de Sefardische joden, die zich vanaf de zeventiende eeuw vanuit Nederland en Brazilië vestigden op Curaçao. Van deze immigranten werd veelal aangenomen dat ze Portugees spraken waardoor ze invloed gehad zouden kunnen hebben op de vorming van het Papiamento.
In De Verwachting vertelt Sjon Abram aan de pas aangekomen padre Pablo dat hij net als de priester van Spaanse afkomst is; zijn voorouders moesten drie eeuwen geleden Spanje verlaten vanwege hun geloof. Echter, ‘De levensstijl die zij in Spanje hadden gevoerd was deze mensen bijgebleven aan de overkant van de oceaan, door de eeuwen heen.’ Bij die levensstijl hoort de taal van het land van oorsprong: het Spaans, en dat is nog steeds de taal van de Montaltos. Het Nederlands beheerst Sjon Abram slecht en het Papiamento is voor hem absoluut geen optie. Die taal wordt alleen gebruikt in de omgang met de slaven; onder elkaar, zo stelt Sjon Abram, ‘bezigen de goede families die nooit.’ Interessant is ook een opmerking van Sjon Rebecca. Om te voorkomen dat een slavin mee kan luisteren zegt ze tegen haar dochter Rosa: ‘Spreek Spaans, alsjeblieft. Muren hebben oren.’ Voor Sjon Rebecca is het ondenkbaar dat de slavin Spaans zou kunnen begrijpen, ‘daar is zij veel te dom voor.’

Tot slot
Loont het de moeite om De Verwachting te lezen? Ja. Om te beginnen geeft het boek een aardig beeld van het Curaçao van tweehonderd jaar geleden, en dan met name van de joodse gemeenschap. Sjon Abram wordt echter nergens een echt tragische figuur; hij blijft van bordkarton. Echt meeleven, laat staan meelijden, is lastig voor de lezer. Maar ondanks dat kan de hedendaagse lezer wel iets van hem leren. Miranda presenteert hem als de drager van een dubbele boodschap. Om te beginnen: geef je kinderen de ruimte om hun eigen keuzes te maken; als je dat niet doet, loop je de kans ze te verliezen. Daarnaast toont de ondergang van Sjon Abram aan dat angstvallig vasthouden aan het oude en niet open staan voor nieuwe ontwikkelingen zeker in de handel geen slim idee is. Twee boodschappen die ook vandaag de dag nog relevant zijn.
Aardig is ook om te zien dat er wat Venezuela betreft weinig nieuws onder zon is. De actuele gebeurtenissen in dat land hebben grote invloed op onze eilanden. In De Verwachting kunnen we lezen dat dat in de tijd van Bolívar, tweehonderd jaar geleden, niet anders was. Op een gegeven moment verzucht nicht Rosa over Simón Bolívar: ‘Ik wou dat die goeie man eens ophield met zijn revolutie en ons geen last meer bezorgde!’ Ongetwijfeld zijn er anno 2016 heel wat (zaken)mensen op Aruba, Bonaire en Curaçao die hetzelfde hebben gezegd over Nicolás Maduro en diens revolutie.

 

Willem Bant is neerlandicus en hispanist en werkzaam in het Arubaanse onderwijs.

 

[eerder verschenen in het Antilliaans Dagblad]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter