blog | werkgroep caraïbische letteren

Gezamenlijk het hoofd buigen

door Mineke de Vries

Het jaar 2013 was het jaar waarin we herdachten dat 150 jaar geleden de slavernij werd afgeschaft. In Nederland een jaar vol met tentoonstellingen en herdenkingen, met als officieel moment de kranslegging door Suriname, Curaçao, Aruba, Sint Maarten, Ghana en Nederland bij het slavernijmonument in Amsterdam op 1 juli. De tijd mag verstrijken, de aandacht voor het gezamenlijke slavernijverleden lijkt steeds meer een sense of urgency te krijgen, zo concludeert Joyce Overdijk–Francis, bestuurslid van NiNsee, het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis.

“Natuurlijk geeft 150 jaar herdenking en viering een directe aanleiding erover te praten, een moment waarop je terugkijkt naar deze geschiedenis.” Joyce Overdijk ziet daarentegen ook steeds meer openheid ontstaan om over dergelijke thema’s te praten en een bewustwording bij de nazaten. “Na al die jaren lijkt het of de tijd meer dan ooit rijp is om werkelijk te kijken naar het verleden en ons terdege te realiseren dat Nederlandse rijkdom mede is gebaseerd op uitbuiting van de medemens. We moeten niet met de vinger naar elkaar wijzen, maar het zien als gezamenlijke geschiedenis die we in geen enkele vorm moeten willen herhalen.”

Verleden omarmen

Voorheen voelde ze zich wel eens een roepende in de woestijn, maar er komen steeds meer mensen die als breekijzer dienen om aandacht te vragen, hun stem wordt steeds luider. Het aantal docenten van allochtone afkomst stijgt, er is meer vraag naar colleges over dit onderwerp, meer mensen verdiepen zich erin. “Toen ik naar Nederland kwam, was ik één van de weinigen van de Antillen. Nu zijn er niet alleen meer, er is ook meer samenwerking, integratie en de omgang onderling is anders, de drempel is lager om samen te praten.” Daarvoor is het belangrijk dat Nederlanders weet krijgen wat er is gebeurd; geschiedenislessen besteedden wel aandacht aan de Gouden eeuw, maar de slavernij die eraan ten grondslag lag, werd gemakshalve overgeslagen. Overdijk: “Pas als de ‘witten’ de slavernijgeschiedenis omarmen, krijg je draagvlak. Mensen moeten inzien dat het niet normaal is, daarvoor moet je het verleden wel kennen. Als de ‘witten’ het erkennen en de ‘zwarten’ uit de slachtofferrol stappen, komt er synergie en zie je samen het verleden onder ogen.”

Zwart-wit tekent familiegeschiedenis

Joyce zelf stamt ook af van een slavenfamilie. Generatie na generatie trekt het een rode draad door familiegeschiedenissen, ook die van haar. “Mijn overgrootmoeder was een vrijgekochte slaaf die naar de stad ging en daar jaren samenleefde met een Joodse man met wie ze negen kinderen kreeg. Bijzonder is dat deze man van rijke komaf bij haar bleef, maar deze ’minderwaardige’ tak is wel uit de stamboom van Maduro geschrapt, alsof ze nooit hebben bestaan.” De afstamming speelt telkens weer een rol in de familiegeschiedenis. “Mijn moeder trouwde ‘naar beneden’ met de zwarte Francis van St. Kitts. Er was zelfs toestemming van de bisschop nodig om een methodist te trouwen. Ik heb het gevoel dat mijn moeder er haar hele huwelijk last van heeft gehad, ook mijn vader voelde zich nooit voor vol aangezien, wat bleek uit zijn strijdbaarheid. In tegenstelling tot de gemengde huwelijken op Curaçao leek het of de Engelsen in de Britse koloniën de zwarten zo minderwaardig vonden dat ze er geen kinderen van wilden; je ziet daar meer echt zwarte mensen, nauwelijks mengingen. Het ontwikkelde wel de weerbaarheid en trots van de bevolking.” Joyces vader  kwam als achttienjarige voor Shell naar Curaçao en begon later met zijn vrouw in de Middenstraat een fietsenzaak. Hij leverde onderdelen en repareerde en breidde uit tot witgoedzaak en importeerde – naar eigen zeggen – de eerste tv’s. Mr Typewriter, zoals hij werd genoemd vanwege zijn reparaties aan typemachines was British, een Engelsman in hart en nieren; liep zonder uitzondering in tie en jacket en lichtte zijn hoed als hij goedendag zei: “Morning”. Door het huwelijk van haar ouders en later zelf in Nederland voelde Joyce zich tot twee keer toe allochtoon. “Het zwart-wit blijft spelen in onze familie. Zelf heb ik één dochter die erg ‘wit’ is uitgevallen, het lievelingetje van tante die onomwonden zei: De witten zijn toch ook mooier? Met dat ideaalbeeld zijn wij wel groot geworden.”

Curiosa vriendin

Overdijk-Francis ging met haar HBS-B-diploma van het MIL op zak met een Shell beurs farmacie studeren in Leiden, een studie overigens die ze niet afmaakte. Wel werd ze actief in de Antilliaanse studentenvereniging OASA. “Opeens ga je met mensen om uit families waarmee je op Curaçao niet omging; hier ben je één en heb je elkaar nodig.” Tevens was ze de eerste zwarte student binnen de vrouwelijke studentenvereniging van het corps (LVSV, Leidse Vrouwelijke Studentenvereniging). “Er waren in die tijd weinig Antillianen, ik was voor velen dan ook een soort curiosa-vriendin; mensen vonden het leuk nieuwe dingen van mij te leren, bij mij te eten. Pas in de jaren tachtig kwam een grote groep met weinig tot geen opleiding, waarvan een aantal voor problemen zorgde.” Na haar studie rechten begon de veelzijdige loopbaan van Overdijk, waarin de betrokkenheid bij allochtonen- en minderhedenbeleid, migratie en integratie centraal stond en waarbij ze trachtte op politiek, juridisch en bestuurlijk niveau buitenlanders en in het bijzonder Antillianen op de kaart te zetten.

Aan de vele organisaties waaraan Joyce zich in de loop der tijd verbond, valt op te maken hoeveel instellingen zich bezighouden met integratiebeleid voor Antillianen. Ze deed onderzoek naar cassatierechtspraak in de Nederlandse Antillen na de onafhankelijkheid, richtte de werkgroep Recht en Rassendiscriminatie op, was docent vreemdelingenrecht, was lid van de denktank opgericht door minister Verdonk naar aanleiding van Antillianenproblematiek, voorzitter van het Team Ondersteuning Participatie Antillianen (TOPA), deed projecten als intercultureel management. Haar loopbaan startte echter bij de landelijke vereniging voor Antillianen en Arubanen (POA), met als belangrijkste doel kennisuitwisseling en belangenbehartiging van Antillianen bij de Rijksoverheid. Later richtte ze het Landelijk Bureau Racismebestrijding op, gesubsidieerd door justitie aangezien internationaal rekenschap moest worden afgelegd over bestrijding van discriminatie en racisme. Ook stond Overdijk aan de wieg van NiNsee in 2002.

Keerzijde van de rijkdom

Afgelopen jaar ontplooide NiNsee, samen met de Gemeente Amsterdam en Stichting herdenking slavernijverleden 2013 – waarvan Overdijk ook bestuurslid is – initiatieven rond 1 juli, de dag waarop de wetswijziging afschaffing slavernij inging. Het gehele jaar, maar in het bijzonder de maanden mei, juni en juli stonden in het teken van het slavernijverleden, waarvoor iedereen projecten kon indienen. Ondanks dat er ook schepen voor de slavenhandel vertrokken vanuit Hoorn/Enkhuizen, Rotterdam en Zeeland, speelden de meeste activiteiten zich tijdens150 jaar herdenking af rond Amsterdam, dat hiervoor heel wat geld kreeg. Op het Curaçaohuis lichtte Joyce alle activiteiten toe voor de Caribische gemeenschap. “Er zijn debatten, een stille tocht langs panden van slavenhandelaren, theaterproducties, themabijeenkomsten en een groot aantal musea heeft tentoonstellingen ingericht, zoals Swart op de Gracht in het Geelvinck-museum, waaruit blijkt dat iedereen in Amsterdam profiteerde van de slavenhandel en de tentoonstelling Verrijking door uitbuiting in het Scheepvaartmuseum.” Het Amsterdams museum paste de tentoonstelling over de gouden eeuw aan in De gouden eeuw nu met zwarte bladzijde:  naast de werken van belangrijke meesters wordt in een traditionele Ghanese doek de tegenhanger van de rijkdom getoond, een uitspraak of foto geeft de keerzijde weer. Zo hangt naast een schilderij van een prachtig schip een foto van het ruim van een slavenschip. Ook in deze tentoonstelling wordt pijnlijk duidelijk dat we niet kunnen blijven doen of er niks is gebeurd.

Ook  is een internationaal symposium over culturele trauma’s georganiseerd, er is een voorouderavond, waarin wordt stilgestaan bij de spirituele en religieuze godsdienst die de tot slaaf gemaakten meenamen en die nog is terug te vinden in de maatschappij. Met de Fairwork-expositie in de Stopera wordt een bewustmaking van de moderne slavernij beoogd. “Met de focus op erkenning van ons verleden willen we de ogen openen voor moderne vormen van slavernij, want als uitvloeisel van slavernij ontstonden allerlei vormen van racisme. Het kolonialisme – zonder enig respect voor de zwarte bevolking wat het volkomen legaal maakte deze te onderdrukken – bracht het racisme voort.”

Op 1 juli zelf begon na een gezamenlijk ontbijt, de kranslegging en toespraken het  Keti Koti-festival met ’s avonds de uitvoering van de opera van Randal Corsen en Carel de Haseth. Katibu di shon.

NiNsee hoopt op doorstart

“Door middel van alle activiteiten beogen we een doorbraak in de geschiedenis die verteld moet worden”, zegt Joyce Overdijk-Francis. Het onderschrijf tegelijkertijd de doelstelling van NiNsee, die naast kennisuitwisseling draagvlak wil creëren voor herdenking op landelijk niveau. “Op dat laatste leggen we ons de komende jaren toe. De subsidie mag dan zijn stopgezet, wij zoeken naar een doorstart waarbij we ons toeleggen op verbreding van kennis in de samenleving, waarbij alle gemeentes worden betrokken, zodat het niet beperkt blijft tot een Amsterdamse aangelegenheid.” Maar ook wordt de aandacht verlegd van inhoudelijk onderzoek naar beleving. Een voorbeeld is het promotieonderzoek van Valika Smeulders, die vooral het menselijke verhaal vertelt.

NiNsee, vertegenwoordigd door Surinamers, Caribische Nederlanders en Ghanezen is nu tien jaar actief en in die jaren is veel bereikt: onderzoek naar de erfenis leverde informatie in de vorm van documentaires, artikelen, voorstellingen, maar leverde ook een leerstoel op en het slavernijverleden werd opgenomen in de Nederlandse Canon. Half juni werd een website gelanceerd voor middelbare scholieren om vooral de jeugd erbij te betrekken. NiNsee realiseerde tevens het slavernijmonument in het Oosterpark, waar het sinds 2002 op 1 juli de herdenking organiseert.

Joyce: “We zien dat 1 juli meer Surinamers aantrekt dan Antillianen. Surinamers beleven 1 juli heel diep, het is daar ook een vrije dag. Bij de kranslegging bij de ambtswoning van de burgemeester – de voormalige woning van een slavenhandelaar – op 1 juni waren veel Surinamers, ook in klederdracht, waarbij ze een plengoffer brachten, maar amper Antillianen.” Het heeft volgens haar te maken met het feit dat Curaçao 17 augustus de Tula-herdenking heeft. “Curaçao heeft een eigen vrijheidsstrijder, die in 1795 een slavenopstand ontketende wat hij moest bekopen met de dood: alle botten gebroken, onthoofd en in zee gegooid met de boodschap: dat is je voorland als je iets doet.” In Amsterdam brak op 17 augustus  het Grachtenfestival los. Na het herdenkingsjaar wordt het stokje overgedragen aan Zeeland, dat in 2014 Honderd jaar beëindiging slavenhandel herdenkt. Afschaffing betekende namelijk niet dat slavernij direct stopte. Dat zou nog vijftig jaar duren.

Moeder verkocht

In het kader van 150 jaar herdenking zijn afgelopen jaar ook debatten georganiseerd. Eén ging over het aanbieden van excuses door de Nederlandse overheid. Een ander behandelde de vraag of tienerzwangerschappen te maken hebben met de erfenis van slavernij. Sommigen vinden het vergezocht, maar het verband zou bestaan uit het feit dat ouders en kinderen nog steeds getekend worden door een gebrek aan hechting. Vaders als passanten in het leven van vrouwen en kinderen, die hun verantwoordelijkheid niet nemen, die langskomen en vertrekken. Dit is geheel andere problematiek dan bijvoorbeeld bij Marokkanen, die hun vrouwen wellicht wel onderdrukken maar waar wel sprake is van gezinsverbondenheid. Hebben Antilliaanse mannen dit niet geleerd door de slavernij? Overdijk-Francis: “We kunnen amper bevatten dat het in die tijd voorkwam dat een blanke op een feest zijn oog liet vallen op een zwarte bediende en die gewoon kocht om nog diezelfde avond mee te nemen. Niemand stond erbij stil dat ze partner was van een man, moeder van kinderen. Realiseren we ons voldoende wat het betekende als zij voor de ogen van haar kinderen werd verkocht en voorgoed verdween?”

1 juli, de grote herdenking van 150 jaar vrijheid, waar door de nazaten van slaven nog altijd in stilte wordt gehoopt op excuses. “In alle landen is dat gedaan, zelfs in Durban door de Nederlandse politiek, nooit echter in Nederland. Het aanbieden van excuses is een staatsrechterlijke aangelegenheid die kan zorgen voor erkenning.” Maar vooral als gebaar van respect en begrip zal het een enorme impact hebben op diegenen die afstammen van de onderdrukten. Samen het hoofd buigen. Joyce Overdijk: “Het zou er een prachtig moment voor zijn.”

[eerder verschenen in de Amigoe, bewerkt]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter