blog | werkgroep caraïbische letteren

Geheime relaties

door Frits Abrahams

Het moet de nachtmerrie van de biograaf zijn. Jarenlang zwoegen aan een biografie, eindelijk het boek publiceren en genieten van de aandacht – om dan te moeten vaststellen dat een wezenlijk element uit het leven van de betrokkene je is ontgaan. Het overkwam de biograaf Michiel van Kempen, die in 2016 het boek Rusteloos en overal over de schrijver Albert Helman (1903-1996) publiceerde. Van Kempen schrijft er openhartig over in Nieuw Letterkundig Magazijn, een uitgave van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.

Huwelijksfoto van Albert Helman (Lou Lichtveld) met Lenie Menghelberg, 20 juli 1927. Vooraan zusje Fietje Lichtveld, daarachter de beide ouders-Lichtveld, geheel links Gonda Lichtveld, geheel rechts Agnes Lichtveld en naast haar vermoedelijk broer Gerard.

 

Helman, pseudoniem van Lou Lichtveld, was een bekende, in Paramaribo geboren schrijver. Hij schreef veel over Suriname: de romans Zuid-Zuid-West en De stille plantage. Hij vocht in de Spaanse Burgeroorlog aan republikeinse zijde en nam deel aan het verzet in de Tweede Wereldoorlog. Ook was hij minister van Onderwijs in Suriname.

Na publicatie van zijn biografie hoorde Van Kempen van de classica C. Oosterling dat er een aantal voor hem interessante brieven in het Literatuurmuseum in Den Haag lagen. Ze waren geschreven door ene Juul Roggeveen (1905-2004) en gericht aan allerlei schrijvers en kunstenaars, onder wie Elisabeth Zernike, Josepha Mendels, Herman Robbers, Charles Eyck en Willem van Leeuwen. Juul Roggeveen was een nogal onbekende dichteres. Twee van haar brieven aan de criticus Willem van Leeuwen, haar vroegere leraar Nederlands, bleken voor Helmans biograaf van groot belang.

Roggeveen beschrijft in een brief uit januari 1936 hoe zij omstreeks 1930 een relatie krijgt met de door haar bewonderde Helman, sinds 1927 echtgenoot van Leni Mengelberg, nicht van de dirigent Willem Mengelberg.

 

Ze schrijft: „Maar hij liet me toen alleen de consequenties dragen en, verblind als ik was, nam ik het hem niet eens kwalijk: ik verwachtte een kindje en hij zei dat ik maar naar Parijs moest gaan, hij zou me af en toe wat geld sturen – verder moest ik maar zien er zelf wat bij te verdienen, maar ik moest hem beloven dat ik tegen niemand zijn naam zou zeggen. En ik was dom genoeg me aan mijn woord te houden. Thuis dachten ze dat ik voor studie naar Frankrijk ging. Ik heb natuurlijk een verschrikkelijke tijd gehad. Eenzaamheid en wanhoop omdat hij nooit meer iets van zich liet horen. Eenmaal heb ik hem nog ontmoet en toen zocht hij een voorwendsel om ruzie te maken – ik was een geraffineerde vrouw die hem in de val had gelokt, enz.”

Ze noemt in deze brief nog geen naam, maar dat doet ze enkele maanden later wel: „Ik wil u nog even zeggen dat een zeker iemand Albert Helman heet, of Lou Lichtveld. Ik zou niet graag willen dat U de verkeerde er op aanzag en bij U is het toch veilig.”

Dat wás het ook – totdat Van Kempen die tip van Oosterling kreeg. In de tienduizenden brieven van Helman was hij nooit de naam Juul Roggeveen tegengekomen. Ook de familie en vrienden van Helman hadden hem niets over diens buitenechtelijke relatie (en kind) verteld.

Van Kempen moest nóg iets betreuren. Hij was bij zijn research op een buitenechtelijke affaire van Helman – uit 1942 – met ene ‘Barry’ gestuit; er was daarbij sprake van abortus geweest. Van Kempen had het maar weggelaten, er waren „te veel losse eindjes”.

Soms vormen ‘losse eindjes’ een veelzeggende keten.

[uit NRC Handelsblad, 7 juni 2017]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter