blog | werkgroep caraïbische letteren

Een Surinaamse schrijver in Amsterdam

door Chris Polanen

Gedreven door een ernstige vorm van heimwee naar Suriname begon ik in 2011 met het schrijven van een Surinaamse roman. Ik schreef vier hoofdstukken vol heimwee, hunkering en spanning die speelden in een onder water gelopen Paramaribo, en stuurde ze naar een bevriende schrijver. Na enkele weken kwam zijn reactie: ‘Een paar grote uitgevers zijn geïnteresseerd in je!’ Een van hen stuurde mij direct een uitnodiging die ik met een mengeling van ongeloof en trots accepteerde.

 

 

Chris Polanen bij het voorlezen van zijn column, 6 mei 2018. Foto © Jenny Hoolt

Ik werd ontvangen in een statig pand aan de Herengracht en te woord gestaan door een sympathieke dame. Ik bekende direct dat ik niets meer had dan die vier hoofdstukken. De dame stelde mij gerust en verzekerde mij dat deze hoofdstukken met haar als redacteur uit zouden groeien tot een bijzonder boek. Ik tekende een contract, kreeg een riant voorschot en ging aan de slag.
In de twee jaren die volgden kreeg het boek langzaam vorm. ‘Uniek en weergaloos goed,’ noemde mijn redacteur het.’ De flair van een goede Tarantino film.’ Ik bezocht auteursfeesten, borrels, gaf interviews en werd gefotografeerd. Vlak voor de publicatie kreeg mijn redacteur een baby en nam ontslag. Mijn nieuwe redacteur was veel minder enthousiast. ‘De publicatie wordt uitgesteld,’ zei ze. ‘Er moet nog veel verbeteren.’ Na 4 maanden: ‘Het gaat niet snel genoeg’. Na 8 maanden: ‘De uitgeverij verliest het vertrouwen in je boek.’ En uiteindelijk: ‘De uitgeverij wil niet meer met je verder.’
Op een gure herfstdag verliet ik met een opgezegd contract en een zwaar beschadigd ego de uitgeverij waar het altijd had geleken alsof ik onderdeel was van een grote familie. Toen de deur achter mij dichtviel was ik geen veelbelovend auteur of geliefd familielid meer, maar een nobody.
Ik schreef mij in op de Schrijversvakschool, gevestigd aan dezelfde gracht en in net zo’n statig pand. Hier liepen echter geen auteurs rond met grote ego’s en grote voorschotten waarvan ze op vakantie gingen naar Miami (zoals ik had gedaan). Nee, dit waren bescheiden, onzekere werkers, die in stilte voortploeterden, in de hoop ooit de onzichtbaarheid te ontstijgen. Ik paste er als vers ontslagen auteur prima tussen. Mijn docent luisterde tijdens de eerste les naar mijn ervaringen en zei dat publicatie bij een grote uitgever maar voor weinig mensen weggelegd was. Hij was streng, maar ik merkte dat hij wel wat in mij en mijn manuscript zag. ‘Het is publicabel’, zei hij tijdens de laatste les. Het volledig herschrijven volgens zijn instructies kostte mij anderhalf jaar. Ik stuurde het naar een grote uitgever en kreeg als reactie: ‘Uw manuscript is goed geschreven, sommige delen zelfs zeer goed. Wij zijn echter op zoek naar jonge schrijvers die snel een boek kunnen schrijven.’ Het was mij gelukt iets bijzonders te produceren, maar ik was inmiddels te oud. Een bejaarde die wilde debuteren.
Via een vriend kwam ik terecht bij een literair agent. ‘Herschrijf het eerste hoofdstuk,’ zei hij. Dat deed ik en hij nodigde mij uit voor een gesprek. Hij noemde mijn manuscript ‘goed geschreven en verkoopbaar’ en verzekerde mij dat hij een uitgever zou vinden. Al snel had ik weer een contract bij een grote uitgever en weer een riant voorschot. Een ‘good read’ noemde mijn nieuwe redacteur het, maar er moest nog wel wat aan gebeuren. Anderhalf jaar lang schrapte hij naar hartenlust en gaf mij telkens nieuwe opdrachten. In de laatste maanden voor de publicatie schrapte hij een kwart van het manuscript (anderhalf jaar werk) en was toen eindelijk tevreden. Tijdens de presentatie noemde hij mijn roman ‘on-Nederlands goed.’ Na de publicatie werd ik gevraagd voor interviews en zag ik mijn boek in de boekhandels. Ik was een auteur.

 

Klik hier voor de inleiding op Edgar Cairo, uitgesproken door Michiel van Kempen.

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter