blog | werkgroep caraïbische letteren

Een Buru tori

door Nellie Bakboord

“Sommigen verzwijgen de armoede. Maar bij veel Buru’s was het armoe troef. Mijn ouders moesten dagelijks de eindjes aan elkaar knopen.” Ik luister aandachtig naar de nu 69-jarige Thea van Brussel die openhartig vertelt over vroeger. Zij is één van de nazaten van de Nederlandse kolonisten. Deze kolonisten waren arme boerengezinnen uit de Betuwe en de Veluwe die in 1845 naar Suriname vertrokken.

boeren_kolonisten_familie_Loor_kwa

De buru-familie Loor

 

Thea komt uit een gezin van veertien kinderen. Haar broers en zusters hebben, net als meerdere Buru’s destijds, onderwijs genoten tot de 4e en sommigen tot de 6e klas. Niet iedereen kon schoolgeld opbrengen.
‘Op 21 juni 1845 kwamen de eerste 202 kolonisten aan in Suriname om vervolgens door te reizen over de rivier de Saramacca naar de plantage Voorzorg, een voormalige leprakolonie waar de te bewerken gronden zouden liggen. De lokale Nederlandse vertegenwoordigers hadden echter niets in het kolonisatieproject gezien, men heeft ze weggestopt zodat de tot slaaf gemaakten niet konden zien dat blanken ook met hun handen arbeidden. Beloften waren niet waargemaakt: er was geen land ontgonnen, er was geen vee en daarnaast was de afwatering niet aangelegd waardoor het land drassig was en ongeschikt voor bebouwing. Er stonden slechts wat hutjes van de in 1823 verlaten leprakolonie en een negental noodwoningen die nog niet gereed waren. Drinkwater was er ook niet, men moest het brakke rivierwater drinken.’ (bron: Koloniaal Suriname Boeroes1845-1853).

 

buru

Kousenband. Foto Brasa a buru

Sinds 2003 herdenkt de stichting ‘Boeroe Kon Makandra’ de komst van hun voorouders naar Suriname. 23 mei 2015 was het 170 jaar geleden. De Buru’s die ik onderweg naar de konmakandra tegenkom zijn bij voorbaat uitgelaten. Jan Rozenberg en zijn echtgenote Rae Rozenberg-Narkedien zijn speciaal voor de konmakandra overgekomen uit Canada. Met onvervalst Surinaams accent, velen wonen meer dan 50 jaar in Nederland, vinden warme begroetingen plaats in Sranantongo (Surinaaams) en worden dikke brasa’s over en weer uitgedeeld. De ene tori na de andere wordt uitgewisseld. Naast mij zit Helen Finck geestdriftig herinneringen uit te wisselen met haar oude schooljuf van de Tammengaschool, juffrouw Alie Veldhuizen-Vermeer. Alie was de gymjuffrouw. Trots vertelt ze dat ze 17 jaar oud was toen ze les gaf aan leerlingen van 15 en 16 jaar. “En ze hadden echt respect voor me hoor. Make-up en mode wat je tegenwoordig op scholen ziet was niet toegestaan. Je kwam naar school om te leren.” Aan haar gezichtsuitdrukking kun je zien, dat het wat Alie betreft menens was. De meeste Buru-kinderen bezochten de Tammengaschool. Thea van Brussel brengt de harde tiptips in herinnering. Slippers. Schoeisel die ze naar school droegen. Gemaakt door haar vader. Van hout, en rubber van oude fietsbanden. “Zonder de vindingrijkheid van mijn ouders hadden wij het hoofd niet boven water kunnen houden. Mijn moeder hielp naast het drukke huishouden ook mee op het land. Koeien melken. Half drie in de ochtend. De jongste die nog een baby was werd vaak meegesleept in een aardappelkratje. Ons ouderlijk huis had drie slaapkamers. Een grote waar wij met twaalf kinderen op de vloer sliepen, op een paya (vloermat) met een deken. In de andere kamer sliepen mijn ouders en in de kleinste mijn oudste broers. Mijn moeder naaide onze kleding, bakte brood, maakte zuurkool, en tijdens de feestdagen maakte ze taarten op bestelling.” “En in ons gezin”, zegt Liesbeth Rozenberg, “moest ik op mijn twaalfde meehelpen in de huishouding. Doorleren was in die tijd meer iets voor jongens. Als meisje ging je toch trouwen.” De bestuursleden programmeerden het onderdeel ‘Bijpraten’ twee keer. Een Buru tori. Helemaal bijpraten met deze ‘witte’ Surinamers lukt nooit. Er is veel meer waarover bijgepraat moet worden.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter