blog | werkgroep caraïbische letteren

DSB: Verbonden, zichtbaar en betrokken 150 jaar dienstbaar aan de Surinaamse samenleving

door Jerry Dewnarain en Els Moor

Inleiding

Dit jaar is De Surinaamsche Bank (DSB) 150 jaar geworden. Ter gelegenheid van dit feit is een gedenkboek uitgegeven. Toen de bank 125 jaar werd, kwam er ook een gedenkboek uit. Dat boek heet Verbonden. Nu, vijfentwintig jaar later, schijnt de bank behalve verbonden aan ook zichtbaar voor en betrokken bij de Surinaamse samenleving te zijn.

LIT_Bananenventer

Ron Flu – Bananenventer

 

In dit boek wordt vooral de Surinaamse samenleving vanuit verschillende oogpunten belicht met als onderdeel de functies die de bank heeft vervuld in de samenleving. Volgens Sigmund Proeve – de huidige directeur van DSB – heeft de bank vertrouwen onder de Surinaamse samenleving weten op te bouwen. Daarom vindt hij de titel van het gedenkboek veelzeggend: verbonden, zichtbaar en betrokken. Op welke manier is DSB verbonden, zichtbaar en betrokken? De bank beseft dat de verbondenheid met de samenleving de basis is voor haar voortbestaan. Deze verbondenheid uit zich onder andere in de goede band die de bank als werkgever heeft met haar werknemers, haar aandeelhouders en de overheid. DSB beseft ook dat ze een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft en dat ze in staat is die in de vorm van acties en handelingen te dragen. De betrokkenheid blijkt uit het feit dat de bank zich steeds heeft weten aan te passen aan een veranderende economie en omstandigheden, en steeds de samenleving van dienst is gebleven: 150 jaar lang. Het boek telt zeven artikelen die allemaal verschillend van onderwerp zijn en door diverse deskundigen zijn geschreven. Dit is de meerwaarde van het boek. Bovendien maken de vele functionele illustraties het geheel aantrekkelijk. De verschillende artikelen worden hieronder door ons, Jerry Dewnarain en Els Moor, besproken.

LIT_Papegaaienmunt

Papegaaienmunt

 

De ontwikkeling van de Surinaamse economie 1865-2015: Transformatie van plantage-economie naar mijnbouweconomie
Het eerste artikel is geschreven door de econoom Winston Ramautarsing en belicht de ontwikkeling van de Surinaamse economie van 1865 tot 2015. In een nutshell bespreekt hij de ontwikkeling en neergang van de plantage-economie vanaf 1863 tot 1954. Twee belangrijke jaartallen: het eerste verwijst naar de afschaffing van de slavernij en het tweede naar het Statuut. Zijn geraadpleegde literatuur komt merendeels uit het archief van DSB. Interessant voor mij in dit hoofdstuk is dat wetenswaardigheden aan bod komen. In kaders, herkenbaar aan de groene kleur, lezen we onder andere dat de eerste munt van de kolonie Suriname de Papegaaienmunt was (p. 11). Deze munt werd in 1679 ingevoerd. Hierop was een papegaai afgebeeld die op een tak zit met één, twee of vier bladeren. Eén blad stond voor één pond suiker, dat toen vijf cent kostte. Deze munten werden in het midden van de achttiende eeuw duur en ze werden vervangen door speelkaarten! Dit werd het officiële geld van Suriname. De kaarten hadden een nominale waarde, een stempel en de handtekening van een bevoegde ambtenaar. Maar ook Nederlands geld dat met schepen naar Suriname werd vervoerd, werd als wettig betaalmiddel gebruikt. Het is logisch dat het transport hiervan een risicovolle en dure aangelegenheid was. Daarom werd in 1829, niet lang na de grote brand in Paramaribo, de West-Indische Bank opgericht. Die bank was bevoegd om een beperkt aantal bankbiljetten uit te geven. Doordat deze bank in 1848 ophield te bestaan, waren er nog bankbiljetten in omloop, maar er was geen plaats om deze goed te bewaren op een veilige en centrale plek en deze weer uit te geven. Om dit probleem op te lossen werd De Surinaamsche Bank opgericht. Zij startte haar activiteiten in 1865. Rond deze tijd waren er nog maar 216 plantages in productie. De slavernij was in 1863 afgeschaft en het staatstoezicht werd uitgevoerd. Dat wil zeggen dat de net vrijverklaarde slaafgemaakten nog tien jaar verplicht waren op de plantages te werken. In deze tijd speelde DSB een belangrijke rol in het betalingsverkeer van de kolonie. Van de toenmalige koloniale overheid verkreeg de bank bij Koninklijk Besluit (KB) de verantwoordelijkheid om gedurende vijfentwintig jaar als circulatiebank op te treden. Formeel werd DSB in 1864 in Amsterdam opgericht. Het aandelenkapitaal lag dus in handen van Nederlandse particulieren en bedrijven. Nadat de vijfentwintig jaren om waren, werd het octrooi per KB met enige bijstellingen, steeds opnieuw verlengd tot 1957.

De Surinaamsche Bank Tropenmuseum_Royal_Tropical_Institute_Objectnumber_60006306_De_Surinaamsche_Bank_in_de_Gravenstra

Het oude gebouw van De Surinaamsche Bank, Gravenstraat, Paramaribo. Foto KIT

Naast de plantagelandbouw waren er in de tweede helft van de negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste eeuw maar weinig economische alternatieven. De vondst van goud zorgde voor emplooi voor een deel van de ex-slaafgemaakten, terwijl de groei van het overheidsapparaat eveneens een aantal arbeidsplaatsen schiep. Naast de traditionele economische activiteiten kwamen wel nieuwe tot bloei zoals de balatawinning, maar de meeste gingen na een tijdje ook weer ten onder. De belangrijke exportproducten bleven lange tijd de traditionele agrarische producten zoals suiker en bijproducten daarvan, cacao, koffie en hout. Katoen was ten tijde van de afschaffing van de slavernij al in zijn nadagen. In tegenstelling tot de plantagelandbouw ontwikkelde de kleinschalige landbouw zich positief, in het bijzonder de rijstbouw. Na de Tweede Wereldoorlog werd Suriname een zekere mate van zelfbestuur verleend (1954). Suriname kreeg zeggenschap in binnenlandse aangelegenheden, waarbij ministers verantwoording schuldig waren aan de Staten van Suriname. Vanwege de afname van het aantal plantages en de daaruit voortvloeiende werkloosheid werd de ontwikkeling van Suriname ter hand genomen door verschillende jarenplannen. Daarna vonden er veranderingen plaats van de mijnbouweconomie (1975-2014).

De huidige relatieve welvaart is vooral te danken aan de uitbreiding en de benutting van de minerale hulpbronnen. Deze verhoogde welvaart is echter niet duurzaam: niet alleen is die afhankelijk van de grillen van de wereldmarkt, maar deze hulpbronnen zullen eens opraken. Het beleid zal daarom op niet al te lange termijn moeten worden omgebogen in een richting waarbij de opbrengsten uit de mijnbouw minder consumptief worden aangewend en zoveel mogelijk worden geïnvesteerd in het versterken van de concurrentiekracht van duurzame sectoren, zoals landbouw, veeteelt, visserij, bosexploitatie, hydro-energie en ecotoerisme. Dit is een belangrijk artikel dat goed zicht geeft op de ontwikkeling van de Surinaamse economie. [- J.D.]

LIT_Goudkoorts

Rinaldo Klas, Goudkoorts I, 2012. In bezit van De Surinaamsche Bank

 

Suriname na 1863: Maatschappelijke veranderingen in een koloniale samenleving
Het tweede artikel behandelt de maatschappelijke veranderingen in een koloniale samenleving na 1863. Het is geschreven door historicus Jerome Egger. Suriname kreeg in 1865 een koloniaal parlement dat het volk vertegenwoordigde. Het overgrote deel van de bevolking, dat zo lang in slavernij had geleefd, moest nu voor zichzelf gaan zorgen. Dit moest gebeuren in een maatschappij die vooral op Europa was gericht. ‘Pogingen om alle bevolkingsgroepen te assimileren en zo het Nederlandse culturele erfgoed bij alle Surinamers ingang te doen vinden, zouden maar deels slagen’ (p. 37). Er kwamen nieuwe economische sectoren tot bloei wat onder meer ook in hoofdstuk één in het algemeen is beschreven. Uiteindelijk besloot de kolonie zelfstandig te worden op 25 november 1975. Egger belicht de maatschappelijke veranderingen door aandacht te schenken aan verschillende onderwerpen zoals de immigratie van de contractarbeiders, de sociaaleconomische ontwikkeling van Suriname in de periode 1873 tot 1900: goud, balata en landbouw krijgen de aandacht. Ook de maatschappelijke en culturele ontwikkeling worden kort beschreven. Leuk is hierbij het stuk over de zelfontwikkeling van de bevolkingsgroepen. Het ontstaan van bijvoorbeeld de plaats Creola is hiervan een mooi voorbeeld. De ontwikkeling van Suriname na de Tweede Wereldoorlog wordt gekenmerkt door de bauxietindustrie. Het onderwijssysteem wordt verbeterd: hervorming van de kweekscholen, een beurzenbeleid en de komst van een eigen universiteit. Ook de opkomst van de vakbonden was opvallend rond de jaren zestig. De zeventiger jaren worden gekenmerkt door de onafhankelijkheid van Suriname met de gevolgen daarvan, waaronder de coup van 1980. Van de periode 1980 tot 1987 vindt de schrijver het moeilijk om een ‘evenwichtige geschiedenis te schrijven, omdat de belevenissen nog vers in het geheugen liggen…’ (p. 56). Na 1987 komt de periode van herdemocratisering en economisch herstel. Terecht schrijft Egger op pagina 63: ‘Een koloniale samenleving is een volwassen maatschappij geworden die niet altijd in staat was probleemloos een ontwikkelingspad te kiezen, maar die zich relatief vreedzaam een weg probeert te zoeken tussen de vele obstakels in deze wereld.’ [- J.D.]

de surinaamsche bank

Het moderne gebouw van De Surinaamsche Bank, Henck Arronstraat, Paramaribo

 

De mijnbouw in Suriname: Verleden, heden en toekomst
In het derde artikel, geschreven door geoloog Glenn Gemerts, wordt ruime aandacht besteed aan de mijnbouw, met name de goudsector. De kleurrijke illustraties, de statistieken en tabellen maken het lezen van dit hoofdstuk prettig en begrijpelijk. Zijn slotwoord (p. 86) laat echter een waarschuwend geluid horen en geeft stof tot nadenken: ‘Tot slot moeten we ons realiseren dat ontwikkelingslanden met grote delfstofvoorraden vaak relatief slechte economische groeicijfers laten zien, en dat delfstoffen niet onuitputtelijk zijn. De mijnbouwsector heeft dan ook geen duurzaam karakter. Daarom moeten de opbrengsten uit deze sector deels aangewend worden ter verdere ontwikkeling van sectoren die dat wel hebben.’ Dit zegt min of meer ook Winston Ramautarsing in zijn artikel. [- J.D.]

surinamerivier2

Zicht op de Surinamerivier, begin 20ste eeuw

 

Geen tijd te verliezen: Het belang van onderwijs voor de ontwikkeling van Suriname
Marie Levens, de auteur van dit artikel, is jarenlang betrokken geweest bij het Surinaamse onderwijs in leidende functies. Nu heeft ze een plek binnen onderwijsvernieuwing in de OAS-lidstaten. Vooral vanuit mondiale ontwikkeling kijkt ze in haar artikel naar het Surinaamse onderwijs. Leerkrachten staan centraal. Binnen de ontwikkelingen in de huidige wereld moeten ze vernieuwend gaan denken in hun vak. De opleiding van onderwijzers moet vanuit een wetenschappelijke benadering plaatsvinden, is haar mening. Ja, voor voortgezet, vooral middelbaar onderwijs heeft ze helemaal gelijk. Maar ze heeft het over ‘onderwijzers’ en naast deze passage staat een foto van het SPI, waar studenten worden opgeleid voor kleuter- en lagere school. Ze haalt rapporten aan over het Surinaamse onderwijs van buitenlandse organisaties die kritisch zijn en afgeven op het vele zittenblijven op Surinaamse scholen. Dat is inderdaad een zeer negatieve situatie, maar moet niet het zittenblijven aan de kaak gesteld worden? Gaat het er niet om dat het niveau van leerlingen duidelijk wordt, hun mogelijkheden, zodat ze kunnen doorstromen naar een klas waar ze hun mogelijkheden kunnen waarmaken, wetenschappelijk met het hoofd, praktisch met de handen, of sociaal, met het hart?
Terecht geeft Marie Levens aan dat veel onderwijzers nog bezig zijn met de leerlingen zoals ze dat altijd gedaan hebben, niet genoeg kindgericht. Wij leiden onze jeugd dus op voor het verleden in plaats van voor het nu en de toekomst! ICT noemt ze terecht een goede mogelijkheid tot zelfstandigheid van de leerlingen vanuit de eigen tijd.
Marie Levens geeft absoluut nuttige aanbevelingen, maar teveel gezien vanuit de internationale situatie. Dat zien we ook aan de literatuurlijst bij het artikel. Voor een aantal scholen in Paramaribo klopt het allemaal. Maar wat voor de kinderen uit volksbuurten, districten en vooral binnenland? Veel kinderen spreken thuis een andere taal dan de schooltaal, waar ze vaak bang voor zijn en dus verlegen en vaak slecht gemotiveerd.
Geef onderwijs aan deze kinderen vanuit de eigen leefwereld, met veel creativiteit en spel, met herkenbare verhalen en leuke versjes, met rekenspelletjes. Dan verliezen ze hun angst en tegenzin en gaan de school leuk vinden. En wat je leuk vindt, dat wil je leren! Dan ga je met plezier naar school! En dan kom je verder met je ontwikkeling.
Het artikel van Marie Levens is geschreven in vrij moeilijke taal, met veel woorden die in wetenschappelijke geschriften thuishoren en niet in een artikel dat gelezen moet worden door veel mensen, vooral ook binnen het onderwijs. Eenvoud is het kenmerk van het ware! [- E.M.]

jongen suriname

Met de wortels diep in de samenleving: De Surinaamsche bank en maatschappelijk verantwoord ondernemen
De bekende journaliste en schrijfster Chandra van Binnendijk, die lang redacteur van ‘dWTL’ was, heeft ook haar bijdrage geleverd aan dit veelzijdige boek. In de titel van het hele boek staat: ‘Verbonden, zichtbaar en betrokken’. Die woorden slaan duidelijk op de inhoud van dit artikel, waarin Chandra de betrokkenheid van DSB bij de Surinaamse maatschappij beschrijft. In drie aspecten heeft de bank die betrokkenheid geformuleerd: economische prestaties, respect voor de sociale kant van het leven en ecologische randvoorwaarden om de Surinaamse natuur te sparen. Hoe brengt de bank deze doelstellingen in praktijk? Daarover gaat het artikel. Zo financiert DSB alleen leningen voor bedrijven of projecten die maatschappelijk verantwoord zijn. Dus geen zaken die te maken hebben met milieuverontreiniging (goud delven met kwik bijvoorbeeld), ook geen casino’s, die aanzetten tot gokverslaving en geen seksprojecten. DSB bevordert ook natuurbescherming, door verantwoorde afvalverwerking bijvoorbeeld en het bevorderen van biodiversiteit. DSB wil dus bijdragen aan een betere samenleving en schenkt bedragen aan instellingen die zich inzetten voor cultuur, onderwijs, leesbevordering en milieu. Het jaarlijkse Kinderboekenfestival in stad en districten wordt gesteund door de bank en directeur Proeve is zelfs voorzitter van de stichting. Het jaarlijkse kerstconcert is een traditie waar elk jaar weer duizenden mensen van genieten.
DSB kan zich ook kritisch opstellen, met name ten opzichte van het overheidsbeleid. Zo heeft de directie een duidelijke mening over de landbouw, die door de overheid nogal eens verwaarloosd wordt, dit in tegenstelling tot de mijnbouw. Maar de landbouw is duurzaam en de mijnbouw houdt eens op als de grond uitgeput is.
Positieve kleine ondernemers kunnen een microkrediet aanvragen om hun bedrijfje van de grond te tillen. Chandra geeft een mooi voorbeeld van een echtpaar dat een lening krijgt om een restaurant te openen. Ondanks problemen redden ze het. Ze blijven geloven in wat ze doen.
‘Met de wortels diep in de samenleving…’ is een positief en interessant artikel dat ons laat zien dat DSB erop uit is om het positieve in deze vaak negatieve samenleving te ondersteunen. Goed voorbeeld doet goed volgen. Laten wij dat hopen! [- E.M.]

LIT_Kerstconcert

Kerstconcert

 

255 jaar papiergeld in Suriname: Surinaamse bank- en muntbiljetten van 1760 tot 2014
Van Theo van Elmpt is dit artikel over de geschiedenis van het Surinaamse papiergeld. Hij is een specialist op dit gebied en heeft verschillende boeken geschreven over papiergeld in Suriname en op de Antillen. Dit artikel bevat veel afbeeldingen van papiergeld door de eeuwen heen.
Na lezing besefte ik ineens dat ik altijd alleen maar gekeken heb naar welk bedrag op het biljet staat. Nu pakte ik er een van 100 srd en een van 50 bij, en bekeek ze op alle genoemde details.
Voor 1750 werd er in de kolonie Suriname alleen gebruik gemaakt van koperen en zilveren munten. Er was nog niet veel geld nodig. In 1760 kwam er ook ‘kaartgeld’, van karton. Het interessante aan het artikel van Van Elmpt is dat enerzijds de geschiedenis van het papiergeld beschreven wordt tegen de achtergrond van de geschiedenis van het land. Bijvoorbeeld dat er na 1863 ineens meer geld nodig was. De bevolking bestond voor het grootste deel uit slaven en die gingen toen verdienen! Anderzijds geeft de auteur een goed beeld van de deskundige ontwikkeling van het papiergeld, zoals met betrekking tot beveiliging, de kwaliteit van het materiaal en vooral ook de thematiek van de illustraties. Vanaf 1957 werden de biljetten niet meer in Nederland uitgegeven, maar deed de Centrale Bank van Suriname dat. De minister wilde eerst als thema ‘vrijheidsstrijders’, maar uiteindelijk werd gekozen voor de Surinaamse vrouw. In 1982 kwam er zelfs een ‘revo-serie’ en vanaf 1986 een Anton de Kom-serie. Die werd later vervangen door het bankgebouw. Dat hebben we nu nog! [- E.M.]

 

suriname_dollar_10-2

De kunstcollectie van De Surinaamsche Bank: Een collectie om trots op te zijn
En dan het laatste artikel, van Marieke Visser, die veel over kunst en cultuur schrijft. Met haar bijdrage geeft zij meerwaarde aan dit toch al zo mooie boek. Waarom? Haar artikel gaat over de beeldende kunstverzameling die DSB vanaf de jaren ’70 van de vorige eeuw tot nu toe heeft aangeschaft, een ‘bedrijfscollectie’ die voor iedereen te zien is in het hoofdgebouw van de bank en in alle filialen. Aan de wieg van DSB-kunstcollectie stonden toenmalige directeur Jozef Brahim en zijn kunstzinnige adviseur Rudi de la Fuente. Dichter Orlando Emanuels werkte toen bij de bank en stond hen bij. Tegenwoordig, onder directeur Sigmund Proeve, is Henna Rellum verantwoordelijk voor uitbreiding en onderhoud van de collectie.
Marieke Visser beschrijft ook hoe de kunstcollectie van de bank de ontwikkeling van de beeldende kunst in ons land weerspiegelt. Een stukje Surinaamse kunstgeschiedenis dus! Dat is op zichzelf al heel bijzonder in een boek van en over een bank dat veel over economische zaken bevat. Zoals de bank lof verdient voor zijn ondersteuning van positieve maatschappelijke doelen, zo is het ‘kunstproject’ zeer lovenswaardig. Het is belangrijk dat men inziet dat ook creatieve zaken, zoals kunst, essentieel zijn in een samenleving. Een goed artikel! De meerwaarde bestaat uit het grote aantal Surinaamse kunstwerken dat met een korte beschrijving is afgebeeld. Het bankboek is ook een kunstboek geworden! In de opvatting van DSB hoort kunst er dus echt bij. Bij dit artikel staan twee voorbeelden van kunstwerken die de betrokkenheid bij de maatschappij laten zien. [- E.M.]

slavernij wisselbrief vrijkopen slaaf

Een wisselbrief voor het vrijkopen van een slaaf

 

Conclusie
Het gedenkboek ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van DSB geeft ons niet alleen een mooi overzicht van onder andere de economische, sociaal-culturele ontwikkeling van Suriname. Het is een wake-up-call voor ons allen maar met name voor de beleidsmakers, want veranderingen gebeuren niet vanzelf. Vooral met het oog op de komende verkiezingen zal het Surinaamse volk hiertoe een nieuwe generatie leiders moeten gaan kiezen op basis van integriteit, economisch beleid en resultaten. Met goed leiderschap kan Suriname in de toekomst nog steeds een welvarend land worden. Maar dan is het wel, zoals Ramautarsing dat op pagina 35 zegt, ‘noodzakelijk om de zaken fundamenteel anders te gaan aanpakken. Er is dringend behoefte aan een breed gedragen hervormingsprogramma voor de groei van de nationale productie en het creëren van arbeidsplaatsen in de particuliere sector.’

verbonden zichtbaar en betrokken

Peter Sanches (redactie): Verbonden, zichtbaar en betrokken. 150 jaar dienstbaar aan de Surinaamse samenleving, 168 pp.. Utrecht: LM Publishers, 2015. ISBN 978 94 6022 382 2

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter