blog | werkgroep caraïbische letteren

De ‘zwarte canon’ is nergens voor nodig

door Elma Drayer

In oktober 2006 verscheen de Canon van Nederland. De toenmalig minister van onderwijs had aan de commissie-Van Oostrom de opdracht gegeven om nationale gebeurtenissen te verzamelen waarvan elk kind aan het eind van de basisschool weet moest hebben. Juist in die jaren stond ons gebrekkig historisch bewustzijn volop in de belangstelling. Zo’n canon, was de gedachte, zou dat euvel op termijn verhelpen.

De commissie kwam met vijftig zogeheten ‘vensters’ die bij elkaar ‘de goudgerande basiskennis omtrent de cultuurgeschiedenis’ bevatten. En uiteraard was de inkt nog niet droog of het gekrakeel barstte los. De een vond dat de canon te weinig vrouwen telde, de ander dat Annie M.G. Schmidt er niet in had gemogen, een derde meende dat Pim Fortuyn ten onrechte ontbrak, bèta’s misten bètawetenschappers, Limburgers eisten meer aandacht voor de Limburgers, Friezen voor de Friezen.

Voor zover ik me herinner was er evenwel destijds niemand die klaagde dat de canon ‘de zwarte bladzijden’ in onze geschiedenis opzettelijk verzweeg. Dat zou ook tamelijk mal zijn geweest. De commissie legde immers geen enkele preutsheid aan de dag: Jodenvervolging, slavernij, Srebrenica – ze kwamen keurig langs. Als de canon eenmaal was ingevoerd, kortom, zouden alle twaalfjarigen van Nederland voortaan weten dat ons verleden niet alléén glorieus was geweest.

Maar zie. Onlangs bleek dat de commisie-Van Oostrom broddelwerk heeft afgeleverd – althans volgens historicus Chris van der Heijden. Vorige week [tweede week maart 2012 – red CU]  publiceerde hij in De Groene Amsterdammer ‘De zwarte canon’, en haalde daarmee nog het nieuws ook. De officiële canon zorgt er volgens hem voor dat wij onze historie veel te rooskleurig bezien: die bevat ‘bijna uitsluitend’ gebeurtenissen waarop wij ‘trots’ kunnen zijn. ‘Een schadelijke leugen’ noemde hij dat in Het Parool. Een verklaring wist hij ook: wij kunnen namelijk ‘niet zo goed omgaan met de mindere kanten van onze geschiedenis’.

O nee? In 2008 hielden het Historisch Nieuwsblad en de Volkskrant de zogeheten ‘Geschiedenismonitor’ – een peiling die de historische kennis testte van een ‘representatieve’ groep Nederlanders. Interessant was niet zozeer dat de deelnemers bedroevend scoorden op feitenkennis; daarvoor werd per slot die canon in het leven geroepen. Interessant was dat zij zich uitbundig bleken te schamen over de zwarte bladzijden uit de nationale geschiedenis: de slavenhandel, het koloniale tijdperk, het gebrek aan verzet tegen de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog. Netjes dus, zoals het volgens Van der Heijden hoort.

Nog curieuzer is wat hij in de toelichting op de zwarte canon betoogt. Daarin berispt hij op hoge toon zijn collega’s, die volgens hem te weinig beseffen dat geschiedschrijving ‘gemaskeerde actualiteit’ is. Geschiedenis gaat ‘slechts ten dele’ over het verleden en ‘misschien nog wel meer’ over het heden. Dat lijkt me, met alle respect, een open deur van jewelste. En zelf denkt hij op mysterieuze wijze aan deze verblinding te kunnen ontsnappen?

Het geestige is natuurlijk dat juist zijn onderneming de tijdgeest trouwhartig weerspiegelt: wij dienen ons diep te schamen over de misstappen onzer voorvaderen – tot in het zoveelste geslacht. Wie daar wat precies mee opschiet, blijft de interessante vraag.

[uit Trouw, 15-3-2012]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter