blog | werkgroep caraïbische letteren

Clyde Lo A Njoe – Gedicht

Anna

Misschien was dat haar laatste nood in een zucht
die doordreunde in het kraken van mijn zolen.
Schaduwen schoten mij voorbij op de vlucht.
Cipiers in ‘t wit, achter een glimlach verscholen.

Stap voor stap naderde ik het einde loodvoets.
Dichter bij die cel, waar niet zo lang geleden
Anna daar lag, – uitgeblust en onverhoeds, –
haar ademtochten door de leegte sneden.

Zij en ik vonden eindelijk de kille moed.
Gingen rillend binnen, samen eenzaam.
Anna de enige streng van het eigen bloed.
Anna moeder-dochter, huiverend in één naam.

Nu gaat zij, Anna de jongere, de weg alleen.
Staat bij de tolgrens, wordt de band hersteld.
Raken vingertoppen elkaar even, – zo sereen, –
alsof de dood nu onbeschaamd seconden telt.

De vochtigwarme kus op het broze gezicht,
de rimpels door een windvlaag weggevaagd.
In de late schemering tempert het licht
en Deo Gratias, geen sterveling die klaagt.

Copyright ©C.R. Lo A Njoe 1984

 

Clyde Lo A Njoe – Papiando con brio (2002, acryl op canvas)

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter