blog | werkgroep caraïbische letteren

Bea Vianen, x-factor in de Surinaamse literatuur

door Jerry Dewnarain
Bea Vianen heeft gedurende haar schrijverschap in een periode van tien jaar vijf romans geschreven. Daarnaast zijn er van haar hand ook vijf gedichtenbundels. Haar debuutroman Sarnami, hai verscheen in 1969 en haar laatste roman Geen onderdelen in 1979. Daartussenin schreef zij Strafhok (1971), Ik eet, ik eet, tot ik niet meer kan (1972) en Het paradijs van Oranje (1973). De drie laatste boeken zijn na elkaar uitgegeven binnen een periode van drie jaar. Het opmerkelijke is dat Bea Vianen haar werk van meet af in Nederland heeft kunnen publiceren, iets wat lang niet alle Surinaamse schrijvers gegeven was in die periode. Om binnen te dringen als Surinaamse schrijver in de wereld van Nederlandse toonaangevende uitgeverijen moet je uit goed hout gesneden zijn en dat bewijst Vianen met haar schrijfkunst. Ed. Hoornik (dichter) werkte na de oorlog voor de Sticusa (Stichting voor culturele samenwerking met Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen) en was lange tijd redacteur van De Gids. Hij hielp Bea Vianen onder andere met het redigeren van haar werk. De literatuur van het tijdvak 1957-1975 werd in sterke mate door het krachtenveld Suriname-Nederland bepaald. Overigens moet ook worden vastgesteld dat nooit eerder over zo een breed front een heroriëntatie gezocht werd op het eigene, en dat de eigen identiteit nooit eerder zo indringend object van literaire verbeelding is geweest.
Bea Vianen
Het schrijven voor Vianen begon doordat het in haar zat om bepaalde dingen niet te accepteren. Op het internaat waar zij als jong meisje van acht zat, was ze wars tegen alles in. Ze wilde niet dat er iemand aan haar kwam, ook lijfelijk niet. Vianen wou toen al niet dat men haar bestreed in haar vrijheid. Bea Vianen staat in haar schrijverspositie tamelijk alleen en daarom kan zij een pionier genoemd worden. Het is kenmerkend voor een pionier dat die voorop loopt en iets doet wat anderen daarvoor nog niet gedaan hebben, dat hij of zij eigen wegen zoekt. Dat is met de schrijfster Bea Vianen het geval. Er waren geen voorbeelden in eigen land. Zij is de eerste auteur die de bittere tegenstellingen in Suriname op het gebied van armoede, etniciteit (‘strafhok’), sociale status, sekse, seksuele geaardheid, godsdienst en interraciale verhoudingen aan de kaak stelt in haar romans. Zij is de eerste schrijver die haar vaderland Suriname ‘een wildernis’ noemt in haar eerste roman Sarnami, hai en in haar tweede roman een ‘strafhok’. Dit doet zij in een periode waarin het dekolonisatieproces van Suriname volop in gang is; een periode waarbij het nationalistische gevoel een grote rol speelt. Zij is echter ook de eerste schrijver die zowel het moederland Nederland als haar eigen mensen bekritiseert: ‘Klein achterlijk land. Laffe mensen. Onwetende mensen. Bange mensen. Mensen die nog altijd niet willen begrijpen dat voedsel een van de meest gewone dingen is in het leven en die daarom bang zijn voor de dag van morgen. Het land is achterlijk gebleven en de mensen bang, omdat er sinds de koloniale tijd en de tijd van de slavernij in wezen niets is veranderd.’ (Strafhok, p. 180)
De boeken van Bea Vianen zijn zo vaak gelezen omdat de literaire kracht ervan ontegenzeglijk groot is en omdat Bea Vianen zo zuiver het perspectief van een kritische generatie van Surinamers weet te verwoorden. Want Vianen bakt geen zoete bollen als het om Suriname gaat. Ze is ook een pionier op het gebied van de taal. Het taalgebruik in haar werk is een eigen creatie geweest. Het is niet het Algemeen Beschaafd Nederlands dat er wordt gesproken, maar een Nederlands dat herkenbaar is voor haar eigen landgenoten. Zij creëerde een nieuwe literaire geest met de verschijning van haar romans door Surinaams-Nederlandse woorden, Sarnámi en Surinaams-Javaanse woorden te gebruiken. Hierdoor heeft ze een duidelijke stem in de samenleving laten horen.
Bea Vianen is vooral een schrijver die is gebleven. Eind jaren zestig van de vorige eeuw verschijnen boeken die herkenbaar zijn voor Surinaamse jongeren. Thema’s als vrijheid en identiteit spelen rond deze jaren in Suriname – dat zelf ook op weg is naar het verwerven van zelfstandigheid – een enorme rol. Haar boeken worden nog steeds gelezen, want ze zijn algemeen menselijk en van alle tijden. Ze houden de lezer een spiegel voor, voor hen die denken dat Suriname ‘Switi Sranan’ is. Bea Vianen ontkleedt Mama Sranan genadeloos en laat zien dat haar kinderen met heel veel ‘hebi’ en ‘kunu’ zitten!
In Sarnami, haibetekent vrijheid het doorsnijden van alle banden en het aangaan van geen enkele verplichting. Degene die zich bindt aan allerlei ‘hebi’, wordt de gevangene van zijn omstandigheden. Individueel bereikt de hoofdfiguur Sita deze vrijheid, maar in het ruimere verband van de familiegeschiedenis is ze niet verder gekomen dan in een vicieuze cirkel. Vrijheid voor de een is gebondenheid voor de ander; en degene die zelf vrij wil zijn, is eenzaam, want die plaatst zich buiten de normale spelregels die in de Surinaamse maatschappij gelden. Deze spelregels zijn verstikkend voor Sita, doordat ze als dochter en als vrouw gedwongen wordt een positie van afhankelijkheid en ondergeschiktheid in te nemen, die ze alleen kan ontduiken door het land, die wildernis zoals ze het noemt, te verlaten.
De romans van Bea Vianen zijn nog altijd zeer leesbaar ondanks hun ouderdom. Vanwege de thematiek, die gebonden is aan plaats en tijd, maar tegelijkertijd algemeen menselijk is en van alle tijden. Sarnami, hai en vooral Strafhok lezen als een trein en zijn daardoor nog steeds populair. De eenvoudigste laag is die van jonge mensen die vechten voor hun geluk en door seksuele en andere relaties ontdekken hoe de wereld en het leven in elkaar zitten. Dat de meeste personages jong zijn en op hun manier ondernemend, maakt ook dat deze romans ondanks de uitzichtloosheid en saaiheid die hun milieus kenmerken, iets spannends en optimistisch hebben. De vele dialogen versterken dat. Zo is het eigenlijk ook met Ik eet, ik eet, tot ik niet meer kan. Tegen de stroom van armoede en onderdrukking van ouderen kiezen jongeren op hun eigen manier voor eigen leven. De auteur geeft de lezer de ruimte om die toekomst zelf in te vullen. Uit de cyclische structuur en de voortdurende cynische waarnemingen blijkt voor de ervaren lezer echter haar eigen pessimistische kijk. Er moeten nog veel sporen van kolonialisme en godsdienstige indoctrinatie uitgewist worden, lijkt Bea Vianen in al haar romans uit te schreeuwen, voor Suriname een paradijs kan worden. En is dat heden ten dage niet nog zo?

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter