blog | werkgroep caraïbische letteren
All posts by Carlet:

Homerus en Omeros

door Els Moor

‘Zing voor de man van duizend listen, Muze, die zoveel/ Rondzwierf nadat hij de heilige stad van Troje verwoest had…’

Dit zijn de beginregels van de Odysseia van Homerus, het klassieke verhaal over Odysseus, die tien jaar streed in de oorlog om Troje en daarna weer tien jaar moest rondzwerven met allerlei uitdagende avonturen, om thuis te komen. Het is een klassiek werk, evenals de Ilias over de Trojaanse oorlog, dat ongeveer 750 voor Christus werd vastgelegd vanuit de orale verhalen-traditie over goden en helden. Dit is een gegeven dat we steeds weer tegenkomen als we een literatuur vanaf het begin, de mondelinge fase, bestuderen. Kijk naar onze Surinaamse Odysseus: Anansi. Beiden moesten overleven en redden het door hun slimme streken.

read on…

De toekomst van de studie van de (post)koloniale Nederlandse literatuur

Aan de Universiteit van Amsterdam vond op vrijdagmiddag 20 september 2013 een debatbijenkomst plaats, georganiseerd door de hoogleraren Thomas Vaessens en Michiel van Kempen, over de toekomst van de studie van de (post)koloniale literatuurstudie in Nederland. Wetenschappers van verschillende universiteiten bogen zich over vragen naar de status en richting van dit veld van literatuurwetenschap. Hieronder de inleiding die Michiel van Kempen gaf ter opening van de bijeenkomst.

read on…

Kunst en cultuur als oppepper voor Marowijne

‘Kunst en cultuur als middel om het district Marowijne weer positief op de kaart te zetten.’ Dat is de visie van de kunstenaar en initiatiefnemer Marcel Pinas van het ‘Moengo Festival of…’, dat dit jaar in het teken staat van muziek. “We kennen allemaal de geschiedenis van het gebied. Op deze manier wil ik die mensen een kans bieden om zichzelf terug te vinden en te uiten.”

read on…

André Loor vertelt…

Donderdagavond 19 september, heeft om 19.30u in het Hoekhuis aan de Waterkant in Paramaribo in kleine kring de officiële presentatie plaatsgevonden van André Loor vertelt…, Suriname 1850-1950. Deze nieuwste VACO-uitgave is geschreven door de welbekende en alom gerespecteerde historicus André Loor, die talloze onderscheidingen ontving, die vereeuwigd is met een bronzen kopstuk en die recentelijk te horen heeft gekregen dat een straat naar hem vernoemd zal worden. De heer Loor is vooral bekend als verteller – hij was jarenlang op televisie te zien met een programma waarin hij vertelde over de geschiedenis van Suriname – en als leraar geschiedenis. Een deel van zijn vermaarde kennis is nu opgenomen in dit boek, waarin hij op de hem zo typerende wijze verhaalt over het Suriname van die jaren.
Tijdens de presentatieavond werd de heer Loor voor het voetlicht geplaatst door de heren Walther Tjon A Tjieuw en dr. Hans Breeveld, die de auteur ieder in een andere hoedanigheid hebben leren kennen. Hierna gaf ceremoniemeester Deryck Ferrier het woord aan de heer Loor. Deze vertelde over de totstandkoming van het boek en overhandigde vanwege het belang van dit boek voor de samenleving het eerste exemplaar aan minister Moestadja van Binnenlandse Zaken. Ook mw. R. Tjien Fooh van het Nationaal Archief Suriname mocht een exemplaar in ontvangst nemen.
Over het boek:
De jaren 1850-1950 vormden een keerpunt in de geschiedenis van Suriname. Centraal stonden onder andere de afschaffing van de slavernij, de komst van vele immigranten uit verschillende delen van de wereld, de invoering van de leerplicht en het beschikbaar komen van gas en elektriciteit waardoor het dagelijks leven gemakkelijker werd. Het straatbeeld veranderde door de komst van fietsen en auto’s en het verdwijnen van paard en wagen. Er verschenen verschillende kranten en meer mensen leerden lezen. Ook kwam de eerste radio-omroep tot stand en de winning van goud en bauxiet ontwikkelde zich door industriële productie.
[uit Dagblad Suriname, 20-09-2013]

Rozenkruisers herdenken oude meesters

door Tascha Samuel

 
Jaarlijks wordt er een herdenkingsceremonie van de Pyramiden gehouden door de Aloude Mystieke Orde van de Rozenkruisers (Amorc). “Het is ter nagedachtenis van de diegenen die hebben bijgedragen aan de culturele en spirituele erfenis, die wij in het verleden hebben ontvangen”, geeft Joseph van Fredrikslust aan.
Deze viering vindt plaats op zondag 22 september. “Dan komen wij als Rozenkruisers bij elkaar, in aanwezigheid van onze vrienden en genodigden. Wij gedenken dan al diegenen die zich door de eeuwen heen hebben ingespannen om de kennis vast te leggen. Opdat deze nooit verloren zal gaan en beschikbaar zal zijn voor alle zoekers naar ‘licht’,” legt de grootmeester van de orde uit.
Synthese van wijsheid
Volgens de traditie gaat deze zoektocht naar het licht terug tot de Mysterie Scholen van het oude Egypte. Daar kwamen verlichte mystici regelmatig bijeen om een beter beeld te verkrijgen van de wetten die het universum, de natuur en de mens zelf, regeerden. In de ogen van de ingewijden waren de heiligste tempels de drie grote Piramides van Gizeh. Van deze drie wordt de Piramide van Cheops beschouwd als een synthese van wijsheid die de oude Egyptenaren bezaten. Deze Piramide vereeuwigt overigens tot deze dag het inwijdingspad dat de mens moet volgen om zich geleidelijk naar volmaaktheid te verheffen. Dat is voor dat wezen het ultieme doel van zijn spirituele evolutie.
Niet mystiek
Vandaag de dag is de Amorc in vele landen vertegenwoordigd en zij stelt haar onderricht beschikbaar aan alle zoekers, zonder onderscheid naar ras , sekse, cultuur en godsdienst. Jan Cheuk A Lam is al meer dan dertig jaar Rozenkruiser. “Voor mij persoonlijk is één van de belangrijkste dingen die ik heb bereikt vanuit de leringen, dat ik innerlijk rustig ben geworden. Beter kan omgaan met problemen en dat ik mij dienstbaar opstel naar de mensheid.” Volgens de Rozenkruiser zijn de leringen helemaal niet mystiek of intellectueel. Het wordt ons bij elke les voorgehouden dat het er vooral omgaat om je denken, doen en houding af te stemmen op wat je leert. Dus dingen als dienstbaarheid zijn manieren waarop ik de lessen in het dagelijks leven probeer om te zetten.”
Onwetendheid
Cheuk A Lam gelooft dat vooral door onwetendheid mensen een ‘negatief’ beeld hebben van de orde. Hij meent dat het vaak mensen zijn die ‘dingen horen’ maar die geen moeite doen om zelf te komen ontdekken. ‘We hebben openbare lezingen, elk jaar een open dag maar dan zijn het die praters die niet komen om zelf kennis op te doen.” Dat het woord mystiek ook al vragen opwerpt begrijpt hij. Maar mystiek verwijst volgens de kenner gewoon naar de afstemming, en dan wel specifiek de geestelijke afstemming van je leven op God.
[naar de Ware Tijd, 21/09/2013]

Standaardisatie Saamaka Tongo kent vele aspecten

 door Audry Wajwakana
Paramaribo – Om te komen tot één spelling- en schrijfwijze voor de Saamaka Tongo dient er rekening gehouden te worden met de vele varianten en klanken van de taal. Dat gaven delen van het goed opgekomen publiek donderdagavond mee aan Stichting Saamaka Akademiya, bij de lezing ‘De media en Saamaka Tongo’. Het is precies een jaar geleden dat de stichting het proces heeft ingezet om de taal samen met het directoraat Cultuur te institutionaliseren.
Invloed
Inleider Kenneth Lazo schetste de huidige positie van de Saamaka Tongo in de media. Als radio- en televisiepresentator heeft hij waargenomen dat de taal het best aan bod komt bij de radio. “Dat komt door de overheid die voorlichtingsprogramma’s vertaalde. Ook ngo’s hebben meegewerkt door hun boodschap via dit medium te verspreiden”, zegt hij. De reikwijdte van de verschillende radiozenders vanuit Paramaribo en community radiozenders in de verschillende dorpen heeft hieraan ook meegeholpen. Bij de televisie gaat dat er ietwat anders aan toe, vanwege de beperkte reikwijdte en zendmasten die in het binnenland ontbreken.
De binnenlandbewoners hebben deze opgevangen middels video-opnames en gebruikgemaakt van dvd-spelers om beeldinformatie te krijgen. “Als we kijken naar de relatie tussen taal en cultuur, zien we dat veel Afrikaanse films in trek zijn bij marrons vanwege de cultuurovereenkomsten”, haalt Lazo aan. Hierdoor hebben ze interesse voor de inhoud van die films. “Jongeren in Paramaribo hebben daarop ingespeeld door de inhoud van de films te vertalen.” Dat is volgens de inleider ook een manier om te zien welke invloed de taal via het medium televisie heeft op mensen. “Een wereld gaat open voor die mensen”, zegt hij. Als bewoner uit Santigron heeft hij meerdere keren meegemaakt dat de mensen uren over de inhoud van een film kunnen discussiëren.
Bijdrage
Bij de discussieronde van de lezing is echter afgeweken van het thema ‘De media en Saamaka Tongo’. Vanwege de complexheid en moeilijkheidsgraad van de taal, riep Johan Roozer van het directoraat Cultuur andere organisaties en Saamaka-mensen op om hun bijdrage te leveren aan het proces.
“De taal is een stukje erfgoed, waarin heel wat geschiedenis verborgen is”, geeft hij de aanwezigen aan. Vanwege het emancipatieproces dat zich bij verschillende marrongroepen voltrekt, vindt hij dat er haast geboden is om de normering van de taal bij wet te laten vastleggen. “Mensen worden oud en het doorgeven van verhalen geschiedt op een traditionele manier die voor de niet-Saamaka onbegrijpelijk is.” Ondanks dat algemeen bekend is dat de letters ‘g’ en ‘r’ niet in de taal voorkomen, hebben de verschillende Saamaka-woorden vele uitspraakmogelijkheden. Los van die mogelijkheden hebben de verschillende Saamaka-dorpen ook andere intonaties..
[uit de Ware Tijd, 21/09/2013]

Veel tijdschiften verdwijnen

De komende jaren verdwijnen er in Nederland veel dagbladen en tijdschriften. De markt is verzadigd. Er zijn te weinig lezers voor zoveel titels. Bovendien eist de razendsnelle digitalisering haar tol. Dat staat in een rapport van adviesbureau Price Waterhouse Coopers.

read on…

Eerste Mr. Jagernath Lachmon Lezing

VHP-Nederland herdenkt op zaterdag 21 september 2013 in De Nieuwe Kerk te Den Haag, de 97ste geboortedag van VHP voorzitter, wijlen Mr. Jagernath Lachmon. De heer Lachmons rol en betekenis is van grote waarde voor Suriname en de Surinaamse samenleving. De VHP-Nederland heeft gemeend om mr. Lachmon te eren door de “Jagernath Lachmon lezing” in te stellen. De eerste lezing wordt gehouden op 21 september 2013 in het kader van de Internationale Dag van de Vrede.
Op deze eerste inleiding komen twee inleiders aan het woord, te weten de heer Chandrikapersad Santokhi, de huidige voorzitter van de VHP, en de heer Drs. Albert Ramdin, assistent secretaris-generaal van de Organisatie van Amerikaanse Staten. Ambassadeur Albert Ramdin levert zijn bijdrage op persoonlijke titel. Het thema van hun lezing heeft betrekking op vraagstukken rondom de maatschappelijke vrede. Daaronder kunnen onderwerpen vallen zoals de bestrijding van criminaliteit, corruptie, terrorisme, discriminatie, racisme, etnische conflicten en het handhaven van veiligheid. De inleiders worden bevraagd door Prof. Dr. Ruben Gowricharn. Daarna treedt hij op als gespreksleider met het publiek. De middag wordt afgesloten met een informeel gedeelte met ruime mogelijkheden tot netwerken.
Programma
14:00 uur: Inloop
14:25 uur: Welkomstwoord drs. S. Mahesh, voorzitter van VHP-Nederland
14:30 uur: Toespraak Rabin Baldewsingh (Wethouder Den Haag)
14:35 uur: Opvattingen en inzet van mr J. Lachmon voor de maatschappelijke vrede, door dhr.  Chandrikapersad Santokhi
15:00 uur: De praktische relevantie van het politieke gedachtegoed van Mr. J. Lachmon in het Caribisch Gebied en daarbuiten door Ambassadeur Albert R. Ramdin
15:25 uur: Interview inleiders door prof.dr. R.S.Gowricharn
15:40 uur: Discussie met het publiek
16:00 uur: Informeel en netwerken
17:00 uur: Sluiting
Datum: 21 september 2013
Tijd: 14.00 uur – 17.00 uur
Locatie: De Nieuwe Kerk
Adres: Spui 175, 2511 BM Den Haag
Tel: 070-363 4917

Aangrijpende novelle Tutuba gepresenteerd

door Stuart Rahan

De nieuwe novelle Tutuba van Cynthia McLeod is woensdag gepresenteerd in het Bijlmer Parktheater. Historicus Leo Balai, bekend van het historisch onderzoek naar het slavenschip Leusden, mocht als eerste de boeken ontvangen. Tutuba is geschreven naar aanleiding van zijn onderzoek.
Bij deze gelegenheid was speciaal aanwezig de Surinaamse radiopersoonlijkheid Gerda Duttenhofer, die ook enkele exemplaren in ontvangst mocht nemen. Het boek is ook vertaald in het Engels. Op 19 november 1737 vertrok het slavenschip Leusden van Elmina, Ghana met een lading van 700 geroofde en gevangen Afrikanen, die als slaaf zouden worden verkocht in Suriname. Een van hen was het vijftienjarige meisje Tutuba.
Op 1 januari 1738, na een gunstige reis van zes weken, liep de Leusden op een zandbank in de Marowijnerivier en verging. De voltallige bemanning wist zich te redden, maar de 664 gevangenen in het ruim kwamen jammerlijk om omdat de bemanning de luiken had dicht getimmerd. Bij toeval overleven Tutuba en vijftien anderen deze vreselijke ramp. Haar verhaal en het relaas van de kapitein worden beschreven in deze aangrijpende historische novelle van Cynthia McLeod.

[uit de Ware Tijd, 19/09/2013]

door Diederik Samwel

Geen vrolijk boek

McLeod vertelde dat ze het verhaal in drie weken tijd ‘in grote lijnen’ had geschreven tijdens een verblijf op Bonaire. Daar vergezelde ze een van haar kleinkinderen die daar haar Nederlands staatsexamen moest afleggen. Een bizarre ervaring, vond McLeod. Ze was daar omringd door 16- en 17-jarigen terwijl zij in haar hoofd bezig was met het levensverhaal van een meisje van dezelfde leeftijd dat bijna 300 jaar eerder de gruwelijkste dingen had meegemaakt.

McLeod vertelde tijdens de presentatie dat ze in de loop der jaren nogal eens de kritiek had gekregen dat ze in haar bestseller Hoe duur was de suiker een te mild en te genuanceerd beeld had geschetst van het slavernijverleden. ‘Alsof het allemaal wel meeviel binnen de verhoudingen tussen blank en zwart. Mijn verhaal zou eigenlijk veel te mooi zijn. Nou, laat ik jullie dit zeggen: Tutuba is geen vrolijk boek.’

Beter geworden

Overigens schreef McLeod Tutuba tot twee keer toe. Na aankomst vanuit Bonaire op Zanderij bleek haar laptop te zijn verdwenen. Mét het manuscript. En dan kon haar kleindochter haar nog zo vaak voorhouden dat ze het document minstens elke dag naar zichzelf had moeten mailen, zo verstandig was ze dus niet geweest. ‘Ach, misschien is het wel ergens goed voor geweest en is het boek er juist beter op geworden.’ McLeod is volgende week woensdag aanwezig bij de première van de speelfilm Hoe duur was de suiker waarmee het Nederlands Filmfestival wordt geopend. Op 4 oktober presenteert ze Tutuba in Paramaribo, bij Vervuurt aan de Waterkant.

[uit Starnieuws, 19 september 2013]

Debat: de Afrikaanse rol in de geschiedenis van de slavernij

Leo Balai, Marcel van Engelen en Alberta Opoku in gesprek over slavernij

Gratis toegang tentoonstelling Slavernij Verbeeld en zondagmiddagsalon

Op zondagmiddag 22 september spreken Leo Balai, Marcel van Engelen en Alberta Opoku met elkaar over de Afrikaanse rol in de geschiedenis van de slavernij. De tentoonstelling Slavernij verbeeld is in het weekend van 21 en 22 september gratis te bezoeken.

read on…

Creool, Marron, Afro-Surinamer

door Nikki Mulder
In Guyana is het gemakkelijk: iedereen met Afrikaanse roots is African/Black of gemengd. In Suriname is de volkstelling echter aanleiding voor behoorlijk wat discussies over zwart, zwarter, zwartst. Stadscreool, plantageneger, busnengre: het zijn allemaal woorden die uiteindelijk op hetzelfde neerkomen. Of toch niet?
“Carl Breeveld en Ronnie Brunswijk zijn gewoon twee negers, ongeacht of de één nou beter geschoold is dan de ander of er bepaalde tradities op nahoudt.” In een ingezonden stuk inde Ware Tijd van 12 september stelt Irwin Maatrijk resoluut dat we moeten ophouden met het indelen van de Afro-Surinaamse bevolking. Volgens hem is het koloniaal om onderscheid te maken tussen Creolen en Marrons. Wat er toe doet, zijn je Afrikaanse wortels.
Zijn opiniestuk is een stevig pleidooi voor het aanpassen van een gedateerde administratie. Maar ‘Creool’ en ‘Marron’ zijn hoewel niet onbetwist ingeburgerde identiteiten. “Etniciteit geeft aan hoe personen zichzelf zien en hoe ze zich voelen”, zegt Iwan Sno, de directeur van het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS). Het heeft daarom minder te maken met vaststaande kenmerken en meer met cultuur, taal en de betekenis die je er zelf aan geeft. Dat maakt etniciteit veranderlijk en wankel, maar niet minder emotioneel beladen.
Blanke Creool
Sno herinnert zich bijvoorbeeld een voorval uit de vorige telling in 2004. “Een blanke man, een geboren en getogen Surinamer, gaf ‘creool’ op als etniciteit.” Niet zo gek met de woordenboekdefinitie van ‘creool’ in het achterhoofd: een afstammeling van Europeanen in Latijns-Amerika of het Caribisch Gebied. “Maar die veldwerker dacht waarschijnlijk: ‘Je bent niet goed snik’ en kruiste Kaukasisch/blank aan.” Dat schoot de man in het verkeerde keelgat; hij joeg de ABS-teller van zijn erf.
De Verenigde Naties schrijft het stellig in zijn richtlijnen voor volkstellingen: etnische identiteit is iets wat je zelf bepaalt. Overheden of veldwerkers mogen etniciteit dus niet opleggen. Dat zoiets niet altijd even gemakkelijk is in het etnisch meest diverse land van het Caribisch Gebied, weet Sno maar al te goed. Bij elke telling moet daarom kritisch gekeken worden naar de categorieën die het ABS gebruikt om de verschillende bevolkingsgroepen te benoemen. Ook is het nodig dat iedereen ongeveer hetzelfde verstaat onder die groepen. Vooral bij Afro-Surinamers leidt dat tot veel vragen en discussies.
Evenwicht
Creolen zijn historisch gezien een groep waarbinnen veel mensen in elk geval een beetje van gemengde afkomst zijn. Vroeger werd de ‘gemengde’ bevolkingsgroep door het ABS altijd samengevoegd met Creolen. Dat had een sociaal-politiek voordeel. Deed het ABS dat niet, dan sloeg de demografische balans over naar de Hindostanen. Op papier was er zo een evenwicht tussen de twee groepen. Socioloog Marten Schalkwijk roemt de samenstelling van de Surinaamse bevolking, van wie de grootste groep toch niet groter is dan dertig procent van het totaal. “Dat betekent dat geen enkele groep dominant is en je gedwongen bent om sámen te leven en oplossingen te vinden voor problemen.”
Dat administratieve evenwicht tussen Creolen en Hindostanen is er inmiddels niet meer. Sinds de vijfde volkstelling in 1980 constateert het statistiekbureau een dalende trend bij de Creoolse bevolkingsgroep. Eerst waren er nog 119.000 Creolen, daarna ongeveer 87.202 en dit jaar telde ABS er nog maar 84.933. In het rapport speculeert de organisatie over een oorzaak: “Hoogstwaarschijnlijk classificeren vele ‘Creolen’ zich thans als gemengd.”
Gemengd
Dat zou betekenen dat mensen die zichzelf eerst zagen als Creool, maar gemengde voorouders hadden, zich nu zien als ‘gemengd’. Hebben die twee etnische identiteiten dan een andere betekenis gekregen in de tussentijd? Volgens antropoloog Salomon Emanuels is dat niet waarschijnlijk. “Mensen zijn wat ze zijn. Ik denk niet dat er mensen zijn die afstand doen van hun Creoolse identiteit.”
Emanuels gelooft er “heilig” in dat de groep van gemengde afkomst alleen maar zal toenemen. “Jonge Surinamers hebben ontdekt dat het niet slecht is om met iemand van een andere groep een relatie te hebben.” Maar dat mensen zich opeens anders identificeren, dat denkt hij niet. De antropoloog ziet wel dat er heel veel mensen zijn die vragen hebben over hun identiteit, vanwege opa’s en oma’s met verschillende huidstinten, haarstijlen en oogkleuren. “Maar dat is niet zodanig dat het aantal Creolen zoveel vermindert”, concludeert hij.
Spectaculaire groei
Een andere beweging binnen de Afro-Surinaamse bevolking is de toename van het aantal Marrons, die het rapport zelfs “spectaculair” noemt. Die groei is volgens het ABS niet alleen te zoeken in de vele kinderen die Marronvrouwen krijgen. In 2004 bestond de grote groep mensen van wie de etniciteit niet bekend was omdat mensen dat niet hebben aangegeven vooral uit Marrons. Zij hebben bij de afgelopen telling hun etniciteit wel opgegeven.
Volgens parlementariër Marinus Bee komt dat andere doordat de negatieve bijklank van ‘Marron’ is afgezwakt. Veel Marrons zijn nu op een positieve manier zichtbaar zijn in onderwijs, sport en politiek. Dat zou betekenen dat de etnische identiteit ‘Marron’ is veranderd: van een gestigmatiseerde, onderontwikkelde groep naar een identiteit om trots op te zijn.
Wetenschappers wijzen echter ook op een rij andere verklaringen. Emanuels ziet de meest voor de hand liggende reden in de gewenning van boslandbewoners aan onderzoekers. “Vroeger wilde men niet graag meewerken uit achterdocht. Tegenwoordig zijn er zoveel organisaties uit de stad actief, dat Marrons minder wantrouwig zijn.” Dat de veldwerkers tegenwoordig niet allemaal alleen maar fotoman zijn, helpt volgens hem ook het cijfer omhoogduwen.
Emanuels gelooft wel dat de politieke participatie van Marrons een verschil maakt, maar op een andere wijze dan dat Bee aangeeft. Het is volgens hem ook zeer van invloed op het vertrouwen in de overheid: “Ze geloven nu dat de belangen overeenkomen. Help je de overheid, dan help je jezelf.”
Schalkwijk kijkt iets anders naar de groei van de groep. “Mensen zijn heel trots om Marron te zijn, dus het lijkt me sterk dat ze dat eerder niet wilden aangeven.” Als onderzoeker ervaart hij in het binnenland bovendien meer medewerking dan in de stad, waar het vaker voorkomt dat je de toegang tot een erf wordt geweigerd. De socioloog denkt dat het waarschijnlijk is dat men de vraag gewoon niet heeft begrepen in 2004. “Het is ook vreselijk duur om onderzoek te doen in het binnenland. Ik heb geen inzicht in de financiën van ABS, maar ik kan me voorstellen dat je niet drie keer teruggaat naar Kwamala als je budget dat niet toelaat.”
Wat de teller ziet
Eén manier om er zeker van te zijn dat mensen de ‘juiste’ etnische identiteit opgeven, is door de veldwerker te laten noteren wat hij of zij ziet. Schalkwijk noemt dat ‘dubbele identificatie’. “Het is niet ideaal, maar je hebt wel gegevens.” Hij erkent wel dat zoiets bij een ‘gewoon’ wetenschappelijk onderzoek gemakkelijker is dan bij een volkstelling. Je komt namelijk heel dicht bij het schenden van die heilige VN-regel: etniciteit leg je niet op.
Toch voelt ABS-directeur Sno wel iets voor zo’n controlemechanisme. “Iemand die er in alle opzichten uitziet als een Creool, maar een Chinese naam draagt, heeft natuurlijk het recht om te zeggen dat hij Chinees is. Maar wat ziet de enquêteur?” Het antwoord van de veldwerker zal niet opgenomen worden in de werkelijke telling, maar moet dienen als een test achteraf: hoeveel mensen lijken op de etnische groep die ze opgeven bij de census?
Afro-Surinamer
Een andere manier om de lastige invulling van etnische identiteit bij deze groepen op te vangen, is door hetzelfde te doen als Guyana. We nemen gewoon één overkoepelende categorie: Afro-Surinamers. Rudi Bottse, de voorzitter van de Stichting 1 juli Keti Koti, heeft bij het ABS gepleit voor deze paraplugroep. “Dat is de beste benaming voor iedereen van wie de voorouders uit Afrika kwamen. ‘Creool’ is een nietszeggend, achterhaald begrip”, stelt hij. De benaming moet volgens Bottse Afrikaans bewustzijn stimuleren. Wel zou hij graag zien dat er binnen de groep onderscheid gemaakt wordt tussen stads-, plantage- en boslandcreool.
Bottse kreeg zijn zin, maar niet helemaal hoe hij het voor ogen had. ‘Afro-Surinamer’ is als aparte categorie opgenomen in de volkstelling. “De bedoeling was, lijkt me, om de verschillen tussen Creolen en Marrons weg te werken”, zegt Sno, “maar nu is het gewoon een derde groep.” Socioloog Marten Schalkwijk noemt die beslissing “een beetje stom”. Zoals het nu is opgenomen, overlapt het met andere categorieën en snoept het aantallen van andere groepen.
Emanuels moet lachen om het initiatief. Hoewel hij ook de manier waarop het in het rapport is opgenomen in twijfel trekt, ziet hij er wel potentie in. “Voorstanders zeggen dat Creool en Marron eigenlijk hetzelfde zijn, met dezelfde Afrikaanse cultuur-historische achtergrond. Dat bewustzijn groeit, dus het zal me niet verbazen als deze groep bij de volgende telling zal groeien.”
De discussies over de namen van etnische groepen onderstrepen hoe uitdagend het is om in zo’n diverse samenleving te werken met statistische categorieën. Sno heeft echter het volste vertrouwen in de statistiek: “Het wordt pas een probleem wanneer de groep ‘overige/andere’ te groot wordt.” Intussen wacht hij op een aanvraag voor een nieuwe etnische categorie “wel met genoeg steun natuurlijk”: Surinamer.
[uit de Ware Tijd, 14/09/2013]

Zijn de stadscreool en de boslandcreool twee aparte bevolkingsgroepen?

door Irwin Maatrijk

Recentelijk heeft het ABS de resultaten van de achtste volkstelling bekend gemaakt. Daarbij kwam naar voren dat de Hindostanen nog steeds de grootste bevolkingsgroep zijn in Suriname en de boslandcreolen de hardst groeiende groep is. Zonder aan het werk van de wetenschappers te willen komen, vroeg ik mij voor de zoveelste keer in vele jaren af waarom de nakomelingen van de Afrikaanse slaven anno 2013 nog steeds verdeeld worden in stadscreolen en boslandcreolen. Waarom heeft de Surinaamse overheid deze racistische verdeling van de kolonisator klakkeloos overgenomen. En waarom hebben wij 38 jaren na de onafhankelijkheid nog steeds geen afstand genomen van dit hokjesjargon in de overheidsadministratie? Velen zullen aandragen dat de levensstijl van de boslandcreool verschilt van de stadscreool. Maar wat zijn de genetische verschillen? Wat is het genetische verschil tussen Carl Breeveld en Ronny Brunswijk? Of wat is het genetisch verschil tussen Guno Castelen en Ronald Asabina? Ik bedoel, kunnen wij nog steeds niet inzien dat één etnische groep gewoon in tweeën is gesplitst, waarbij de ene groep als superieur aan de andere groep wordt gezien? En waar hebben wij dit scenario reeds eerder gezien? Juist ja, in het Afrikaanse land Rwanda waar een deel van het zwarte ras werd wijsgemaakt door de oude koloniale krachten dat zij superieur waren aan de rest, omdat zij beter geschoold waren.
Gelukkig hebben wij in Suriname nooit hoogopgelopen spanningen gehad tussen boslandcreolen en stadscreolen zoals in Rwanda. Maar door de jaren heen is de boslandcreool wel uitgegroeid tot het zwarte schaap van de Surinaamse familie. Vaak genoeg als minderwaardig gezien ten opzichte van de stadscreool vanwege een lage scholing en een traditionele Afrikaanse levensstijl. Vaak genoeg afgeschilderd als de oorzaak van hoge criminaliteitscijfers en andere sociale problemen zoals wilde occupatie. Dit alles heeft ervoor gezorgd dat de aanduiding “boslandcreool” een heel negatieve en stigmatiserende lading heeft gekregen. De stadscreool met zijn betere scholing, bijna perfecte beheersing van de Nederlandse taal en quasi-Europese levensstijl, wil vaak niet geassocieerd worden met de boslandcreool. En aangezien de stadscreool de voorbije veertig jaren de politieke macht in Suriname in handen heeft gehad, is het niet verwonderlijk dat de politiek nooit iets gedaan heeft aan deze irrationele splitsing van de Afro-Surinaamse groep.
In mijn ogen blijft het een vreemde zaak dat de zwarte groep zo verdeeld wordt in de officiële overheidsadministratie. Waarom worden de nakomelingen van de inheemsen allemaal gewoon indianen genoemd? Waarom wordt er bij die groep niet gesproken over boslandindianen en stadsindianen? Is dit niet een vorm van discriminatie? Het woord boslandcreool is zo negatief geladen dat zelfs opsporingsdiensten vaak genoeg op het verkeerde been worden gezet. Bijna ieder slachtoffer van een beroving waarbij de dader van Afrikaanse afkomst is, geeft gemakshalve door aan de politie dat de dader een boslandcreool moet zijn. Hierdoor gaan opsporingsambtenaren vaak ook op zoek naar de verkeerde verdachten.
Het is hoog tijd dat de overheid en wij als samenleving een gezonde en constructieve discussie gaan voeren over deze discriminerende en segregerende aanduidingen. Het is zelfs zo dat mensen zich schamen om toe te geven dat zij van boslandcreoolse afkomst zijn. Ik blijf persoonlijk van mening dat boslandcreolen en stadscreolen gewoon allemaal nakomelingen van Afrikaanse slaven zijn en daarom genetisch tot dezelfde etnische groep behoren. Carl Breeveld en Ronny Brunswijk zijn gewoon twee negers, ongeacht of de één nou beter geschoold is dan de ander of er bepaalde tradities op nahoudt. Ze als twee verschillende bevolkingsgroepen bestempelen, is net zo vreemd als wanneer de Amerikaanse overheid bijvoorbeeld een hooggeschoolde blanke man die in New York woont en een laaggeschoolde blanke boer die op het platteland van Arkansas woont, als twee aparte bevolkingsgroepen zou beschouwen.
[uit de Ware Tijd, 12/09/2013]
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter