blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

Albert Helman en taal

door Lila Gobardhan-Rambocus

In juli 1996 organiseerde de Schrijversgroep ’77 in samenwerking met de secties Nederlands en Geschiedenis van het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) een herdenkingsbijeenkomst in het Surinaams Museum te Fort Zeelandia voor de toen overleden auteur Albert Helman, het pseudoniem van Lou Lichtveld. Verschillende personen roemden Helman. Het weekblad Kompas, dat helaas niet meer wordt uitgegeven, nam drie van de vier presentaties op in zijn editie van 5 en 11 augustus 1996. Een van de presentaties verzorgde ikzelf onder de titel ‘Helman als wetenschapper’. Hoewel Helman nooit een universitaire studie heeft afgerond, was hij dat wel, een erudiet persoon, omdat het niet alleen een diploma is, dat je die erkenning geeft. In 1962 kreeg Helman (59 jaar oud) van de Universiteit van Amsterdam (UvA) een eredoctoraat in de letteren.

 

helman-eredoctoraat-1962-joop-van-bilsen-anefo-gahetna-nationaal-archief-nl

Lou Lichtveld ontvangt zijn eredoctoraat in de taalkunde aan de Universiteit van Amsterdam (1962). Foto © Joop van Bilsen

Dat gebeurde op voordracht van prof. Dr. W.G. Hellinga, die van oordeel was dat Helman zich verdienstelijk had gemaakt, niet alleen als literator, maar ook als beoefenaar van de taal- en literatuurkunde. Prof. Hellinga was als taalkundige verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en had in 1949 samen met prof. Willem Pée uit Vlaanderen het eerste grote taalonderzoek in Suriname verricht. In die periode stond hij in nauw contact met Helman en benadrukte vooral diens taalkundige prestaties, aan wie hij een in wetenschappelijk opzicht volkomen verantwoord inzicht in taalgebruik en taalcultuur toebedeelde. Onder Helmans bul stonden meer dan honderd handtekeningen, omdat de hoogleraren van alle faculteiten er prijs op stelden te laten zien dat Helman niet alleen een veelzijdige wetenschappelijke belangstelling had, maar dat hij zich ook daadwerkelijk op de desbetreffende terreinen had bewogen. Helman zelf vond dat een grote erkenning, omdat hij er altijd naar gestreefd had een Renaissance-mens te zijn.

.
Creolistiek
Helman heeft Nederlandse taal- en letterkunde gestudeerd, maar het examen niet gehaald. Hij maakte daar ruzie over met zijn hoogleraar, maar het mocht niet baten. Hij was toen 22 jaar oud. Een paar jaar later ging hij zich verdiepen in de creolistiek. Die naam bestond toen nog niet. In 1928 begon hij een serie artikelen te publiceren in de West-Indische Gids onder de titel ‘Afrikaanse resten in de Creolentaal van Suriname’. Deze artikelen zouden ook in onze tijd zo geschreven kunnen zijn. Ze waren, volgens Helman, een samenvatting van een hoofdstuk uit The Creole languages of Surinam, een boek dat naar mijn weten niet is uitgekomen. Hij stelde dat de creooltaal van Suriname, i.c. het Sranan, toen Neger-Engels genoemd werd, maar dat de nadruk vooral op Neger moest vallen, omdat dat element veel belangrijker was dan het Engelse of het Portugese. In woordenschat, fonetiek, grammatica en syntaxis was het een Negertaal gebleven met haast alle uiterlijke en innerlijke kenmerken van een Afrikaanse taal, die wel veel Europese woorden adopteerde, maar ze volgens de regels van het Sranan, toen Neger-Engels, Nengretongo of Nengre genoemd, behandelde. Helman baseerde zich overigens op Herlein (Beschrijvinge van de volksplantinge Suriname, Leeuwarden, 1718) als de eerste bekende bron, die het Neger-Engels een Afrikaanse mengtaal noemde. Eerst in de jaren zestig van de vorige eeuw begonnen taalwetenschappers te beseffen dat creooltalen eerder Afrikaans waren dan afleidingen van een of meer Europese talen of zoals Helman het verwoordde: eerder Neger-dan-Engels.

 

doctorsbul

De doctorsbul van Lou Lichtveld met handtekeningen van alle aanwezige hoogleraren

 

Deze zienswijze was nieuw en viel wetenschappers van toen [de jaren ’20 – red CU] in Nederland op. Zo ook de commissie onder voorzitterschap van dr. H.D. Benjamins, die voorbereidingen trof voor een leerstoel Caraïbistiek aan de Rijksuniversiteit van Leiden (toen nog West-Indische zaken genoemd). Zij wilden hem de leerstoel aanbieden, omdat hij daar het meeste voor in aanmerking kwam. Helman dacht dat ‘zijn bedje was gespreid’ (dat waren zijn eigen woorden), en hij ging nog meer studeren om zich op zijn toekomstige baan voor te bereiden. En toen ging dat niet door, omdat de leerstoel betaald zou worden door het Ministerie van Koloniën, en dat ministerie wenste onder geen enkele voorwaarde de man te financieren die een paar jaar daarvoor de epiloog van Zuid-Zuid-West had geschreven. Deze epiloog uit zijn prozadebuut van 1926 is een aanklacht tegen het Nederlandse koloniale beleid. Helman noemde deze bladzijde de duurste uit zijn leven.
Helman had dus uitgesproken opvattingen over taal, de Surinaamse taalsituatie en het onderwijs. Dat laat de studie van Michiel van Kempen [Rusteloos en overal] steeds weer duidelijk zien. Hij beschrijft in zijn tiende hoofdstuk de zienswijze van Helman. Hij was als kind van 12 jaar voor verdere opleiding naar Nederland gestuurd en kwam als volwassen persoon naar Suriname terug, aanvankelijk om lezingen te verzorgen en om Hellinga en Pée bij hun taalonderzoek te assisteren. Voor zijn komst hield hij in Nederland een causerie, met als titel ‘De culturele koers van Suriname’. Uitgaande van de samenstelling van de bevolking meende hij dat er binnen het onderwijs gewerkt moest worden aan een tweetalenstelsel, waarbij het Nederlands een middel zou moeten zijn om deel te nemen aan het verwesteringsproces en om kennis te nemen van de talen van de naburen: Engels, Frans en Spaans. Scholen voor vervolgonderwijs moesten er komen, zodat kinderen zoals hij, niet op jonge leeftijd naar het buitenland gestuurd moesten worden. Als minister van Onderwijs heeft hij er dan ook voor gezorgd dat in december 1949 de Surinaamse Kweekschool (SKS) werd opgericht en een paar maanden later de Algemene Middelbare School (AMS). Deze AMS was een kopie van een middelbare school, zoals die in Nederlands-Indië was opgericht.
In 1956 organiseerde de Surinaamse Mulovereniging een onderwijscongres. Helman hield voor het gehoor een lezing over de talenstudie bij het mulo en stelde onder meer dat de leerlingen ‘vlot, beschaafd en zonder aarzeling’ de Nederlandse taal zouden moeten beheersen, omdat het een schooltype voor algemene vorming betrof. Daarnaast moesten ze een vreemde taal, Engels, kennen. Meer hoefde niet, maar mocht het nodig zijn nog een vreemde taal te onderwijzen, dan kwam Spaans daarvoor in aanmerking. Rond 1960 werd Spaans een verplicht vak, wat een verdienste van Helman genoemd kan worden. Hij was ook de eerste persoon, die erkende dat ons Surinaams-Nederlands zich ontwikkelde tot een eigen variant van het Nederlands. Al in 1954 had Helman Green Pastures, een toneelstuk van de Amerikaanse schrijver Marc Connelly, in het Surinaams-Nederlands vertaald.

 

94b-algemene-middelbare-school

De door Lichtveld/Helman opgerichte AMS

Een cultureel werkplan voor de West
Albert Helman had in maart 1948 vanuit Nederland een nota geschreven over het cultuurbeleid in Suriname onder de titel ‘Een cultureel werkplan voor de West. Enkele beschouwingen en suggesties’. Volgens hem moest aandacht besteed worden aan volksontwikkeling, volksvoorlichting, kunst voor het volk, onderwijsbeïnvloeding door versterking van het culturele element bij het onderwijs en de vrije jeugdvorming. Hij meende dat de afstammelingen van negers (!) en de zogenoemde Creolen het meest toegankelijk waren voor de westerse cultuur, omdat zij voor het overgrote deel Nederlands verstonden, het geringste percentage analfabeten kenden en de groeiende Surinaamse intelligentia vormden. Hindostanen en Javanen echter, waren toen voornamelijk kleine landbouwers van geringe ontwikkeling, die nog vreemd stonden tegenover de westerse beschavingsuitingen, de Nederlandse taal niet beheersten en in menig opzicht vergeleken konden worden met de eenvoudigste dessa-bewoners van Java. Ze waren wel op weg, meende hij. Misschien was Helman daarom fel gekant tegen het algemeen kiesrecht in 1949. Hij stelde wel een voorstander te zijn, maar de kiezer moest het hem toegekende recht kunnen realiseren, omdat er anders ongelukken zouden gebeuren. Kiesrecht verlenen aan mensen die er niet mee kunnen omgaan, is hetzelfde als een scheermes in de handen van een kind (De West van 26 augustus 1946). Gelukkig is het algemeen kiesrecht wel gekomen, dankzij een amendement in de Tweede Kamer van mw. Tendeloo van de Katholieke Volkspartij. Het is daarom jammer dat Helmans ministerschap zo kort van duur was.
Volkslectuur
Helman besloot in Suriname te gaan wonen. In maart 1958 werd de Stichting Volkslectuur Suriname opgericht, ook naar het voorbeeld van Nederlands-Indië. De eerste directeur werd Lou Lichtveld. Zijn taak was onder meer algemene richtlijnen te geven voor publicaties. Het ging in dezen om het publiceren van leesstof voor mensen, die aanvankelijk leesonderwijs hadden genoten, maar voor wie lezen nog niet iets gewoons was geworden. Daarvoor gaf het bureau in 1958 een woordenlijst uit: Basisch Nederlands voor Suriname. Het was een soort ‘vertaling’ van een versie uit Nederlands-Indië, maar Lichtveld heeft zijn bron nooit prijsgegeven, terwijl hij heel veel moeite heeft gedaan om die te bemachtigen. Hiernaast werd ook een Taalbureau in het leven geroepen, dat samen met Volkslectuur moest zorgen dat binnen enkele generaties de gehele bevolking een redelijke vertrouwdheid zou hebben met het Nederlands. Dat is inderdaad gelukt, maar of dat is gekomen door deze twee bureaus is niet goed na te gaan.

 

Caraibisch Passiespel
Herinnering
Helman heeft ook in opdracht van de Stichting voor Culturele Samenwerking, Sticusa, het Passiespel herschreven, dat daarna ook nog is uitgevoerd. Als kind heb ik zijn uitvoering gezien. Veel verstand had ik daar toen niet van, omdat ik niet christelijk ben opgevoed, wel liberaal. Voor mij was het een prachtige voorstelling, waar ik nu nog tijdens de lijdensweek altijd aan herinnerd wordt. Nog een herinnering wil ik op deze pagina delen. Toen ik in 1975 in Utrecht mijn eerste examen deed voor de studie Nederlandse taal en Letterkunde had ik ook werken van Albert Helman op mijn literatuurlijst staan. De eerste vraag, die mij tijdens het mondeling examen gesteld werd, was de volgende: ‘Welke vogel speelt een rol in De stille plantage?’ Ik was stil, want die vraag kon ik niet beantwoorden. Het examen heb ik wel gehaald en thuis heb ik het meteen opgezocht. Het was de begin zin van hoofdstuk 10. Het citaat volgt hieronder.
‘De vogel Melancholica wiekt met zijn vleugels langs de grauwe lucht. Hij strijkt op wiegelende kruinen neer, die reeds van dorheid bruinen; alle vogels vluchten naar een verder woud, want waar hij komt wordt schaduw, trage regen en een zacht geschrei over het land gespreid. Alleen voor wie hem kennen is hij welkom, zonder dat hij ooit een nieuwe boodschap brengt.’
Over Helman kan nog veel meer geschreven worden. Het is bewonderenswaardig dat Van Kempen deze biografie heeft gepubliceerd. Echt monnikenwerk! Van Kempen laat zien dat de mens Lou Lichtveld inderdaad de wereldburger werd die hij altijd had willen zijn.


Van de redactie van de Ware Tijd Literair

De lezer van de literaire pagina van de Ware Tijd treft vandaag weer twee bijdragen aan die elk een onderwerp bespreken uit de biografie van Albert Helman die Michiel van Kempen schreef, zoals vorige week aangekondigd. De ene gaat over het liefdesleven van Helman, de andere over zijn mening over de taalsituatie in Suriname. Het gedicht ‘Jagersliefde’ uit de bundel Adyosi completeert deze pagina.
In 1998 kwam de bibliografie van Naipaul uit, A friendship across five continents geschreven door zijn vroegere vriend Paul Theroux. Vooral het liefdesleven van Vidjai Naipaul, en daarin zijn houding ten opzichte van vrouwen, werd onder de loep gelegd. De grote schrijver van Trinidad kwam er niet best van af. De vriendschap was wel over.
Zoals Naipaul zich ook ongenadig over Trinidad kon uitlaten, zo heeft Helman dat ook over Suriname gedaan. Ook over de vrouwen. Men draagt hem dat nog steeds na. Van de ene kant kan daar begrip voor worden opgebracht, maar van de andere kant zijn het momentopnamen van een kritische geest. Op Trinidad heeft een groep wetenschappers essays over Naipaul gebundeld en hem zo een ode gebracht: Created in the West Indies. Caribbean perspectives on V.S. Naipaul. (2011).
Wat is de betekenis geweest voor de literatuur en voor Trinidad? Hier zou de Duitse uitdrukking niet misstaan: ‘Was sich liebt, das neckt sich’ (wie van elkaar houdt, die plaagt elkaar.). Een dergelijke essaybundel voor Helman: het zou prachtig zijn. Jammer dat hij het niet meer zal kunnen lezen.
Een persoonlijke noot van Hilde Neus: ‘In die tijd verkeerde Helman nog in de kringen van de katholieke schrijvers- en kunstgroep De Gemeenschap. Hij bezocht vaak het kasteeltje van Wiegersma in Deurne. Ik ook vroeger, omdat mijn grootmoeder daar vandaan kwam. De lijnen zijn soms verrassend kort, ik ging school op het Anton van Duinkerkencollege, waar mevrouw Knuvelder, dochter van de grote schrijver van een Literatuurgeschiedenis, de scepter zwaaide. Beiden waren ze gelieerd aan De Gemeenschap’.

[uit de Ware Tijd Literair, 17 december 2016]

Een correctie (redactie dWTL), 7-1-2017:
Lila Gobardhan Rambocus wil iets doorgeven dat gecorrigeerd dient te worden: ‘De studie van Michiel van Kempen heb ik vooralsnog scannend gelezen. Mijn vriendin Eva Essed wees mij erop dat Lichtveld op 10-jarige leeftijd wel met zijn ouders -zijn vader had grootverlof- naar Nederland was vertrokken, maar dat zij hem bij de paters in Roermond achterlieten toen zij terugkeerden naar Suriname. Hij was daar erg ongelukkig en op 12-jarige leeftijd kwam hij naar Suriname terug, vertrok enige jaren later voor studie naar Nederland en kwam in 1946 weer terug naar Suriname.’

 

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter