blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

Afscheidsrede Staatsraad voor Aruba mr.dr. A.G Croes

Rede bij het afscheid van de Raad van State, uitgesproken door Staatsraad voor Aruba mr.dr. A.G Croes op 1 juni 2016

Om met de deur in huis te vallen: de perceptie op grond waarvan de besluitvorming in het Koninkrijk geschiedt en dien ten gevolge ook de aard van de werkzaamheden van de Raad van State van het Koninkrijk wordt al een halve eeuw bepaald door de stand van de Nederlandse geldkraan.

croes

Als dank voor zijn inzet voor Aruba kreeg Mito Croes een foto die Humberto Tan op Aruba heeft gemaakt

In hun monumentaal werk met de alleszeggende titel Knellende Koninkrijksbanden wijzen prof. Gert Oostindie en dr. Inge Klinkers op wat zij noemen een ‘verrassende consistentie’ in het Koninkrijk: de Nederlandse ‘ontwikkelingshulp’, zo werd het vroeger genoemd, was altijd als tijdelijk bedoeld.
En dat is zo sinds de ontwikkelingshulp naar de West in omgekeerde richting begon te stromen.
Dan is er nog de andere verrassende consistentie: de premisse in Nederland, dat de geldkraan alsmaar open blijft is louter te wijten aan het feit dat de eilanden hun overheidsfinanciën niet op orde hebben. En dat is weer enkel het gevolg van ondeugdelijk financieel beheer en corruptie. Ergo, als ondeugdelijk financieel beheer en corruptie in de West verbannen zouden worden zou de Nederlandse geldkraan voorgoed dicht kunnen.
Deze premissen bepaalden de dynamiek in de relatie tussen Nederland en de Caribische eilanden in de afgelopen halve eeuw.

Voor politiek Nederlands was het grote probleem dat Nederland niet meer kon doen dan ‘pappen en nathouden’. Want volgens het Statuut behoorden het financieel beheer en de overheidsfinanciën in de West tot de zgn. landsaangelegenheden.
Tot wij dus een jaar of zes geleden de oplossing vonden. Althans voor de vijf eilanden van de Nederlandse Antillen. Een quick fix.

De vijf eilanden van de Nederlandse Antillen kregen een schuldsanering maar in ruil daarvoor moesten zij onder Nederlands financieel toezicht komen. Zij moesten gaan voldoen aan Europese begrotingsnormen en met harde hand zou onder leiding van de CFT, net als in Nederland, bezuinigd en hervormd worden.
Tegelijkertijd werd door Nederland, een nieuwe doctrine ingevoerd: ‘de kalf richting put doctrine’. Ingrijpen door Nederland in de landsaangelegenheden op grond van artikel 43 lid 2 Statuut zou voortaan niet alleen maar kunnen – zoals het Statuut voorschrijft – als er geen redres in het betrokken land meer mogelijk is – dus ‘als het kalf verdronken is’ – maar zou ook moeten kunnen als het kalf zich, volgens Nederland, richting de put begeeft.
En hierbij zou Nederland dus niet gehinderd mogen worden door een onafhankelijke instantie die de rechtmatigheid van zo’n ingrijpen zou kunnen toetsen.
Een sluitend systeem dus, een quick fix, dat – binnen vijf jaar – zou moeten leiden tot de situatie dat het kalf definitief gered en gezond is, en dus ook de geldkraan definitief dicht is.

De financiële gezondheidstoestand van het Caribische kalf lijkt mij het meest eenvoudig vast te stellen op de drie BES-eilanden.
Bonaire, Sint Eustatius en Saba maken nu al vijf en een half jaar deel uit van het Nederlands bestel. Het zijn drie kleine eilanden. Samen hebben zij nog geen 25 duizend inwoners (dus circa een kwart minder inwoners dan de dicht bij de Kneuterdijk gelegen Schildersbuurt).
Dus het gaat om een vrij overzichtelijk geheel.
Het zou dus eigenlijk niet anders kunnen dan dat na vijf en half jaar noeste arbeid van vele tientallen Nederlandse ambtenaren de BES nu over het beste financieel beheer en meest integer bestuur van het westelijk halfrond beschikken en daar de geldkraan nu wel definitief dicht moet zijn.

Is dit zo ? Een reality check, nu na vijf en een half jaar lijkt mij op zijn plaats.

Wel niet helemaal, na ruim vijf jaar bezuinigen en hervormen stuurt Nederland nu op jaarbasis tussen de 150 tot 200 miljoen Euro naar die drie BES-eilandjes met samen 25 000 inwoners. En volgens een onafhankelijk rapport moet daar nog heel wat procenten bij om de verarming op die eilandjes te bestrijden.
Dus de geldkraan druppelt niet meer als vroeger maar is nu wagenwijd open.

Hoe kan het zijn dat de grondige hervormings- en bezuinigingsoperatie en invoering van een financieel regime dat goed werkt in de EU een volkomen averechts gevolg heeft ?
Ik zal het kort houden.
Ik zou best de stelling willen verdedigen dat een tekort van 10% op de begroting van Bonaire – bij een voorzieningenniveau dat wij in het Koninkrijk acceptabel vinden – equivalent is aan een overschot van 10% op de Nederlandse begroting
Of anders gezegd, dat het onverkort toepassen op de zeer kleinschalige eilanden van de CFT doctrine: dat is drastisch bezuinigen zonder flankerende maatregelen om de sociaal-economische achteruitgang te mitigeren, en bijvoorbeeld justitie en onderwijs op peil te brengen en vooral ook de economie te stimuleren – louter om te kunnen voldoen aan Europese begrotingsnormen getuigt van ondeugdelijk bestuur. Ondeugdelijk bestuur, met op langere termijn (en nu dus voor de BES al op korte termijn zichtbare) ernstige financieel-economische en sociale gevolgen.
Dus: penny wise, pound foolish.

En dit was ook zes jaar geleden te voorzien.
Sinds het Verdrag van Amsterdam wordt in EU-verband al gerefereerd aan de inherente en dus permanente handicaps van de insulaire kleinschaligheid (artikel 299 lid 2 van het Unieverdrag).
De Raad dient gezien de structurele economische en sociale situatie van de ultraperifere gebieden, die wordt bemoeilijkt door de grote afstand, het insulaire karakter, de kleine oppervlakte, een moeilijk reliëf en klimaat en de economische afhankelijkheid van enkele producten, welke factoren door hun blijvende en cumulatieve karakter de ontwikkeling van deze gebieden ernstig schaden, specifieke maatregelen aan te nemen. Vandaar ook het bijzonder regime voor de ultraperifere gebieden.
In VN-verband werden de inherente en dus permanente ernstige nadelen van de insulaire kleine schaal al onderkend in de beginjaren 90. Dit in het kader van de SIDS (Small Islands Independent States) problematiek. En tenslotte worden de inherente en dus permanente ernstige handicaps van insulaire kleinschaligheid sinds jaar en dag ook in Nederland onderkend ten aanzien van de Waddeneilanden.

Alweer blijkt in ons Koninkrijk dat wij niet kunnen abstraheren van de Caribische realiteiten. Ook niet als wij de Haagse ficties vastleggen in een consensuswet en ons tegen beter weten in laten leiden door de wishful thinking dat als in de West Nederlands hoger toezicht wordt ingevoerd en daar, naar Nederlands/EU-model hervormd en bezuinigd wordt, er geen tekorten op de begrotingen meer zullen zijn en dus de geldkraan dicht kan.
Het voorbeeld van de BES laat zien dat de gevolgen juist averechts kunnen zijn.
Dit is overigens voor de tweede keer dat wij het zo in het Koninkrijk proberen.
Het Nederlands beleid van drastische bezuinigingen en hervormingen zonder investeringen – ondanks het advies van de IMF om dat te doen – ten aanzien van de regering-Pourier heeft destijds geleid tot een ‘regime change’ en een neerwaartse economische spiraal waar de Nederlandse Antillen nooit uit zijn gekomen.
En uiteindelijk tot de schuldsanering van 10-10-10.
Penny wise bleek zeer pound foolish te zijn.

Maar zijn er dan geen alternatieven?
Ja, er kan ook op creatieve wijze gestreefd worden naar meer synergie tussen de rijksdelen en samen gezocht worden naar win-winsituaties om de nadelen van de kleine schaal te mitigeren en de economie te stimuleren.
Aruba, waar sprake was van een, door de zgn. ‘dubbele dip’ (de sluiting van de raffinaderij en de terugval van het toerisme door de wereldcrisis enkele jaren terug) veroorzaakt begrotingstekort van 9.4 % heeft in drie jaar tijd dit tekort teruggebracht tot twee percent. En Aruba hoopt volgend jaar 0% begrotingstekort te hebben.
En dit geheel op eigen kracht, zonder enige steun van Nederland. Integendeel Nederland weigert om de op het recalcitrante Aruba in de crisisjaren toegenomen schuld te laten herfinancieren tegen de nu voor al de overige landen in het Koninkrijk geldende lagere rentetarieven. Ook al kost dat Nederland dus geen cent.

Kortom, het lijkt mij sterk dat in de toekomst de Raad van State Curaçao en Sint Maarten gehouden kunnen blijven achten aan de uitvoering van een nota bene op consensuswetgeving gebaseerd regime als objectief blijkt dat dat onverkorte toepassing van dat regime voor deze eilanden – en overigens uiteindelijk ook voor Nederland – negatieve consequenties heeft. En zeker als er alternatieven bestaan.

Een tweede aspect van de Koninkrijksrelaties dat ook medebepalend is voor de werkzaamheden van de Raad van State is de benadering van de met het financieel aspect samenhangende problematiek van integriteitsbevordering en criminaliteitsbestrijding in de Caribische delen van het Koninkrijk.

Ik zal hier het voorbeeld van Sint Maarten nemen ter illustratie.

De minister van Justitie van Sint Maarten, oud Staatsraad Dennis Richardson, maakte zich bij zijn aantreden zorgen over de criminaliteit op het eiland en vroeg om technische bijstand in Nederland voor versterking van het opsporingsapparaat.
Dit wordt geweigerd. Het wantrouwen was te groot.
Met veel machtsvertoon moest met harde hand eerst onderzoek worden gedaan.
Inmiddels zijn er dus in twee jaar tijd vier rapporten over de bestuurlijke integriteit en criminaliteit op Sint Maarten verschenen.
In totaal dus circa een regel tekst voor elke inwoner van Sint Maarten. De verwachte en overal gezochte ‘smoking guns’ zijn niet gevonden.
Maar als er iets is dat alle rapporten aanbevelen is dat wel betere samenwerking tussen alle betrokkenen en het versterken van het politie-apparaat.
Hoe is nu de toestand nu na het verschijnen van al die rapporten ?
Ook hier een reality check.
Volgens de laatste zgn. Voortgangsrapportage – tot begin dit jaar – is er nu geen geld voor uitbreiding van de politie-opleiding en zijn er inmiddels 30 mensen weg bij de politie.
Dus zou ik haast zeggen tijd voor een nieuw onderzoek.

Ook de louter op wantrouwen gebaseerde aanpak van integriteitskwesties en criminaliteit die we de afgelopen jaren met betrekking tot Sint Maarten hebben gezien is niet nieuw in ons Koninkrijk.
In de jaren 90 was er sprake van een ander eiland dat in de Tweede Kamer door o.m. kamerlid Bolkestein werd gekwalificeerd als roversnest.
Aruba dat door de sluiting van de olieraffinaderij medio jaren 80 plotsklaps te maken kreeg met verlies van overheidsinkomsten van 50% en een werkloosheid van meer dan 30 procent kende al in de eerste drie jaren van de Status Aparte een gemiddelde economische groei van 15 procent per jaar (wat in de jaren 90 is afgevlakt naar een gemiddelde economische groei van meer dan 5 %). Dat terwijl het op de overige eilanden kommer en kwel was.
De enige verklaring in Nederland voor dit fenomeen was dat Aruba, en met name de regering van Aruba in handen was gevallen van de Colombiaanse en Italiaanse drugsmaffia. En de belangen van de kartels werden dus in Europa op kundige wijze behartigd door ondergetekende in zijn functie als gevolmachtigde minister.

Aruba en Nederland raakten in – en ik citeer het rapport Met Alle Respect – ‘een draaikolk van escalatie van tegenstellingen waarin normaal overleg over de verschillende gezichtspunten en de wederzijdse punten van zorg en kritiek niet meer mogelijk is’.
Hoe zijn we toen nu 20 jaar geleden uit deze draaikolk gekomen ?
Wel, Aruba nam het initiatief om te eisen dat een klein gezelschap van verstandige personen gevraagd zou worden om een reality check te doen – dus om ter plekke na te gaan of die percepties in Nederland waarop het Nederlands beleid gebaseerd was klopten.
Het is uiteindelijk een heel kleine commissie geworden. Van slechts twee personen: oud-justitieminister (en oud-hoogleraar) Job de Ruiter en Meindert Wijnholt, oud-Staatsraad die rechter is geweest in alle landen van het Koninkrijk (inclusief Suriname) en onder meer president was van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Raadsheer bij de Hoge Raad was.
Deze heren hebben een heel kort en heel leesbaar rapport uitgebracht. Minder dan 100 pagina’s.
De eerste van de ‘conclusie en aanbevelingen’ luidde, ik citeer ” Herstel van vertrouwen tussen de Arubaanse en Nederlandse autoriteiten moet plaatsvinden door openhartige gedachtewisseling en gemeenschappelijke inspanningen …..’ Ten aanzien van de regering van Aruba is de commissie niets gebleken, wat een op vertrouwen gebaseerde samenwerking in de weg zou staan.
De commissie vroeg zich overigens ook af. Ik citeer: Hoe is het mogelijk dat het voortwoekerend proces nergens is onderbroken door de direct verantwoordelijken ?

Ik denk dat deze vraag vandaag weer relevant is. En ik ben ook van mening dat als de premissen waarop het Koninkrijksbeleid gebaseerd is niet helemaal blijken te kloppen en het beleid zelfs tot een averechts resultaat leidt het hoog tijd is dat wij weer beginnen met openhartige gedachtewisseling en gemeenschappelijke inspanningen.
Wellicht dat de Raad van State van het Koninkrijk als hoogste adviesinstantie van het hele Koninkrijk hierbij een rol als katalysator kan spelen.
Tenslotte wil ik hierbij ook nog opmerken dat wantrouwen en onterechte verdachtmakingen vooral als het integriteit van mensen betreft heel diep raken.
Dit wordt m.i. te vaak vergeten bij het stellen van die Kamervragen over de West louter voor de Nederlandse politieke consumptie.

Tenslotte is er nog een ander element in de Koninkrijksverhoudingen waar ik mij persoonlijk zorgen om maak.
Het waarborgen van de fundamentele rechten van de mens – in alle landen van het Koninkrijk – is volgens het Statuut een Koninkrijksaangelegenheid. Rapporten, zoals het rapport van de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI) dienen m.i. hoog op de Koninkrijksagenda geplaatst te worden. Op de agenda van de regeringen maar ook van de Koninkrijksregering en van het parlementair contactplan. Overigens geloof ik niet dat het beledigen van anderen in ons Koninkrijk behoort tot de fundamentele menselijke rechten en vrijheden die in het Statuut beschermd worden. Aan de andere kant kan het niet zo zijn dat in het Koninkrijk een student uit de West niet ongestoord op straat kan lopen en fietsen maar geregeld naar het politiebureau in de Schilderswijk wordt gebracht om verhoord te worden. Omdat hij ‘past in het profiel’.
Enige weken geleden hield professor Ernst Hirsch Ballin een indrukwekkende rede met als titel Tegen de stroom. De rede werd uitgesproken op de plek waar onder leiding van de jonge Curaçaose verzetsheld George Maduro een moedige verzetsdaad is gepleegd.
Wat gezegd is over George Maduro geldt overigens ook voor de nog jongere Arubaanse verzetsheld Boy Ecury die ook ‘tegen de stroom’ in ging en door de Duitsers ver van familie en vrienden op de Waalsdorpervlakte is gefusilleerd.
Boi was 22 jaar toen hij, na het verlaten van de kerk, werd gepakt.
Ik moest er bij het aanhoren van de toespraak van professor Hirsch Ballin aan denken dat George en Boy (die al vanaf zijn twintigste door de Duitsers werd gezocht) veel eerder zouden zijn gearresteerd en vermoord als zij toen, zoals VVD-kamerlid Bosman wenst, een Nederlands paspoort met een ander kleur kaft hadden gehad.

Ik sluit af.
Uiteraard met een positieve noot.
Wat ik betoog komt er op neer dat in het Koninkrijk room for improvement is.
En dat daarbij een mooie taak voor de Raad van State van het Koninkrijk weggelegd.
Er is nu inderdaad sprake van grote wrijving in het Koninkrijk maar we moeten putten uit de Chinese wijsheid: Hoe groter de wrijving hoe mooier de glans.
Tenslotte, het was goed toeven bij de Raad van State, ik zou de collega’s en allen die mij de afgelopen jaren hier bij de Raad van State op de een of andere wijze hebben bijgestaan van harte willen bedanken.
Nogmaals bedankt.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter